vrijdag 29 juli 2011

Kinderen achtergelaten op boot (143)

Artikel 133 van het Braziliaanse Wetboek voor Strafrecht is duidelijk. Zonder toezicht achterlaten van kinderen en hulpbehoevende ouderen is een misdaad. Afhankelijk van de ernst van de situatie kan de rechter een gevangenisstraf opleggen van zes maanden tot drie jaar. Een Eindhovens echtpaar, dat met een zeilboot rond de wereld vaart, kent die Braziliaanse wet nu en de schrik zit er goed in. Moeder en vader sluiten dinsdagavond 26 juni 2011 drie kinderen in de leeftijden van zeven maanden, twee en vier jaar, op in hun jacht, dat verankerd ligt op driehonderd meter van de Iate Clube do Rio de Janeiro (Jachtclub van Rio de Janeiro) in het zuiden van deze Braziliaanse stad (foto rechtsonder). Ze doen het met de volgende reden: ze gaan even op bezoek bij vrienden, die met hun boot slechts enkele honderden meters verderop liggen. Dat korte bezoekje van nog geen drie kwartier komt de Eindhovenaren duur te staan. Vissers op hun terugweg slaan die dinsdagavond om acht uur ´s avonds alarm. Ze horen gehuil, afkomstig van kinderen in een boot. Ze waarschuwen het brandweerkorps van de marine in de wijk Botafogo. Die gaat op onderzoek uit, boot voor boot. Tot de brandweerlieden aankomen bij het Hollandse jacht. Ze bevrijden de drie kinderen, die volledig in paniek zouden zijn. De twee oudsten dragen geen zwemvesten, meldt de Braziliaanse pers verder. Subtiel. Meer details volgen. Brandweerlieden brengen de kinderen in eerste instantie naar de jachtclub, waar zo`n honderd genodigden een opening van een expositie van de artiest Eduardo Camões bijwonen. Andere brandweerlieden blijven achter en wachten de ouders op. Onder de genodigden op de expositie de Braziliaanse Maria Cristina Skowronski-Flynn, die in Amerika woont en met vakantie in Rio de Janeiro is. Omdat zij Engels spreekt, een taal die de kinderen verstaan, probeert zij het drietal te kalmeren. ´´Het jongetje van vier jaar huilde veel, hij wist niet waar zijn ouders waren, hij was ontroostbaar``, zegt de Braziliaans-Amerikaanse tegen de pers.
Het wordt me een gesjouw van jewelste die dinsdagavond met die drie kinderen. Logisch dat ze overstuur zijn. Van boot naar grote zaal jachtclub, dan naar kleine zaal jachtclub, dan worden ze overgedragen aan een speciale eenheid van de toeristenpolitie in Rio de Janeiro en gaan ze naar een hospitaal waar een dokter ze onderzoekt. De door de brandweer opgewachte ouders gaan spoorslags naar het politiebureau (foto boven), krijgen er een proces aan hun broek, mogen Brazilië niet verlaten en worden vervolgens verenigd met de kinderen (foto rechtsonder). Vader betaalt nog een borgsom van duizend reais.
Het jacht ligt aan de ketting, zogezegd. Een naar einde van een wereldreis van drie jaar. Het Eindhovense echtpaar doet Brazilië als laatste land op die reis aan voor de terugkeer naar Nederland. Rio de Janeiro is de tweede stopplaats in Brazilië. Eerder lag het Hollandse jacht verankerd in het mooie Recife, in het noorden van het continent.
De gebeurtenis haalt alle landelijke (televisie-)journaals in Brazilië. Waar de commentatoren vooral over vallen is de voor hen laconieke houding van de ouders. Die leggen uit dat de kinderen goed verzorgd achter zijn gelaten, dat er funcionerende radio aanstond. Een Braziliaanse tolk staat het Nederlandse paar bij. Ook de Nederlandse consul in Rio de Janeiro verschijnt ten tonele. ´´Het lijkt erop alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat die Nederlanders hun kinderen achterlaten``, aldus de tolk in de Braziliaanse pers. Oorzaak van die uitspraak is het commentaar van de vader die verklaart vaker zo te handelen.
