donderdag 16 december 2010

Overpeinzingen met de kerst (86)

Het is zover. De spreekwoordelijke tijd breekt aan om terug te kijken en vooruit. Nou ja vooruit, in Brazilië is dat een rekbaar begrip. Ruim een jaar Het andere Brazilië, ik raak vergroeid met mijn blog. Dat komt niet door mezelf, maar door jullie, lezers. Zoals menig ander, heb ook ik ´statistieken` op Het andere Brazilië. Die liegen niet, tenminste het is te hopen. De laatste maanden krijg ik steeds meer aandacht, soms bezoeken zeventig mensen per dag mijn blog. Daar word ik stil van, het is veel meer dan ik ooit had verwacht. Aardig daarbij zijn de op- en aanmerkingen op de stukjes en plekken waar lezers wonen danwel waar ze vandaan naar de blog surfen.
De statistieken geven jammer genoeg niet aan wie achter de visite zit. Geen naam, internetadres. Het land, de plaats, tijdsduur en eventueel terugkerende bezoekjes wel. Ik zal een tipje van de sluier oplichten. Natuurlijk moet erbij worden opgemerkt dat een x-procent lezers op Het andere Brazilië terechtkomt, niet vindt wat het denkt te vinden en gelijk weer verdwijnt. Maar dan toch.
Zo is weken lang de blog intensief gelezen door iemand uit Dubai, in de Arabische Emiraten. Een Nederlander die in Arabië woont en bovenmatige interesse heeft in Brazilië? Leuke combinatie, ben verschrikkelijk nieuwsgierig naar wie het is, maar kom er waarschijnlijk nooit achter. Trinidad and Tobaco en Montenegro zijn nog twee van dergelijke voorbeelden. Het merendeel van de visites komt, zoals te verwachten, uit Nederland, Brazilië en België. In die volgorde. Ruim driehonderd plaatsen in Nederland en bijna honderd plekken in Brazilië worden geregistreerd. Veel Nederlanders in mijn nieuwe vaderland dus met interesse. Statistieken zijn niet alleen informatief, zeker ook onderhoudend. Twee plaatsen in Nederland, waar ik zeker van was, daar zal geen lezer vandaan komen, zijn uiteindelijk toch op het lijstje terechtgekomen. Staphorst en Urk! En Friesen, Limburgers, Drenten en Zeeuwen brengen schoorvoetend ook eens een bezoekje aan Het andere Brazilië, zo blijkt.
Ik vind het allemaal prachtig, het maakt niet uit. Opmerkingen bij de blogs kunnen er nooit genoeg zijn. Negatief, positief, het is me om het even. Als het hart spreekt, is het immer goed. Wie zegt dat ik de wijsheid in pacht heb? Het antwoord luidt: zeker te weten van niet. Soms zetten opmerkingen me aan het denken. Zoals die van Albert van der Steeg, die via Facebook liet weten na het lezen van een blog: ´´Jij ontmoet altijd van die interessante mensen!`` Kleine uitleg over Albert mag ik wel geven. Hij is ooit mijn oppas geweest, we hebben jaren contact verloren, maar dat is via internet hersteld. Hij woont in Nederland, samen met zijn eveneens aardige Engelse vrouw Sarah.
Die aanmerking van Albert, daar denk ik over na. Herlees wat blogs en kom tot de ontdekking dat het er niet ontbreekt aan mensen die wat te vertellen hebben. Het klopt. Zit je in de bus van Alkmaar naar Venlo, dan zal het niet zo snel gebeuren, denk ik, dat een opaatje of een hartchirurg het hart lucht. Maar er is meer. Ik zoek het ook op en dat is in Brazilië niet moeilijk. Na zeven jaar intenstief onder te zijn gedompeld in deze specifieke Latijns-Amerikaanse cultuur, en specifiek is-ie, staat de radar op scherp. Brazilianen zijn voor 99 procent open en verlegen om een praatje en niet verlegen om over zichzelf te vertellen. Wie het een beetje door heeft...
Als Nederlander en Braziliaans-Nederlander heb ik een voordeel. Ik kan vanuit een Nederlandse achtergrond naar Brazilië kijken en met een Braziliaanse blik naar Brazilië kijken. Uitleg geven als Nederlander, uitleg geven als Braziliaan. Dat levert weleens verwarring op. Ik kan uren lang met stukjes worstelen. Vooral ´s nachts. Dan loop ik door mijn kleine woonkamer heen en weer, neem een slok melk, vloek zachtjes, delete alles en begin opnieuw. Dan botsen die twee eigenschappen. En ik wil in mijn blog vooral aan Nederlanders die Brazilië niet of weinig kennen, uitleggen hoe het leven hier in elkaar steekt. Dat is de uitdaging.
Een ontboezeming. Zo stoei ik al maanden met een blog over tegenstellingen tussen de Braziliaanse en Nederlandse vrouw. Maar ik krijg het niet voor elkaar om het netjes op te schrijven. Waarom? Ik weet het niet. Het is zeer delicaat, sommige facetten. Het gevaar ligt op de loer voor seksist uit te worden gemaakt. Of voor discriminatoir. Ik ben een hoop, maar dat zeker niet. Respect voor de vrouw in alle opzichten staat hoog in het vaandel. Maar er zijn van die dingen...
Voorbeeldje. Jaren geleden in het Braziliaanse toeristische stranddorp Porto Seguro ontmoet ik een Limburgs stel. Op het strand, bij Axé Moi, één van die verschrikkelijke plekken in Porto Seguro die op (internationaal) toerisme zijn ingesteld. Het stel is de twintig, namen zijn me ontschoten. We raken aan de praat.
Na een paar biertjes worden de tongen losser. Joh, je woont hier? Wat doe je, hoe is het leven hier, geen heimwee naar Nederland? Zo begint het. Natuurlijk worden we om de haverklap bezocht door de typische strandverkopers, die van kokosmelk tot sieraden aanbieden. Eén van die verkopertjes draalt wat te lang als ik zeg dat we niets nodig hebben. Achter hem zie ik een jonge negerin staan. Ik zeg tegen de verkoper dat hij in mijn zicht staat. Hij draait zich om, ziet de negerin, moet lachen en verdwijnt.
