donderdag 27 oktober 2011

Waterplezier in Brazilië



Het is herfst in Nederland. Bladeren vallen van de bomen. Een nieuwe en waarschijnlijk strenge winter in het verschiet, mogen de voorspellingen van meteorologen kloppen. Het is lente in Brazilië. De regentijd begint, bomen en struiken geven nieuw leven aan overheerlijke vruchten. Een wellicht weer erg natte zomer ligt in het verschiet. Rivieren lopen over, ongetwijfeld weer overstromingen die de laatste jaren voor veel ellende zorgen. Complete dorpen onder water, mensen raken huis en haard kwijt en ze hebben al zo weinig. Wat een gekke wereld. Als Nederlanders in hun eigen landje opgewonden de schaatsen onderbinden om een tochtje op bevroren water te maken, moeten Brazilianen in hun eigen continent op hetzelfde moment het vege lijf redden voor massa´s niet bevroren water. Wat kan het toch verkeren.
Maar het draait ditmaal niet om de ellende dat water teweeg kan brengen, maar om de vreugde. Om waterplezier. En wat is er dan mooier dan een mooie lauwe schone zee, een mooi schoon wit strand en een mooie warme zon? Als het om (zonne-)baden gaat. Zeg het eerlijk. Niets toch? Geen zwembad, geen meer, geen rivier kan daar tegen op. Maar is het echt waar? Ontboezeming vooraf. Ik ben gek op water. Altijd geweest. Wat dat betreft zit ik in Brazilië gebeiteld. Het enorme land, meer dan honderdvijftig maal groter dan Nederland, heeft water om te baden in alle varianten denkbaar. Daar maak ik, als het even kan, dan ook dankbaar gebruik van. Zwembaden, warmwater-zwavelbaden, zeeën (Brazilië heeft 7.200 kilometer kustlijn, reken de strandwinst maar uit), meren en grote rivieren die op binnenzeeën lijken en verborgen riviertjes in het binnenland waar de vissen over de voeten zwemmen en het water gewoon te drinken is. Prachtig.
In Nederland veel naar de zee geweest. In de tijd dat ik in Roosendaal woonde en werkte, vaak naar de Zeeuwse stranden, zoals Dishoek (foto rechts). Maar ook naar Vlissingen, uiteraard Scheveningen en feestpaviljoens in Zandvoort, in de pubertijd naar een strandfeest in het Noordhollandse Bergen aan Zee, naar Ameland en Texel. In Nederlandse rivieren en meren heb ik nooit een duik genomen. Vanwege toename van vervuiling vraag ik me af of er nog wel schone rivieren of riviertjes in Nederland zijn waar een bad aan te raden is. Wie het weet, mag het me schrijven.
In Brazilië heb ik veel geluk. Mijn huis zal in drie verschillende staten, in drie verschillende plaatsen, staan. In de hoofdstad Goiãnia van de boerenstaat Goiás in het centrale westen, in het toeristendorp Porto Seguro aan zee, het zuiden van de staat Bahia, en in Poços de Caldas, het zuiden van de staat Minas Gerais. Drie plaatsen met veel badwater in de omgeving (foto boven, waterval in Poços de Caldas). Daarbuiten ken ik de stranden van Rio de Janeiro redelijk tot goed en ben eens een lang weekeinde in Búzios geweest.
Een nadere uiteenzetting over zee en strand in Brazilië. De mooiste stranden liggen in het noorden en noordoosten van het land. Dat zal geen geheim zijn voor een beetje Braziliëkenner. Op de stranden van Ipanema, Leblon en Copacabana in Rio de Janeiro valt altijd wat te beleven, maar het predikaat bounty krijgen ze van mij niet. Niet indrukwekkend. Daarentegen wel echt Rio de Janeiro. Op hete dagen en in het weekeinde bomvol. Met aparte gedeeltes om te (voet-)volleyen. Met knappe hoertjes, met gauwdiefjes uit favela´s (oppassen op uw spulletjes), de krottenwijken, met plaatselijke beroemdheden, met hele grote families. Het is aan te raden om bijna niks mee te nemen naar die stranden en baden in de zee af te wisselen met strandwandelingen. Om het volk van Rio in bijna naakt maar vol ornaat te bewonderen (foto rechtsboven, een vol strand op Copacabana).