Hoe het ook zij, welke mening een ieder ook heeft, hoe groot de schuld ook mag zijn, één conclusie ligt voor de hand en heeft het meeste gewicht. Volwassenen die drie jaar rond de wereld reizen in een boot met drie jonge kinderen aan boord dienen zich ter dege van bewust te zijn dat in andere landen andere regels gelden. Een goede en gedetailleerde voorbereiding is verplicht. Overigens is ook het alleen achterlaten van kinderen en/of hulpbehoevenden ook in Nederland een strafbaar feit. Meer, Brazilië is hét land van de kinderen. Als een baby maar even huilt, is voor Nederlandse begrippen Leiden in last. Kort door de bocht, oké, maar absoluut niet overdreven. Daarbij zijn de uitlatingen van het echtpaar ook niet zo slim. Zeggen dat ze vaker de kinderen zonder toezicht laten. Dat is kolen op het vuur voor de Brazilianen. Die spreken van een grote schande, van een grove nalatigheid. Cultuurverschil? Ja. Maar er dient, nogmaals, rekening mee gehouden te worden. De rechtszaak zal zonder meer met een en sisser aflopen voor het echtpaar. Het zal blijven bij een reprimande en een boete. De Eindhovenaren gaan echt niet voor maanden een overvolle Braziliaanse smerige cel in. De kinderen zullen hen uiteindelijk redden. Waar moeten die heen tijdens detentie van mama en papa? Een kind kan in principe niet zonder de ouders, vindt de Braziliaan.
O ja, het Nederlandse echtpaar heeft het zeer slecht getroffen met timing van ´de misdaad`. Want een goede dag eerder gebeurt het volgende in het uiterste zuiden van Brazilië, in het voorstadje Canoas van de hoofdstad Porto Alegre van de staat Rio Grande do Sul. Een jongetje van twee jaar wandelt om twee uur ´s nachts met een teddybeertje en een plastic melkflesje moederziel alleen door verlaten straten in de wijk Harmonia. Politiemensen op patrouille die nacht merken het jongetje op en brengen het naar een ziekenhuis. Daar constateert een arts dat er niets aan de hand is. De geschrokken ouders halen hun kind enkele uren later bij de politie op. Ze verklaren dat hij op eigen houtje uit zijn bedje is geklommen en de deur van zijn kamer open heeft gedaan. De buitendeur bleek niet te zijn afgesloten, zodat het kindje ook die wist te openen en de wijde wereld in trok. Ook dit nieuws wordt met verve gebracht op de Braziliaanse televisie. Met commentaar: ´´Hoe belangrijk het toch is goed op de kinderen te letten en vooral buitendeuren goed af te sluiten.``
Twee gevallen zonder ernstige gevolgen. Geen letsels, geen trauma´s. Laat dat het belangrijkste zijn. Want het kan veel en veel erger in Brazilië. Ruim tien jaren geleden in de metropool São Paulo: een vrouw laat haar baby alleen achter in haar huisje. Het kindje ligt in een wieg. De vrouw is arm en moet werken voor een beetje dagelijks brood. Het huis heeft geen electriciteit. Maar moeder is niet voor één gat te vangen. Ze steekt een kaars aan en zet die op één van de zijkanten van de wieg. Het drama valt te raden. De brandende kaars valt in de wieg en de baby verbrandt levend. Nog een drama, ook uit de oude doos. Plaats en jaar onbekend, maar ontegenzeggelijk Brazilië. Hetzelfde liedje. Alleenstaande vrouw gaat werken, laat een baby achter op een bank en twee oudere kinderen in een opgesloten kamer. Kinderen vervelen zich al die uren, kunnen kamer niet uit en gaan op onderzoek. Hé, wat is dit nou? Een doosje lucifers. Dat is leuk speelgoed. Brand ontstaat en ook deze drie vinden de dood. De gewaarschuwde brandweer komt te laat. Brandweerlieden verklaren: ´´We konden niets meer doen, het was afschuwelijk, die doodskreten van de kinderen.`` Wel letsels, fataal, en trauma´s.
Recent. De nacht van zondag 30 op maandag 31 januari 2011. Een driejarige baby komt om tijdens een brand in een barak in een krottenwijk in het westen van São Paulo. Oppasser is de 36-jarige grootvader van het kind. Maar die verlaat de barak en de baby om één uur ´s nachts om naar een feest te gaan. Hij komt pas om half vijf in de vroege ochtend terug en ziet wat er over is van de barak: verkoolde resten (foto linksboven). De baby is volledig in de vlammen opgegaan. De politie slaat de jonge opa uiteraard in de boeien. Hoe het vuur is ontstaan, is onduidelijk.