De Limburgse moet ook lachen. Ze zegt: ´´Zulke meisjes lopen er niet in Limburg over het strand.`` Het gesprek neemt alras een wending. Het gaat alleen nog over contacten tussen de vrouw en de man in Brazilië. Voorzichtig opper ik: ´´Wat me zo opvalt hier, is dat het zo vrij is. Wat zeker ook negatieve kanten heeft. Maar laten we het positief houden. Een leuk contact met een leuke vrouw op een strand kan een heel prettige middag en desgewenste avond tot gevolg hebben. En als het respect blijft, en als het bij lekker kussen en beetje vrijen blijft, wat is het probleem?`` Ik kijk de Limburgse aan. ´´Na wat jaren hier, denk ik weleens, heb jullie Nederlandse vrouwen na een paar wijntjes dan nooit zin in die lekkere vent die naast je staat, op die zaterdagavond in je stamkroeg of discotheek. Dan stap je toch op hem toe en spreek je hem aan?`` De Limburgse knikt. ´´Natuurlijk is die zin er, maar dan zeg ik tegen mijn vriendin: ´Kijk nou joh, die lekkere vent heeft witte sokken aan. Witte sokken, dat past voor geen meter!` Daar letten we dan op.`` Ik blijf aandringen: ´´Maar onder die witte sokken kunnen hele sensuele voeten zitten.`` De Limburgse knikt weer en zucht: ´´Het is waar, maar dat beseffen we niet. Nederlands misschien?`` Ik hou het hierbij, alhoewel de vingers jeuken. Maar het is kerstmis en oudjaar, tijd voor bezinning niet waar?
En tijd voor herinneringen. Over Porto Seguro gesproken. Het is februari 2006, een zus van mijn vrouw, haar man, diens moeder, een neefje, mijn dochtertje en ik zitten voor acht dagen in een van de vele strandhotels aan de Avenida Beira Mar. Een hotel met drie zwembaden, twee voor kinderen, één voor volwassenen, het diepe. Het is de laatste avond, tegen zevenen, tijd voor het laatste vakantie-avondmaal. Het is stervens druk.
Een vierjarig jongetje zit in het kinderbadje. Hij staat op, klimt op het droge, loopt naar een houten brug over het diepe en springt in het water. Het jongetje kan niet zwemmen, zijn ouders letten even niet op. Na een paar tellen wordt het kind al uit het water gehaald. Het is echter te laat. Ik loop ernaar toe, had het beter niet kunnen doen. Moeder gilt, schreeuwt om eerste hulp. Vader buigt zich over zijn zoontje. Het zal veel te lang duren voor die eerste hulp komt. Het kindje sterft op de warme witte tegels naast die ´s avonds zo mooi verlichte brug. Waarom, ik weet het niet, altijd rond kerstmis denk ik aan die moeder, aan haar verwrongen gezicht, aan die uitstoot van kreten, het levenloze lichaampje van het jongetje. Aan de stilte van de menigte rond haar, aan de stilte die hele avond gedurende het diner. Niemand die wat zegt. En zulke stiltes in Brazilië zijn eng, buitenaards bijna. Het echtpaar komt uit São Paulo, is natuurlijk ook op vakantie. Hoe zal het hen nu vergaan, ik kom er nooit meer achter.
Overpeinzingen, zo voor kerst en oudjaar. Geluk en ongeluk, mooi en lelijk, liefde en verdriet, zoals het hoort bij het leven. Het is niet anders in Brazilië, maar vergeleken met Nederland af en toe een tikkeltje heftiger, wreder, intenser. Wellicht vormen die drie bijvoeglijke naamwoorden de drijfveer om niet te stoppen met schrijven over mijn leven en ervaringen in het continent.
Net als vorig jaar, ga ik ook voor de kerst weer naar Palmas, de hoofdstad van de Braziliaanse noorderlijke staat Tocantins. Samen met mijn vriendin. Weer twaalf uur een bus in. Zaterdag 18 december 2010 vertrekt die bus om 18.30 uur vanaf het grote busstation in Goiãnia. Het is een bewogen jaar geweest, waarin vriendin op 44-jarige leeftijd eindelijk na negen jaren gaat afstuderen aan de staatsuniversiteit. Lerares geografie mag ze zich gaan noemen. Negen jaar? Ja, ze heeft het in die periode zware tegenslag gekend, waardoor de studie is uitgelopen. Laat ik het daar op houden.
Tot op de laatste dag zal vriendin bezig zijn met haar universiteit. Letterlijk, want op de zaterdag van het vertrek moet ze voor dag en dauw op om naar de andere kant van de stad te bussen. Daar is even na achten een samenkomst van afgestudeerden in spé. Die gaan op de foto, moeten die verschrikkelijke zwarte toga´s passen. Vriendin had me al weken tevoren verzekerd, na 15 december is er niets meer te doen, is het kerstvakantie. Weet je het zeker schat? Ja en hou op met dat gezeur. Na 15 december? Donderdag 17 december om zeven uur ´s avonds is de verdediging van haar eindscriptie gepland, voor drie gecommiteerden. Het zal Brazilië weer niet zijn, maar ik zal nooit meer zeuren. Beloofd.
Tante van vriendin kent illegale taxi. Taxi´s in Brazilië zijn absurd duur en rijden altijd om. Haat. Dus ik wil die illegale wel naar het busstation laat op de zatermiddag. Nog wat. Ik ga de hele dag tot die taxi komt, slapen. Want je weet schat, in die bus en dan ´s nachts, klaarwakker hè. En als we zondagochtend tegen achten aankomen in het hete Palmas, staat uw familie massaal klaar voor een warm welkom. Zeggen dat ´pappa gaat douchen en slapen` kan echt niet. Bijpraten, barbecue, bier. Ik zie er naar uit.
Het is goed, zegt vriendin. Haar mobiel gaat. Bebel aan de lijn, één van haar beste vriendinnen. Een wereldmeissie. ´´Taxi? Vergeet het maar. Ik haal jullie op en breng jullie naar het busstation.`` Is dat even mooi geregeld? ´´Jawel``, en vriendin barst in lachen uit, ´´maar ze zegt erbij, we gaan een paar uur eerder, kunnen we lekker bij die bar in het busstation tapjes bier gaan drinken en hapjes eten. Op het afscheid en op kerstmis. Het is al afgesproken hoor.`` Zei ík iets over ergens naar uitzien?
Het is donderdag 16 december 2010, ´s ochtends vroeg, half zeven Braziliaanse tijd. Het is wel goed. Alle lezeressen en lezers worden een allerbeste kerst en oudjaar toegewenst en wederom bedankt voor de aandacht en het medeleven. Prettige overpeinzingen ook. Ik ben zaterdag voor een maandje uit internet-lucht. Op naar weer een mooie reis door een mooi land, dat onophoudelijk voor verrassingen zorgt. Verrassingen die op hun beurt zorgen voor een afwisselend en intens leven. Ik wil niets anders meer.