Wie geen probleem heeft om in Rio de Janeiro in een bus of auto te stappen voor een rit van 165 kilometer, zou een keer naar Búzios moeten. Búzios is een schiereiland met een lengte van acht kilometer en kent 23 verschillende stranden en die zijn absoluut fraaier dan die in Rio. Het is wel erg toeristisch, maar dat is geen nadeel. Genoeg strand voor iedereen. Indrukwekkend zijn de kleinere strandjes, omgeven door rotsmassieven (foto links). Er is langs te zwemmen, maar dan moet je wel echt kunnen zwemmen. Dan kun je hier en daar een rots in en dat is adembenemend. De Braziliaanse vriend die mij uitnodigde voor een weekeindje Búzios zal ik nooit vergeten. Hij kende de stranden en het dorp. Met zijn auto reden we even buiten de bebouwde kom. ´´Ik zal je wat laten zien``, zei hij. Een stief kwartiertje en hij zette de auto neer op een type rotsplateau. ´´Uitstappen en meekomen``, gebood hij. Gedwee achter hem aan. ´´Kijk hier maar naar beneden``, wees de vriend met zijn rechterhand. Niet te geloven, wat een uitzicht. Ik telde zeventien strandjes, diep beneden mij. Schitterend, geen woorden voor. Ik zal hem vragen waar die plek precies was, dat weet hij zeker nog. Voor eventuele liefhebbers.
Andere stranden om nooit te vergeten, zijn te vinden in Santo André (foto rechts). Een onbekend vissersdorpje, vijfentwintig kilometer ten noorden van Porto Seguro, het zuiden van Bahia. De stranden van Porto en de dichtbij gelegen plaatsen Trancoso en Arraial d´Ajuda zijn bekend, vaak druk en fraai. Maar die in Santo André zijn maagdelijk en zeker nog fraaier. In het half jaar dat ik in Porto heb ik gewoond, ben ik er meerdere keren geweest. Eerst met een pont over de rivier João de Tiba, die uitmondt in de zee. Een gammele bus in voor een kilometer of vijftien landinwaarts. Het plaatsje laten voor wat het is en in niemandsland uitstappen. Een seintje aan de chauffeur is genoeg en de bus stopt. Door een soort mangrovebossen, een soort moeras, een door planten overwoekerd pad volgen. Oppassen, het is echt een weg banen. De lucht van zout water is te ruiken, het ruisen van de zee ook. Het nauwelijks zichtbaar pad gaat ongemerkt over in strandzand. De zee is dichtbij. Nog wat varens wegslaan en daar is het uitzicht der uitzichten. De beste bounty. Het is eb, het strand is breed en loopt honderden meters de zee in. Het water kabbelt, dit deel van Brazilië is beroemd om een rustige zee. Geen mens te zien. Geen strandstoel. Geen afval. Zeevogels verzorgen een balletvoorstelling in de lucht. Voor een allenig mens.
Het pleit lijkt beslecht, in voordeel van de zee. Wat kan nog meer indruk maken? Naar Aruanã dan maar, landinwaarts, een plaatsje met ruim zevenduizend inwoners aan de Rio Araguaia in de staat Goiás. Op slechts 310 kilometer van mijn huidige woonplaats Goiãnia. Rio Araguaia is een van de grotere rivieren in Brazilië, is exact 2.114 kilometer lang en er wordt de meeste vis van het land gevangen. In de vakantiemaanden juli en augustus is het laag water, het verschil kan tot zo´n zeven meter oplopen vergeleken met de regentijd in december. Enorme zandvlakten vallen droog en de creatieve Brazilianen bouwen daar complete houten barakken, bars en hutten op (foto boven). De vakantie vierende Brazilianen dagen in grote getalen op.
Met een Braziliaan mee die een motorboot heeft. Motorboot achter zijn auto en op weg naar Aruanã. Een uurtje of vier en de boot ligt in het water. Rio Araguaia (foto geheel boven). Dat betekent vliegende vissen, een soort dolfijnen, een soort steltlopers op zandvlaktes die niet bebouwd zijn. Plots oorverdovend gekrijs in de lucht. Het doet pijn aan de oren. Kleine groene papegaaien vliegen over. Op volle snelheid. Een groene wolk.