Gruwelijke voorvallen, die natuurlijk nooit mogen gebeuren, maar tóch gebeuren. Daarom is die Braziliaanse wet met zware sancties over het achterlaten van kroost zonder toezicht zo gek nog niet. En het Eindhovense echtpaar krijgt wat mij betreft in ieder geval een dikke onvoldoende voor het afgeleverde huiswerk ter voorbereiding van haar wereldreis. En voorts zal ik echt niet reppen over een mogelijk brandje in een zeevarend jacht. Beloofd!
Allerlaatste nieuws: volgens het Nederlandse dagblad De Telegraaf komt er geen rechtszaak en is een boete van zo´n 450 euro voldoende (die duizend reais). Het stel kan de reis weer voortzetten. Met de kinderen.

woensdag 27 juli 2011

Het Dorp (142)



Brazilië is met zijn oppervlakte van ruim 8,5 miljoen vierkante kilometer en zo´n 190 miljoen inwoners enorm uitgestrekt en divers. Het continent telt 5.564 steden en dorpen. In de metropool São Paulo wonen de meeste mensen, ruim 11.253.00. Daarentegen heeft Borá, op 486 kilometer afstand van São Paulo, slechts 805 inwoners en is daarmee een van de kleinste Braziliaanse gemeentes. Het overgrote deel van die kleinere dorpen zijn te vinden op het platteland. Daar waar de mensen op (grote) boerderijen in de verre omtrek werken. In de hete zon, in de stromende regen. Meer dan twaalf uur per dag, het is geen uitzondering. Voor een karig loontje. Deze dorpen liggen verscholen in niemandsland, ze vallen niet op, ze lijken niet te bestaan.
Zo´n dorp ligt in het midden van de staat Tocantins, in het noorden van Brazilië. De oppervlakte van Tocantins bedraagt 277.620 vierkante kilometer en telt nog geen 1,4 miljoen inwoners. Het is een beetje kleiner dan Equador, beetje groter dan Nieuw-Zeeland. Op tachtig kilometer van Palmas, hoofdstad van de staat, ligt Aparecida do Rio Negro. Het Dorp. Officieel op de Braziliaanse kaart gezet op 30 december 1987. Amper vijfduizend mensen wonen er, in het plaatsje zelf en in de wijde omgeving. Aparecida is ontstaan op een driesprong van de rivieren Rio Negro, Rio das Balsas en Rio do Sono. Oftewel de zwarte of neger-rivier, de rivier van de boten en de droomrivier. Het landelijke gebied van Aparecida heeft een rijke historie. Terug naar begin vorige eeuw, naar de Eerste Wereldoorlog.
Europeanen ontdekken goedkope hars, latex en rubber in Brazilië. En wel van de mangabeira-boom. Voor de goede orde: latex en rubber zijn twee verschillende begrippen. Latex is het witte sap (ook melk genoemd) die uit de boom wordt gewonnen. Rubber is een product van die latex. Mangabeirabomen volop in Tocantins, dat destijds ook nog niet bestond en deel uitmaakte van de staat Goiás. En ideale afvoerroutes middels genoemde rivieren. Met een schip naar Belém en Manaus, vervolgens verder over (zee)water of door de lucht naar Europa.
Een ware goudmijn. Dat heeft de regering van de staat Goiás snel in de gaten. Die zendt spoorslags ambtenaren naar het gebied. Die moeten extra belastingen heffen en incasseren. Daar voelt niemand wat voor. Geen probleem. Regering zendt politie. Onrust is het gevolg en die zal blijven tot het einde van de Eerste Wereldoorlog. Dan zakt de internationale markt in Braziliaanse latex en rubber in, de Europeanen verliezen interesse en trekken zich terug.
De jaren veertig, ten tijden van de Tweede Wereldoorlog. Quartz-kristallen worden gevonden in het gebied. Een nederzetting ontstaat, voorloper van Aparecida do Rio Negro. Duizenden gelukszoekers komen uit alle hoeken en gaten van het land naar die nederzetting en proberen rijk te worden met de winning van de edelsteen. Europeanen terug op het toneel. Ze kopen de quartz op voor goede prijzen. Opstand breekt uit bij de quartzmijnen. Bloedige gevechten tussen politie en de arbeiders. Het oude liedje: ruzie om (hoge) extra belastingheffingen. Het wordt pas echt rustig als ook de quartz en de koorts verdwijnen, in de jaren zestig van de vorige eeuw.