zondag 12 december 2010

Ontlading (85)

Agressie zit in ieder mens. Aan agressie ontkomt dan ook geen mens. Het is natuurlijk, het is zaak om het te kanaliseren en binnen mensenlijke proporties te houden. Agressie uiten, kan opluchten. Schoonmaken ook en ontlading van ongevaarlijke agressie is zelfs heerlijk. Het kan aanvoelen als het diep insnuiven van frisse lucht.
Deze zaterdag heb ik zo´n dag van agressie. Het begint al vroeg. Mijn vriendin staat na negen jaar, in alle stress, voor haar laatste werkstukken en proeven. Met goede resultaten kan ze eindelijk begin volgend jaar afstuderen aan de staatsuniversiteit in Goiãnia. Geografie doet ze en een diploma opent deuren. Ze kan lesgeven op middelbare scholen. Ook een baan van lokale of federale overheden op gebied van onder meer milieu is mogelijk. De reden dat ze er negen jaar over doet, ligt zeker niet aan haar herseninhoud, maar aan levensomstandigheden in die afgelopen periode. Laat ik het daar op houden.
Twee jaar loopt ze al stage. Netjes verdeeld in blokken. Elk semester één blok. Die stage is gepland met duo´s. Vriendin doet het samen een maatje van haar, die ze jaren kent. Het is een aardige meid, goed stel hersens ook. Ze verhuist met haar man van buiten Goiãnia naar de aanpalende wijk waar de universiteit ligt. Goed. Maar dan. Het botert niet zo tusen vrouw- en manlief. Zachtjes gezegd en geschreven. Vrouwlief lijdt eronder, maar mijn vriendin ook. Ze laat verstek gaan tijdens stage. Dat treft het afstuderen uiteraard. Vriendin schrijft eindverslag over stage in haar eentje, haar maatje laat met zwakke excuses, lees uitvluchten, wederom verstek gaan.
Eigenlijk zijn de twee al te laat met het inleveren van het eindstuk, maar goed, wat is te laat in Brazilië, dus krijgen ze enkele dagen later een laatste kans. Wie komt opdraven, is mijn vriendin. Met een keurig geprint en ingeboekt eindverslag. Stagebegeleidster wil met haar praten. Een bom barst. Maatje van vriendin heeft zonder aankondiging haar studie eind oktober stopgezet. Om zo te voorkomen dat ze haar hele studie in het waswater gooit. Maar geen woord tegen vriendin, die zich doodschrikt en uitlegt aan stagebegeleidster dat ze altijd naar haar stage-adres is gegaan, dat ze voor haar afstudeerperiode staat, dat nu haar maatje kan zorgen voor maanden, zo niet een jaar, vertraging. Mevrouw de stagebegeleidster, net een jaar in functie op de universiteit, laat koud weten dat ze ´de zaak zal analyseren.` Het is van de gekke, ze heeft zelf ook haar taken als begeleidster schromelijk verwaarloosd. Het stageverslag liegt niet. Vaak zijn de twee meiden voor niets naar de school gegaan, omdat het domweg ontbrak aan een goede begeleiding en de leraren daar maar geen waarde aan die staigiares toekennen.
Een lange inleiding voor de eerste openbaring van agressie op deze mooie zonnige zaterdagochtend in december. Het is nog geen tien uur, vriendin zit achter de laptop en controleert of ze via email al resultaten van proeven krijgt. Ze slaakt een kreet. ´´Amor, kom kijken! Milha geeft me een vijf! Ik ben erdoor!`` Milha is de stagebegeleidster en een vijf is het minimumcijfer om een discipline te halen. Ik ontplof. Het is mijn beurt. ´´Een vijf? Het is een schande! Ze weet dat ze je door moet zetten. Ze weet dat jij een proces tegen haar openen en dan hangt ze. Ik zou die vriendin trouwens maar eens hartelijk danken voor de medewerking.``
De toon van de dag is gezet. Ik ga naar de supermarkt om kip te kopen. Want vriendin krijgt bezoek van andere medestudente die haar helpt om mappen en kaarten te downloaden voor haar eindstuk. In de super, waar de gangetjes te smal zijn, moeten om de haverklap winkelbediendes met karren vol koopwaar passeren. Dat leidt tot achteruit, vooruit en opzij manoeuvreren. Dat leidt tot behoud van agressie, ik dank de bediendes in alle stilte. Dit gaat goed.
Bij thuiskomst moet ik terug naar de super, want ben spullen vergeten. Dat is niets bijzonders, normaal. Op de terugweg, het is nog geen achthonderd meter, ruik ik aan de overkant van een straat bij een ijzerhandel een lekker geurende barbecue. Die had ik toch een half uurtje geleden gemist. ´´Hé gringo, kom! Feessie, je bent van harte uitgenodigd. Vlees, bier en cachaça. Er is zat.`` Komt goed uit, gezien mijn staat van zijn kan ik wel een feessie gebruiken.
Dat heb ik geweten. Minstens twintig mensen, jong, oud, kinderen, doen zich tegoed aan geneugten des levens. Een gringo op bezoek, dat is leuk. Gaan we van alles aan hem vragen. Gaan we van alles aan hem laten weten. Want wij zijn zeker niet op het achterhoofd gevallen. Niet op het achterhoofd gevallen? Jullie hebben niet eens een achterhoofd!
Een opsomming. Nederland heet Holanda en Ierland heet Irlanda. In het Portugees. ´´Dat is hetzelfde land, niet? Praten jullie dan overal Engels in Europa? Nederland een eigen taal? Nee, je begrijpt het niet. Nederlanders spreken Engels toch? Nou. Nog wat. België spreekt voor de helft Vlaams, Nederlands dus, en voor de helft Frans. Dan is het geen eigen land, het hoort voor de helft bij Nederland, de rest is Frankrijk. Je maakt ons niks wijs gringo!`` Het begint te koken, die agressie, maar het is ook warm buiten en onder het golfplaten dak van de ijzerwarenhandel.
´´Nu wil ik dat jullie allemaal de mond houden. Minstens een half uurtje!`` Dat moet ik met nadruk bijna schreeuwen. Want een Braziliaan die zijn mond een half uur houdt in een discussie, moet nog worden geboren. Maar verrek, het schijnt te lukken. Ik begin met een simpele en voor ieder begrijpelijke aardrijkskundeles. Uitleg over vorm van landen, waar ze liggen, welke taal er wordt gesproken. Braziliaanse bruine ogen vallen uit de kassen. Holland is níet groter dan onze staat Sergipe? Inwoneraantal gelijk aan São Paulo met beetje voorsteden? Oh. Jullie spreken ook al Duits?
´´Maar één ding is zeker. De Vikingen hebben Nederland overheerst?`` Nee, die zijn alleen Nederland binnen gevallen en vervolgens plunderend door het land getrokken. ´´Maar welk land heeft jullie dan overheerst?`` Nou, niet zo als Portugal in Brazilië hoor. ´´´Dat moet wel, ieder land kent toch een overheerser?`` Nou, de Romeinen dan. Vooruit. Maar wij hebben meer op met de Batavieren dan met de Vikingen. ´´Ah``. En weet je wie bekendstaan als gerenommeerde bierbrouwers in die tijd? Juist, de Batavieren. ´´Ja, dat kan je wel zeggen, gezien de omvang van je buik.`` Ja, ho maar.
Het Algemeen Nederlands Peil van agressie zakt. De ontlading is daar. Een mens kan weer opgelucht ademhalen. Een nieuw Braziliaans Batavierenbiertje. Met schuim graag, daar moeten ze in dit continent niks van hebben. ´´Bedankt voor je uitleg gringo. We snappen het. Ierland is geen Nederland. Ierland is een eiland naast Engeland. Daar spreken ze ook Engels. Het is duidelijk nu. Ierland hoort niet bij Nederland, maar bij Engeland. Ierland is dus ook Engeland.``