Ook toekans verblijden ons. Die vliegen aanzienlijk langzamer, zijn dus langer waar te nemen, oogsten meer bewondering. Ruim een uurtje varen en we zijn alleen op de rivier. Links en rechts oerwoud, er is goed te zien tot welke hoogte het water in december kan komen. Een oeroud cliché dient zich aan, wanneer de mens een bezoek brengt aan natuur die hem of haar overweldigt: wat zijn wij toch nietig.
Maar vanwaar het idee om een blog over waterplezier te schrijven? Nog geen vierentwintig uur geleden lag deze schrijver in een rivier. Het gevolg van een onaangekondigde ´uitnodiging` van kroegbaas en vriend Zé. Hij baat in zijn eentje al zo´n twintig jaar een onooglijk cafeetje uit in mijn woonwijk. Sluit en opent wanneer het hem uitkomt. Ik kom er graag en veel. Gisteren zat ook de baas van de aanpalende supermarkt op het terras bij Zé. ´´Zijn we weg?``, vroeg superbaas op gebiedende toon aan cafébaas Zé. ´´Waar naartoe?``, vroeg de aangesprokene. ´´Naar de rivier, gasflesje staat al in mijn busje. Jij hebt vlees en rijst, ik heb tomaten en ui. Even wat bier kopen, da´s alles. Zijn we nou weg?``, herhaalde de superbaas, nog indringender.
Zé begon haastig met het naar binnen dragen van terrasstoeltjes en -tafeltjes. Of er een klant aan een tafeltje zat of niet, het interesseerde Zé geen moer. Die klanten zijn het overigens gewend. ´´En jij gaat mee, zet je fiets ook maar in het café``, zei Zé tegen me. Het was geen vraag, geen aankondiging, maar een gebod. Ik haalde me schouders op en deed wat hij zei. In het vieze oude ooit gele busje van supermarkt Maravilha rijden we Goiãnia uit. Ik achterin, half liggend, half zittend op een verhoging. Busje heeft alleen voorin een bank. Voor chauffeur en bijrijder. Over een asfaltweg, een kilometer of acht. Dan gaat het linksaf, geen asfalt meer, maar een weg met kuilen, modder, rode aarde. Twintig minuten hobbelen we op snelheid door het glooiende binnenland van Goiás. Niks te zien, weilanden met koeien afgewisseld door dichte bossen.
Superbaas drukte op de rem: ´´We zijn er.`` Ik snapte er niks van, stapte uit. Rivier? Waar? Zé lachte zijn tanden bloot. ´´Hierheen!`` Een modderig pad, levensgevaarlijk, steil naar beneden. Beide heren daalden als klimgeiten af, met koeldoos bier en etenswaren en de gasfles. Welja. Voetje voor voetje waagde ik het er op. En ja hoor, eenmaal beneden, daar stroomde die, de rivier. Het wordt een eentonig verhaal, maar weer perfect. Gewoon met shortje en onderbroek het water in. Beide baasjes hielden schoenen en sokken aan. Omdat op de bodem van dergelijke riviertjes scherpe stenen en wortels van bomen kunnen liggen. Ik had slippers aan, dat werkte dus niet, die blijven steken in de modderige bodem. Maar ik ken dit soort rivieren (foto rechts). Weer voetje voor voetje, voorzichtig voelen en zoeken naar een hardere zandbodem. Altijd is er stroming, die naarmate de dag verstrijkt, sterker wordt. Goed uitkijken. Wie het gewend is, kan ermee spelen. Dicht tegen de ene kant aan stroomopwaarts lopen, het is meer schuifelen, en dan een duik, diagonaal met de stroom mee naar de andere kant. Een paar forse zwemslagen op het juiste moment. Voilá. Eén met de natuur. Heerlijk. De baasjes frituurden varkensvlees en rijst. Tomaten werden in rivierwater gewassen. Bordjes niet nodig, een mens heeft handen om mee te eten. Eén hand als bord, de ander als lepel. Klaar.
Rivier of zee? Strand of binnenland? Wat is nu mooier? Het is me in Brazilië om het even. Niet alleen een zee of een rivier wint het. Niet alleen het water an sich. Het is het hele pakket, de omgeving, de natuurschoon. Brazilianen die in het uitgestrekte binnenland wonen, dicht bij een rivier met zandbanken, zeggen over een uitje naar waterplezier: ´´We gaan vandaag naar het strand.`` Dan nemen ze echt geen vliegtuig naar de kust. Dan gaan ze naar hun eigen rivier, hun eigen zandbank. Is dat niet mooi genoeg?

2 opmerkingen:

  1. Boa história, mas vc se esqueceu de um rio.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Santo André is inderdaad een waanzinnig en adembenemend mooi strand. Het lijkt daar of je alleen op de wereld bent.
    Jos

    BeantwoordenVerwijderen