Wat leveren de quartz en de latex het dorp en omgeving op? Bestaansrecht. Vanwege de komst van veehouders, de vestiging van grote boerderijen (foto geheel boven). Die slimme boeren toch. Ze hebben het in de gaten: wie hard werkt, krijgt honger, moet goed eten en drinken. Vlees en melk van hoge kwaliteit. Daar zorgen de boeren wel voor. Maar ook voor leer, waar onder meer (paard-)rijbroeken, laarzen en hoeden van worden gemaakt. En nogmaals, met die drie rivieren in de nabijheid, bloeit de handel in koeien, gedroogd vlees en huiden op. Quartz en latex verdwijnen, de onrust eveneens, maar de veeteelt blijft. Aparecida do Rio Negro krijgt haar definitieve gezicht.
Het is rustig op het kleine, schone en goed georganiseerde busstation in Palmas, die zaterdagmiddag van de 16de juli in 2011. Mijn vriendin, een zus van haar en ik gaan naar Aparecida do Rio Negro, waar de nieuwe vriend van die zus woont. Geen lange rit, een klein uurtje maar. We hebben buskaartjes met gereserveerde stoelen. De bus gaat om half zes, we zijn er ruim te voren. Goed geregeld. Niet dus. De bus komt voor rijden en het is een gedrang van jewelste om binnen te komen.
Ik snap er niets van. Dat wordt pas duidelijk als we eindelijk in de bus in het smalle gangpad staan. Onze gereserveerde plaatsen zijn halverwege en we moeten over levend vlees en talloze goederen klimmen om die te bereiken. Eenmaal aangekomen, zijn de twee stoelen voor mijn vriendin en ik bezet. Door een vrouw van middelbare leeftijd met enorm veel bagage. Plastic zakjes, tassen, een koffertje. Ik toon mijn biljet. Ze zegt: ´´Ik ga niet weg, dit is mijn plaats.`` En ze bindt, om haar woorden kracht bij te zetten, nog maar een plastic zak met spullen aan de leuning van de stoel naast haar. Ik word boos: ´´Je gaat wel, laat je kaartje zien, dit zijn onze plaatsen. Welke stoel heb jij dan?`` De vrouw spuwt vuur. ´´Ik zit op nummer 3, maar daar zit iemand anders. Dus zit ik nu hier.`` Ik dring aan: ´´Dat is mijn probleem niet, wegwezen.`` Minuten stilte, daarna kiest de vrouw scheldend eieren voor haar geld. Tergend langzaam maakt ze de zakjes los en verdwijnt naar voren. Het is bijna tijd voor vertrek, het gangpad is nog voller en ook zij moet over hetzelfde levende vlees en stapels met goederen. Met haar bagage. Het levert een totale chaos op.
De bus gaat rijden. Wij zitten. Het gangpad is vol. Met onder meer een oude man en een jonge vrouw die een jong kind draagt. Mijn vriendin legt uit: ´´Dit mag en kan helemaal niet. Deze busmaatschappij verkoopt teveel kaartjes. Dat is verboden. Het gebeurt vaak.`` De rit naar Aparecida verloopt verder rustig. Rechts achter ons zitten schoolmeisjes die er lustig op los zingen. In het gangpad gesprekken. Ik zit aan het raam en het levert mooie uitzichten op. We gaan door heuvels. Geen huis te zien, zo ver als het oog kan zien, alleen groene valleien.
Het is al donker als we aankomen. Op een klein plein. Het busstation van Aparecida is niets anders dan een klein pand met een groot spandoek waarop staat dat hier het busstation is. Goed geregeld, dat spandoek. Zonder zou niemand ook maar het minste vermoeden hebben dat er ´hier bussen stoppen`. Zus belt haar vriend. Wij gaan buiten zitten, bij een kleine bar. Vlees wordt er geroosterd, mannen met cowboyhoeden knikken vriendelijk. Welkom in niemandsland. Vriendin wil chambari, heerlijk stoofvlees dat vooral in Tocatins erg populair is. Dat heeft deze bar niet, maar wel de aanpalende kroeg. Geen probleem, u bestelt daar, eet het gerust hier op, we doen niet moeilijk. Vriend Luiz van zus komt aan. Ik haal een meegenomen goede fles cachaça tevoorschijn en schenk glazen in. Ook geen probleem. ´´Morgen speelt Brazilië voor de Copa América, de bar naast ons heeft televisie, komen jullie kijken?`` De baas is blij met ´vreemd` bezoek. We beloven het. De Copa América is de Latijns-Amerikaanse versie van het Europese voetbalkampioenschap voor landenteams.