maandag 6 december 2010

Die goeie ouwe Chico (84)



Het is onomkeerbaar. Wie zich echt interesseert voor Rio São Francisco in Brazilië wordt er onmiddellijk verliefd op. De indrukwekkende rivier is maar liefst 2.830 kilometer lang en heet in de volksmond Velho Chico. Dat betekent Oude Chico, met dien verstande dat Chico een afkorting is van Francisco. De rivier ontspringt op een hoogte van 1200 meter in de staat Minas Gerais, loopt door de staten Bahia, Pernambuco, Sergipe en Alagoas, alvorens zich in het noordoosten van Brazilië over te geven aan de Atlantische Oceaan. Wat Chico zo´n eigen gezicht geeft, is haar karakter. De rivier weerspiegelt het Braziliaanse leven in bijna al haar facetten. Pure schoonheid, droogte, regen, tegenstrijdigheden, armoede, rijkdom, veel strijd.
São Francisco een brede en kronkelende rivier, met een fascinerende tropische flora en fauna. Een rivier met grote zandbanken, als het waterpeil in de winter zakt. Een rivier die domineert, die ontzag inboezemt, die romantiek uitstraalt. Tientallen jaren wordt de ouwe Chico al in alle toonaarden bezongen. Het is echte liefde. São Francisco is ook een droevige rivier. Mensenhanden brengen onherstelbare schade toe aan de Chico, ze bouwen enorme waterkrachtcentrales en verleggen de loop. Aan de rivier liggen minstens vijfhonderd steden en dorpen. Voor het merendeel straatarme mensen zijn afhankelijk van Rio São Francisco. Ze leven van de visvangst, het vervoer over water, ze boeren. Ze leven bij gratie van hún rivier. Hún rivier? Daar denkt de landelijke overheid anders over. Die heeft plannen om de hele Chico te nationaliseren. En denkt niet aan de gevolgen van die ´egoïstische kapitalistische nationalisering`, vinden de bewoners.
Het idee van de rivierloop te veranderen en zo de ernstige problemen van droogte in het noorden en noordoosten van het land op te lossen, dateert uit de tijd dat Brazilië nog een keizerrijk was. Het werd weer actueel tijdens de regeringen van de presidenten Getúlio Vargas (1937-1945) en Fernando Henrique Cardoso (1994-1998). Maar tot en met de regering Lula zijn er protesten, zijn er felle discussies en acties. Het einde van cruciale omleggingen is niet in zicht, het lijkt op een gebed zonder einde.



Voor alle duidelijkheid, die droogte in het noordoosten van Brazilië is geen kinderspel. Maanden geen druppel water, tankwagens moeten afgelegen gebieden bevoorraden, oogsten verdorren, vee sterft onder de hete zon. Verleggingen op tal van plaatsen zouden zeker een uitkomst kunnen bieden. Maar vergaande plannen lokken vergaande protesten uit. Specialisten zeggen, doen die omleggingen, maar ook zorgen voor infra-structuur in het gebied. Een naar woord voor scholing, (financiële) hulp bij ontwikkeling van landbouw en wonen. Anders is het weggegooid geld en moeite. Andere staten, zoals Piauí, komen in het geweer. Ze vergeten ons, wij hebben ook last van de droogte, wij willen ook water van die rivier. Ho ho, zeggen de mensen die er altijd al hebben gewoond, na die omleggingen hebben wij geen water meer, of maar een klein beetje. Wat moeten we dan? Die waterkrachtcentrales. Ze zijn nodig voor stroomvoorziening in het noordoosten. São Francisco leent zich uitstekend voor die centrales. Maar het volk voelt zich gepasseerd, voelt zich onbegrepen en ziet de centrales als melkkoeien en inkomsten voor regering en rijke particulieren. Broeder Luiz Cáppio, die zijn leven lang opkomt voor de armen, begint op 26 september 2005 een hongerstaking in de stad Cabrobó, in de noordelijke staat Pernambuco. Tegen omleggingen. Hij krijgt steun. Alternatieve en milieu-organisaties zijn het eens met de broeder. Het helpt niks. De toenmalige minister Jacques Wagner weet op 5 oktober een einde aan de vastenperiode van de broeder te maken. Hij belooft beterschap. Cáppio is niet van gisteren en zegt onomwonden: ´´Komt er geen bevredigende oplossing voor die omleggingen, dan begin ik zo opnieuw.`` Een bevredigende oplossing blijft uit. De landelijke overheid kondigt in 2007 het begin van werkzaamheden aan, onder toeziend oog van het leger. De broeder pikt zijn hongerstaking 27 november 2007 weer op. Opnieuw steun, ditmaal van bekende Braziliaanse geografen, filosofen en theologen. Het baat niets.
Een sterk vermagerde Cábbio wordt op 19 december opgenomen in het ziekenhuis Unidade de Tratamento Intensivo in Petrolina. Hij besluit toe te geven aan medische hulp. De broeder sterkt aan, wordt beter, wordt bisschop en blijft tot op de dag van vandaag opkomen voor sociaal-zwakkeren en is één van de belangrijkste voormannen in de strijd tegen omleidingen van de rivier.
São Francisco herbergt een cultuur die ver teruggaat. De rivier is ooit van de Indianen geweest, uiteraard, de eerste bewoners van het land. Opará noemden de indianenstammen de rivier, voordat die de ouwe Chico werd genoemd. Indianen wonen er nog steeds, in reservaten, ze zijn een minderheid. Net als de zwarten, de negers, in hun eigen quilombos, de typische nederzettingen van een andere minderheid. Het stroomgebied van São Francisco is zo belangrijk, het irrigeert een oppervlakte van 641.000 vierkante kilometer. Niet gek dat er zoveel te doen is over omleggingen, bouwen van dammen en waterkrachtcentrales, angst voor vervuiling, bacteriëen en droogte.
Over een cultuuruiting van ouwe Chico gesproken. Wat te denken van de afschrikwekkende carrancas? Het zijn grote groteske gebeeldhouwde houten koppen, die vroeger, naar schatting rond 1800, voorop schepen werden bevestigd. Het is niet te achterhalen of het de indianen of negers zijn geweest, die met het maken van deze koppen zijn begonnen. Wel is het zeker dat ze alleen te zien waren op de São Francisco. Volgens overlevering en legendes werden de angstaanjagende koppen niet voor niets gemaakt. Ze moesten zorgen dat monsters van de rivier wegbleven en een gelukkige en behouden vaart garanderen. Dieren als enorme krokodillen en de surubim kwamen niet meer in de buurt van de boten. Een surubim is een vis die 1,80 meter lang kan worden, met een gewicht van tientallen kilo`s. De carranca wordt nog steeds gemaakt, uit hout, in plaatsen aan de Chico. Ze worden verkocht als souveniers aan toeristen.
João Zinclar was in zijn jonge jaren, tot zijn twintigste, metaalbewerker in een fabriek in zijn eigen land. Nu is hij een bekende Braziliaanse fotograaf, die op fraaie en subtiele wijze met zijn werk de ´strijd van alle dag` weet te vereeuwigen. Zinclar is altijd een linkse jongen geweest, militant zelfs, zoals hij het zelf zegt. Opkomen voor rechten van de arbeiders, zich sterk makend voor een sociale revolutie in Brazilië en daarbuiten. Zinclar reisde van 2005 tot 2010 met korte onderbrekingen vijf jaren langs de ouwe Chico en maakte een speciaal fotoboek, dat niet alleen de natuurschoon van het gebied toont, maar vooral ook de strijd om het bestaan van mensen die er wonen.
Interviews naar aanleiding van het fotoboek verschijnen in de linkse pers. Of de omstreden plannen voor en verwezenlijking van omleidingen en verleggingen hem hebben aangegrepen?