De volgende dag gaan mijn vriendin en ik inderdaad terug naar het dorp. Luiz moet werken, zijn vriendin blijft in zijn huisje. Ze maakt er schoon en kookt. Wij nemen de benenwagen en gaan op verkenning uit. Het is juli, droog en veel wind. De straten zijn stoffig, we kiezen na een korte wandeling voor een kroegje met een terrasje onder een luifel. Om de stof voor te zijn. We bestellen een bier en laten het dorpse leven aan ons voorbij gaan.

Tegenover onze kroeg een groot huis met hek (foto boven). Daar wonen rijke mensen, zeker hereboeren. Het grote huis met het grote hek past niet in het plaatsje, waar eenvoud in alle opzichten regeert. De man met fiets die op het moment dat vriendin een foto maakt, de woning passeert, past daarentegen perfect in het plaat(s)je. Hij loopt, want hij vervoert een grote bos gesnoeid hout. Dat gaat hij gebruiken als stookhout of, wat meer voor de hand ligt, om iets te construeren. Dat kan een afzetting zijn of een hutje. Een oude man verschijnt aan ons tafeltje. Zichtbaar dronken. ´´Jullie zijn welkom hier, wij houden ervan om gasten van buiten goed te ontvangen.`` Mijn vriendin moet moeite doen om de man te verstaan. Ik versta geen jota van wat hij zegt. Wel dat hij ervan overtuigd is dat ik een Chinees ben. Het lijkt me beter om daar ja op te zeggen, wat ik ook doe. ´´Ik heb nooit op school gezeten, maar ken het leven``, brabbelt hij tegen mijn vriendin, die de woorden van het mannetje in normaal Portugees voor mij herhaalt. Het dronken oudje, het is nog geen elf uur in de ochtend, schijnt niet meer weg te willen. Na een kwartiertje verdwijnt hij toch. De kroegbaas komt aangesneld. Bezorgd. ´´Was het vervelend? Anders moet je mij roepen hoor. Hij is altijd dronken.``

Naast het grote huis met het hoge hek een slager (foto boven). Eén van de velen die het dorp rijk is. Ik tel er minstens tien, buiten de supermarktjes die eveneens vlees verkopen. Logisch, want vlees is er volop in Aparecida en omgeving. Dat is ook te merken aan de prijzen, een lekker mals biefstukje is er niet duur. Luiz zal later opmerken dat het gedaan met het goedkope vlees in zijn dorp. ´´Helaas, ook hier zijn de prijzen gestegen, het scheelt niet zoveel meer met de grote stad.`` Het is stil bij de slager aan de overkant van onze bar. Geen klant te zien. De eigenaar en zijn familie schijnen er niet om te malen. Ze gaan buiten in de schaduw zitten.
We blijven uren in de bar. Het is er een komen en gaan van dorpelingen, die allemaal een praatje willen maken en het ook doen. Het bijwonen van die wedstrijd op televisie zijn we vergeten. De sfeer blijft uiterst ontspannen. Het doet denken aan nagebouwde westerndorpjes in films uit de oude doos. In zwart-wit. Dorpjes waar cowboys op paarden doorheen galopperen en voor stofwolken zorgen.
We besluiten op te stappen en lopen terug naar het huis van Luiz. Over een brug. Daaronder een rivier, het is de Rio Negro. We dalen voorzichtig af. Motorrijders vinden het tot mijn grote verbazing noodzakelijk om hun vehikel in de rivier te wassen. Op grote platte uitgesleten stenen in ondiep water worden motoren gestald. Klaar voor een wasbeurt, klaar voor weer vervuiling van het milieu. Wanneer wordt de Braziliaan nou eindelijk eens wakker. Ik trek me er niks van aan en neem een bad in het ijskoude en heldere water. Een stukje verderop, dat wel. Het is zalig.