De militante Zinclar neemt geen blad voor zijn mond. ´´Betrokkenheid met dit onderwerp is onvermijdelijk als je daar gaat fotograferen. Mijn lens zag in vele gevallen een stervende rivier. Ook een milieu dat heeft geleden onder vele aanvallen van de mens. Het volk van de Chico, met haar een eigen cultuur en manier van werken, wordt bedreigd door de macht van het grootkapitaal. Het is pure oorlog tussen klassen. Landloze boeren tegen grootgrondbezitters, ambachtelijke vissers tegen machtige bedrijven, de komst van het internationale hotelwezen. Gezien mijn politieke achtergrond heb ik me via mijn werk geïdentificeerd met de strijd van het volk tegen nog meer aangekondigde omzettingen.``
Zo blijft Rio São Francisco en haar bevolking zich roeren. Zo blijft het botsen tussen belangen. Brazilië in notedop. Neem de Movimento Sem Terra, kortweg MST genoemd, de Beweging Zonder Land. Deze beweging bezet land van grootgrondbezitters. Het wil een eerlijkere verdeling van vruchtbare grond. Duizenden hectares blijven onaangeroerd, zijn slechts gekocht voor investering. Duizenden families lijden honger, hebben geen huis en inkomen, reizen rond. Waarom kunnen deze families niet op deze gronden blijven, ze ontginnen, er een boterham mee verdienen? Het is simpel gesteld, want de op puur Marxistische leest geschoeide MST krijgt hedendage veel kritiek. Terecht. Te veel geweld, ze houdt zich niet aan wetten die ze zelf heeft afgedwongen. Een boek is erover te schrijven. Wie gelijk heeft, het is moeilijk om een Salamonsoordeel te vellen. Het is wel zo dat een klein percentage van bizar rijke Brazilianen het grootste deel van vruchtbare gronden in het land in bezit heeft, zonder er iets mee te doen. Het is wel zo dat die gronden leven en werk kunnen bieden aan heel veel straatarme Brazilianen. Dergelijke gronden liggen ook bij de São Francisco. Vandaar dat MST er actief is. Vandaar dat confrontaties tussen gezag en Marxisten onvermijdelijk zijn. Zoals in heel Brazilië. Opnieuw een gebed zonder einde.
Afgezien van het recht en onrecht dat mensen elkaar aandoen in het stroomgebied van Rio São Francisco, is er een ander sterk gevoel. Dat de rivier zichzelf niet meer is, dat het niet meer zelf kan beschikken over haar eigen leven, haar eigen toekomst. Zoals het wél eeuwen is geweest. Het wekt medelijden op. Arme ouwe Chico, wat gaat er van je worden?

Voetbalbeleving (83)



Desolate professionele voetballers storten na het laatste fluitsignaal van de scheidsrechter ter aarde. Tranen de vrije loop. Drie van hen liggen op een rijtje, op hun rug, op een nat geregende grasmat en huilen aan één stuk door. Camera´s en microfoons boven hen. Camera´s bijna op de gezichten. Reporters willen woorden. Maar die woorden blijven uit, de voetballers zitten er compleet doorheen. Ze zijn in de twintig, jong nog. Maar een droom is stuk. Die ene goal is uitgebleven. Wat rest is degradatie naar de tweede divisie. Wat rest zijn tranen, die de grasmat nog natter maken dan dat die al is.