Daarna op huis aan. Mijn voeten zijn amper zichtbaar, ik zit onder de bruine modder. Ook heerlijk. We komen langs een supermarkt, annex bar. Even bijkomen, de modder laten opdrogen, dan laat het los. Vlakbij deze super twee huisjes waar er zoveel van zijn in dit dorp, in deze regio. Eentje met een rieten dak en een heel oud woninkje met drie krakkemigge houten deurtjes. Ze ademen onmiskenbaar het begin van de vorige eeuw uit. Een man van middelbare leeftijd begint een gesprek. Hij werkt op een boerderij, slechts zeven kilometer van de supermarkt. Of we niet mee willen. Nu? Ja, nu. Een spontane uitnodiging. Jullie kunnen er zwemmen, een rivier is vlakbij. Nee, zeggen we, een vriend van ons wacht. Jammer voor de man, maar hij zal de uitnodiging nog vier keer herhalen. Als hij in zijn vrachtwagen zit en op het punt staat te vertrekken, wenkt hij. Het is zijn allerlaatste poging. We lachen en steken duimen omhoog. Andere keer, roepen we.
Luiz is doodop, wil naar Palmas, samen met zijn vriendin naar haar huisje. Om uit te rusten. Hij is vrachtwagenchauffeur, maakt lange uren. We hadden tevoren al beloofd met hem mee te gaan. Ik protesteer niet, maar diep in mijn hart zou ik nog een weekje willen blijven. Om te baden in de rivier, om te slenteren over het pleintje en door stoffige straatjes, om te zitten in de lommer, om te praten over het leven. Daar zal ik geen dag ouder van worden in Aparecida do Rio Negro. Simpelweg omdat de tijd er stil staat.

vrijdag 22 juli 2011

Hitte en andere ongemakken (141)


´´Wat zing je toch telkens als je onder de douche staat?`` Een broer van mijn vriendin kijkt me indringend aan en met opgetrokken wenkbrauwen. ´´Ik snap er niks van``, voegt hij eraan toe, ´´zeker in dat rare taaltje van je?`` Het is zondag 3 juli in de hoofdstad Palmas van de noorderlijke Braziliaanse staat Tocantins. De klok geeft nog geen acht uur in de ochtend aan, in het huisje van de ouders van mijn vriendin. Zij en ik zijn op familiebezoek. Het is hartje winter nu. Geen spatje regen, nauwelijks wolken en een felle zon. Ouders van vriendin wonen in een zuidelijke buitenwijk van Palmas, daar waar het nog heter dan heet is. Nog nooit ben ik in juni-juli-augustus in het noorden van het Latijns-Amerikaanse land geweest en ver weg van de zee. Welkom in het gortdroge binnenland van Brazilië. Daar zuchten zelfs de mussen onder de zon, voordat ze van de hitte van het dak af vallen.
Onder de koude douche, bijna om de drie uur in de eerste week. Helpt het? Jawel, zolang die douche aan staat. Afdrogen hoeft niet, onder de waterstraal vandaan en de eerste zweetdruppels manifesteren zich weer. Weinig honger, die komt pas als de avond valt. Liters koud en vers vruchtensap. Vooral van caju. Noodzaak. Caju is een heerlijke vrucht en is deze wintermaanden volop langs de wegen te vinden in Palmas en verre omstreken. Grote vuilniszak mee en vullen maar. Caju is niets anders dan de in het Nederlands bekende cashew. De vrucht met de noot. De cashew kent talloze varianten. Hele kleine, hele grote, fel geel, fel rood, mierzoet, beduidend wranger. Allemaal lekker. Vriendin maakt dan ook de heerlijkste sappen ooit.
De noten, dat is een ander verhaal. Die worden geroosterd voordat ze überhaupt te eten zijn. Dat doet Lazeró, een broer van mijn vriendin, in de ruime achtertuin van zijn moeder. Hij pakt een groot blik en wat kapotte stenen. Twee inkepingen met een groot mes, wat vouwen en het blik is ineens een bakblik. Stenen goed stapelen en klaar is de oven. De noten van de cashewvrucht liggen al dagen te drogen. Dat moet, want de noot zit vol met olie. Lazeró ontsteekt vuur en maant me een stukje verderop te gaan zitten: ´´´Het kan spatten, let maar op.`` Het is waar en het lijkt erop of de cashewnoten geheel in de vlammen opgaan. De grauwgroene schil verandert in pikzwart. Een enorme walm. ´´Ruik eens``, zegt Lazeró. Het stinkt! ´´Dat is de olie van de noot``, legt broerlief uit, ´´die wordt ook gebruikt om tatoeages te maken. Vooral door leden van bendes. Die smeren het op de huid, in een bepaalde vorm. De olie verbrandt de huid en het litteken dat overblijft, is dan die tatoeage.`` Ik gruw bij de gedachte alleen al. Na enkele minuten kiept Lazeró het bakblik om, de op het oog schier verbrande noten vallen op de grond. ´´Klaar, schillen en eten maar``, roept hij. ´´Maar pas op, ze zijn nog heet.`` Voorzichtig pak ik een zwarte noot op en pel. De schil laat gemakkelijk los. Een hete verse diepbruine cashewnoot komt tevoorschijn. Wat een smaak, wat heerlijk. Een ijskoud biertje erbij, het is een waar genot.
Lazeró woont niet in Palmas, maar met zijn vrouw Vanessa en dochtertje Nicole in een stadje zo´n dikke 130 kilometer noordelijker. Niet ver van de staat Pará, richting de staat Maranhão, voor de kenners. Hij let deze weken op een groot huis, met twee verdiepingen, aan de andere kant van Palmas. Niet ver weg van de stranden van de rivier Rio Tocantins. In dat grote huis woont een kleine familie. Die is op vakantie, naar Peru. Een rijke familie, hij is kabinetschef van de wethouders van Palmas. In het huis vier honden en zo´n vijf katten. Die hebben allemaal een eigen plekje. Het huis is van alle gemakken voorzien. Douches, grote keuken, bijkeuken. Lazeró leidt me rond. Hij opent een kleine ijskast in de bijkeuken. Allemaal laden, vol met allerlei soorten vlees. ´´Voor de honden en de katten.`` Ik geloof me eigen ogen niet. Lazeró begrijpt me. ´´De dieren eten beter en meer vlees dan mijn eigen ouders.`` Wreed en waar. Het is het Brazilië van de absurde rijkdom en de absurde armoede.
Twee dagen blijven mijn vriendin en ik in het grote huis. Het is er goed toeven, dat zal voor zich spreken. We gaan de aangelegde schone stranden, nemen verkwikkende duiken in het lauwe schone water. Heerlijk. Het zwemgedeelte van de rivier is afgeschermd. Achter die afscherming is het domein van de vleesetende piranha´s. Borden met waarschuwingen. Blijf binnen de omheining. Natuurlijk voldoet de afscherming niet voor de volle honderd procent. Nieuws op regionale en nationale televisie: ´´Piranha´s vallen badgasten in Rio Tocantins in Palmas aan.`` Een meisje en een jongen, met bloedende wonden aan armen en benen, in beeld.
Oppassen, luidt de boodschap. Een goede beet en je hand ligt open. Wij hebben geluk, de piranha´s laten ons met rust. De volgende dagen zal ik overigens mijn vingers aflikken bij een stoofpot van de zo gevreesde vis. Een neef van mijn vriendin weet er twee te bemachtigen. Zeldzaam. Want ondanks dat er duizenden malen meer piranha´s in de rivieren zwemmen dan er mensen langs wonen, het overgrote deel van de Brazilianen moet niks van die vis weten. Een piranha is een aaseter, vinden ze, die is vies en zit ook nog eens vol met graten. Dat laatste is waar, maar die stoofpot, gemaakt door vriendin, is super.

Wij zijn nog op het strand als de zon ondergaat. Die verdwijnt snel in Brazilië, een kwartiertje en het is al volop nacht. Het gaat nou net om dat kwartiertje. Adembenemend is het beeld van de ondergaande zon. Die schittering op het water. De laatste stralen van de dag, de zon biedt nederig haar excuses aan. En met een beetje verbeelding is de verschroeide aarde te horen. Die ademt opgelucht, zij weet dat de nacht voor de zo gewenste verkoeling zal zorgen.
Een zus van mijn vriendin heeft een nieuwe vriend. Hij heet Luiz. Hij werkt voor een rijstverwerker in Aparecida do Rio Negro, een kleine stad in het oosten van Tocantins. Op zo´n tachtig kilometer van Palmas. Ik kan het uitstekend met Luiz vinden. Een harde werker, een sympathiek mens. Hij maakt me wijs in de Braziliaanse wereld van de rijst. Van verbouw tot supermarkt. De baas van Luiz heeft een loods. In die loods wordt gedroogde rijst gescheiden in verschillende types, ieder met een eigen kwaliteit. Dat hangt af van de kwaliteit van de korrel. Na scheiding worden de types verpakt in plastic zakken van vijf kilo elk en gaat het naar de klanten, dat zijn supermarkten en kleinere winkels.