Het is zondagavond 5 december, kwart voor zeven in de avond. Plaats van handeling? Het stadion Estádio Barradão in Salvador, hoofdstad van de Braziliaanse staat Bahia. Vítoria weet niet te winnen van Atlético Clube Goianiense, kortweg Atlético genoemd, de kleinste maar wel oudste profclub uit mijn woonplaats Goiãnia. Het blijft na een zinderende wedstrijd 0-0. Het stadion puilt uit met 40.000 supporters. Vlaggen, vuurwerk, zingen. Veel ritmes, veel getrommel, dat hoort nu eenmaal bij het zwarte Bahia. Slechts een handjevol Atleticanos, zoals de supporters van de tegenstander zichzelf noemen. Vítoria moet winnen, met een goal verschil. Beide clubs staan op de laatste speeldag van de Serie A gelijk in het aantal punten en rond de degradatiezone. Atlético heeft echter een hoger aantal gewonnen wedstrijden en heeft dus aan een gelijkspel genoeg om zich op het hoogste niveau van het Braziliaanse profvoetbal te handhaven.
Het is de tweede helft, Atlético krijgt zowaar kansen. Het lukt Vítoria maar niet om te scoren, de tegenstander op eigen helft te houden. Ze zijn een paar keer dichtbij die ene goal, maar het lijkt erop alsof spanning verlamt. Het ontbreekt blijkbaar aan de wil om te winnen, aan onverzettelijkheid. De ploeg uit Goiãnia verdient het gelijke spel. Bijna blessuretijd. Televisiecamera´s zwenken naar de tribune. Biddende supporters van de thuisclub in beeld. Gezichten geschilderd in de clubkleuren, zwart en rood. Verf die doorloopt, vanwege tranen. De Leeuwen, bijna iedere club in Brazilië heeft een dierennaam als bijnaam, brullen, willen bijten maar hebben geen tanden. Ze klauwen, maar zonder nagels. De supporters voelen het onheil haarfijn aankomen. Daar zijn ze supporters voor. Een ware supporter weet dat soort gevoelens in zichzelf te herkennen, weet wanneer ze opkomen en ze zijn in 99 procent onafwendbaar en juist. Ditmaal ook, Vítoria komt het volgende seizoen niet meer uit tegen Flamengo, landskampioen Fluminense, Corinthias en São Paulo.
Aan de andere kant van het veld ook tranen, maar van geluk. Atlético heeft lang op de laagste plaats van de Serie A gestaan. Moederziel alleen onderaan. Maar is aan een moeizame inhaalrace begonnen en die race eindigt deze zondag in Bahia. Knap staaltje onverzettelijkheid. Trainer René Simões van Atlético troost zijn collega Antônio Lopes van Vítoria direct na de wedstrijd. ´´Ik heb tegen hem gezegd dat het voetbal nu eenmaal zo is. Ook de trieste zijde ervan moeten we leren begrijpen.`` Beide oefenmeesters hebben zelf zichtbaar moeite met hun eigen emoties.
Aan de zuidelijke kant van Brazilië een heel ander beeld. Fluminense is kampioen, na 26 jaar. Supporters nemen bezit van Zona Sul van Rio de Janeiro, de sjiekere en strandzone. De spelersbus gaat naar het beroemde Sambadrome. Daar zullen de spelers op een tribune de huldes van duizenden supporters in ontvangst nemen. Maar het regent en bliksemt. Gevaar voor inslagen. De spelers stappen niet eens de bus uit, die rijdt na korte tijd weer weg. Geen wanorde, geen teleurstelling, geen vandalisme. Supporters malen er niet om, trekken naar de bars en vieren hun eigen feestje. Dat feestje zal tot in de vroege uurtjes duren en wordt ongetwijfeld deze week voortgezet. De rivaliserende Flamengofans, die vorig jaar nog het kampioenchap van hún club vierden, kijken tandenknarsend toe. De carioca, bijnaam voor inwoners van Rio de Janeiro, loopt deze zomer met grote borst vooruit. Daar hebben ze al een handje van, maar nu helemaal. De hegemonie van São Paulo is doorbroken. Eindelijk. Twee jaar achtereen een landskampioen uit de eigen stad. Dat zullen de Paulistanen weten. Rio de Janeiro moet helemaal niks van die werk- en industriestad van Brazilië hebben.
Voetbalbeleving in Brazilië. Voor buitenstaanders soms onbegrijpelijk. Een liefde voor een club, die heel ver gaat. Het zit in de ziel van de Braziliaan, hij is ermee geboren en zal ermee sterven. Hij geeft het door van generatie op generatie, nooit zal die liefde enigszins verminderen of uitsterven. Kinderen krijgen namen van voetballers, stokoude supporters blijven naar het stadion gaan tot ze echt niet meer kunnen bewegen. Ze sterven aan hartaanvallen op de tribune, thuis voor de buis, op straat. Het zijn geen uitzonderingen.
Een werkelijk indrukwekkend tafereel speelt zich af op deze maandagochtend, de 6de december 2010, in Goiãnia. Het toneel is het kleine en knusse vliegveld Santa Genoveva. Doorgaans een toonbeeld van rust op een maandagochtend, zeker buiten de grote vakanties. Maar deze ochtend niet. Tweehonderd supporters van Atlético, met vlaggen en shirts en geschminkt, wachten hun spelers op. Die komen terug uit Salvador. Onder hen mooie geblondeerde spelersvrouwen, met baby´s in de armen. Papa speelt volgend jaar godzijdank weer in de Serie A. De baby´s hebben geen notie van wat er gebeurt, maar dragen wel Atléticoshirtjes.
Tot grote verbazing van het legioentje komen ineens voetballers en begeleiders van twee andere clubs uit die eredivisie het vliegveld binnen. Het zijn Goiás, de club uit Goiãnia die al weken is gedegradeerd uit de Serie A, en het populaire Corinthias uit São Paulo. Corinthias speelt dezelfde zondag als Atlético in Goiãnia tegen Goiás. Het is de laatste theoristische kans om landskampioen te worden, maar dan moet Fluminense thuis verliezen en de club uit São Paulo uit winnen. Het zal niet gebeuren, Fluminense wint met een schamele 1-0 thuis van Guarani, ook al gedegradeerd en is kampioen. Corinthias komt niet eens tot winst tegen een reserveteam van Goiás, 1-1 slechts.
Reserveteam? Ja, het is de reden dat Goiás deze maandagochtend op het vliegveld incheckt voor een vlucht naar São Paulo, om vervolgens door te vliegen naar Buenos Aires, de Argentijnse hoofdstad. Daar wacht de tweede en laatste wedstrijd in de finale om de Copa Sul Americana 2010. Zeg maar finale UEFA-Cup. Een absoluut onverwacht resultaat voor de ´groenen` uit Goiãnia, die er dit seizoen niets van bakten en terecht volgend seizoen in Serie B spelen. Maar voor die internationale cup hebben ze gevochten als leeuwen en haalden ze op miraculeuze wijze de twee finalewedstrijden. De thuiswedstrijd was eveneens miraculeus en met een ongekende strijdlust werd het veel beter geachte Indepedente met 2-0 verslagen. Woensdag 8 december wordt het oerspannend in een overvol en uitzinnig stadion in Argentinië. Oerspannend? Nee, het wordt oorlog, het is ook nog eens Brazilië tegen Argentinië, uh, Nederland tegen Duitsland.
Terug naar het vliegveld in Goiãnia. Het is een extra presentje, de aankomst van de delegaties van Goiás en Corinthias. De Atléticanos laten de gelegenheid om eens lekker te jennen niet aan hen voorbijgaan. Goiás wordt ingepeperd dat het Serie B gaat spelen. En dat hun veel bescheidenere en armere clubje op het nippertje wel in de Serie A is gebleven. Corinthias moet het ook ontgelden. Die heeft in de competitie twee keer Atlético verslagen, uit en thuis. Maar het is niet alleen schelden. Supporters in Atléticoshirt vragen handtekeningen, aan de Corinthiasspelers Dentinho, Jorge Henrique, Julio Cesar e Bruno César. Ze gaan zelfs op de foto met hen. De spelers tonen geen enkele terughoudendheid en voldoen in alle geduld aan de verzoeken. Corinthias vliegt zonder de grote sterren Ronaldo, Roberto Carlos e Elias, die al zondagavond het spelershotel in Goiãnia verlieten. Een kleine tegenvaller voor de Atléticanos. Maar niet lang. Terwijl spelers van de twee ´grote` teams gezamenlijk hun vliegtuig instappen voor een vlucht van dik een uur naar São Paulo, stapt de selectie van het ´kleine` Atlético uit. Natuurlijk zijn televisie en radio erbij. Spelers zijn duidelijk verbaasd over het aantal supporters dat hen opwacht. Weer natte ogen. ´´We hebben een finale van een wereldcup gespeeld in Salvador. Met een goed resultaat. De laatste weken waren spannend en zenuwslopend. We zijn dood- en doodmoe. Het moet volgend seizoen echt anders, dit is niet om vol te houden``, aldus getekende spelers van Atlético tegen supporters én pers.
Fluminense, Atlético Clube Goianiense, Vítoria. Drie voetbalclubs uit drie streken van Brazilië. Rio de Janeiro, Goiãnia, Salvador. Drie voetbalclubs met supporters die niet voor elkaar onderdoen. De één treurt, de ander feest. Het is zou oud als het voetbal zelf, zo gaat altijd aan het einde van de competities in het continent.
Maar het voelt anders aan in Brazilië en dat maakt het speciaal. De vreugde, maar zeker ook het verdriet. Ze zijn zo intens, worden zo diep gevoeld, en worden dan ook navenant geuit zonder enkele schaamte. De ziel gaat bloot, niets meer te winnen, niets meer te verliezen, het spel is uit, de zaken zijn gedaan. Gaat het leven door? Nee, het leven gaat niet door. Na het laatste fluitsignaal van de scheidsrechter stopt het leven. Morgen bestaat niet meer, nooit meer. Dat geldt voor alle winnaars en voor alle verliezers.