Logistiek gesproken, snap ik er niks van. Etappe één: de baas van Luiz koopt rijst op van verbouwers, haalt die op en laat die voordrogen in zijn loods. Etappe twee: voorgedrogen rijst gaat vrachtwagen weer in. Etappe drie: voorgedrogen rijst gaat naar uiteindelijke droger. Etappe drie: uitladen bij droger. Etappe vier: dagen later terug om de uiteindelijke goed gedroogde rijst weer op te halen. Etappe vijf: rijst scheiden en verpakken. Etappe zes: zakken rijst in vrachtwagen en klanten af.
Die rijstdroger ligt 150 kilometer van de loods in Aparecida do Rio Negro af. In het stadje Porto Nacional. Een simpele rekensom wijst uit dat veel tijd en geld verloren gaat met die trips naar Porto Nacional, drie keer per week! Waarom koopt de baas van Luiz geen rijstdroger? Er zijn banken in Brazilië die voor dergelijke investeringen geld lenen tegen een lage rente. Luiz: ´´Je hebt gelijk, mijn baas denkt er inderdaad over om zo´n apparaat aan te schaffen.`` Dat zal dus nog wel even duren.
Luiz nodigt me uit om naar de rijstdroger in Porto Nacional te gaan. ´s Ochtends om half elf haalt hij me op bij het huisje van mijn schoonouders. Aangekomen bij de rijstdroger blijkt die gesloten te zijn. Niemand. Het is rond twaalf uur, tijd voor de warme lunch, de belangrijkste maaltijd in Brazilië. Luiz heeft ook honger, we gaan in Porto Nacional eten. Snel weer terug. Helaas. Nog niemand. Zitten op een gammel houten bankje in de schaduw, bijna een vol uur. Eén voor één komen de werknemers aan. Op het gemakje. Het wachten is op de baas. Die geeft na weer een klein uur acte de presence. Eindelijk. Luiz rijdt de lege vrachtwagen de loods in. Ik loop achter de wagen aan. De loods is niets minder dan een enorme stoffige bakoven. Duizenden kilo´s rijst in enorme zakken. Hoog opgestapeld. Bijna tot het plafond. Wachtend op de droger.

Weer krijg ik dat onbestemde gevoel. Wat een rijst. En er zijn nog steeds mensen in dit land die honger lijden. Luiz knikt en vertelt dat er nog grotere rijstdrogers zijn in de omgeving. Ik wil het echt niet weten. Een lopende band wordt tegen de vrachtwagen geplaatst. Twee mannen snijden zakken open en leggen die beneden op de rijdende band. Bovenaan vangt een ander de open zakken op; de rijst valt in de vrachtwagen. Drieënhalf uur zal het duren voordat ruim 18.000 kilo gedroogde rijstkorrels de vrachtwagen helemaal vult. Links en rechts vallen korrels uit de zakken op de grond. Het is onmenselijke arbeid. Enorm veel stof, enorme hitte. Arbeidswet? Maskers? Controle? Ach, laat maar. Wij zijn pas tegen de avond terug in Palmas. Luiz moet snel door naar zijn baas, de wagen moet worden uitgeladen. Baas heeft maar één vrachtauto, en die moet de volgende ochtend zeer vroeg met kant-en-klare zakken rijst naar de klantjes. Met Luiz weer achter het stuur.
Na dankzegging klim ik doorweekt van het zweet uit de vrachtwagen. Het lichaam smeekt om een koude douche. Hoppa. Goed geluimd draai ik de kraan snel helemaal open. Koud water daalt neder. Een weldaad. Natuurlijk dient onder de douche gezongen te worden. Een Nederlands lied. Telkens dat niemandalletje van André van Duin, uit 1981. En wel vier keer hardop achter elkaar twee zinnetjes van het refrein van dat niemandalletje. Hoe ze luiden? ´Ik wil met jou wel zeven weken, onder een elektrieke deken; met de schakelaar op vier, wat hebben wij dan veel plezier`. Een mens moet toch wat verzinnen om die hitte te relativeren.