zaterdag 4 december 2010

Mislukt sinterklaasfeest (82)



De stoute schoenen zijn aangetrokken. Het moet voor eens en altijd duidelijk worden gemaakt. Nederlanders en Belgen vieren deze dagen massaal het sinterklaasfeest en dat gaat een Nederlander in Brazilië aan Brazilianen duidelijk maken. In alle details. Die Nederlander ben ik. Die Brazilianen zijn twee families, twee vaders, twee moeders, twee jongens, twee meisjes uit Goiãnia, dat in het midden van het land ligt. De kinderen in de leeftijden van acht tot twaalf, hun ouders dertigers. Een fraaie afspiegeling van de maatschappij, zo moet het. De voorbereiding is er één die niet beter kan. Via internet foto´s en liedjes bij elkaar gezet. Op papier netjes in korte zinnen de uitleg over het feest opgeschreven. Wat kan er mis gaan? Juist, niets! De uitleg is bij mij thuis. Veel fris en zoetwaar gekocht. Iedereen voorzien van een drankje en snoep? Dan gaan we beginnen. Luister goed. Wie is Sint Nicolaas? Dat is een heilig verklaarde bisschop, die heel lang geleden in Europa leefde. Hij verrichtte wonderen en werd daarom heilig verklaard. Het sinterklaasfeest in mijn land is heel erg oud en begon al voordat de Portugezen jullie land ontdekten. Sinterklaas bestaat dus niet meer in het echt. Hij wordt gespeeld. De sinterklazen in Nederland hebben een speciale sinterklaaspakken aan. Kijk, zoals op deze foto. Ja, hij rijdt paard, want in de tijd van de heilige bisschop waren er geen auto´s. Opmerkingen? Vragen? Geen vragen, mooi zo.
Sinterklaas heeft hulpjes. Die heten Zwarte Pieten. Dat zijn Nederlanders, die zich zwart schminken en ook die hebben een speciaal pak aan. Zoals op de volgende foto.
De Zwarte Piet maakt altijd grapjes en haalt acrobatische toeren uit. Want Sinterklaas is een oude en ernstige man, hij is een belangrijke heilige. Die gaat natuurlijk niet springen en gekke dingen doen. Opmerkingen? Vragen? Vader 1 begint: ´´Nou, hebben jullie geen negers in Nederland?`` Jawel. ´´Spelen die geen Zwarte Piet?`` Eerlijk gezegd, ik heb zelf nog nooit een neger in mijn land Zwarte Piet zien spelen, nee, het zal wel voorkomen, maar het is redelijk zeldzaam. Moeder 2: ´´Het is toch een beetje discriminerend. Die Pedro, die werkt onder Sinterklaas? Uh, ja, het is zijn knecht. ´´´Zie je wel, discriminatie. Hier hebben de zwarten ook altijd de slechtste baantjes en werken ze onder blanken. Bij jullie verven blanken zich zwart om onder blanken te werken. Dat deugt niet!`` Oeps, daar zit wat in. Maar niemand ervaart de Zwarte Piet als het wegzetten van een zwarte minderheid. Zwarte Piet is populair en een grote kindervriend. Gemompel. Meer vragen? Geen vragen.
We gaan verder. Het sinterklaasfeest wordt op 5 of 6 december gehouden. De katholieke naamdag van Sint Nicolaas is 6 december. Dan is het pakjesavond in de huizen, het geven van cadeautjes. Heel vroeger alleen aan kinderen. Maar tegenwoordig geven volwassenen elkaar ook presentjes. Jonge kinderen weten niet anders of Sinterklaas bestaat. Ik kan me herinneren dat mijn moeder zo rond mijn achtste verjaardag vertelde dat de sint die bij ons thuis kwam, onze oom was. En dat mijn moeder en vader de cadeaus kochten. Mijn broertje was destijds twee jaar jonger, ik mocht nog niks tegen hem vertellen. Vragen?
Meisje 1, acht jaar: ´´Dus als jij tegen mij zegt dat Sinterklaas niet bestaat, mag ik het tegen niemand zeggen?`` In ieder geval niet tegen al je veel jongere nichtjes, neefjes, buurmeisjes, buurjongens, vriendinnetjes en vriendjes. Nee, het lijkt me niet. ´´Maar dat is niet eerlijk. Trouwens, ik kan mijn mond toch niet houden. Als ik een keer ruzie heb, dan zeg ik: maar jij weet lekker niet dat Sinterklaas niet bestaat, haha.`` O ja, Brazilianen en geheimen bewaren. Dat is zoiets als pepernoten in de zomer. Meer vragen? Geen vragen.
Zoals ik zei, vaak komt Sinterklaas bij je thuis. Of op school. Dan heeft hij een dik boek bij zich. Daarin staan alle namen van de kinderen die in de klas zitten. Die staan er niet echt in. Het is gewoon een oud en dik boek met letters, meer niet. Maar Sinterklaas doet net alsof. Hij leest er uit voor. Hij heeft wel een lijst met namen van de leraar gekregen. En met opmerkingen erbij. Hij zegt: ´´Is Maria hier? Kom eens op de schoot van Sinterklaas zitten.`` Dat doet Maria, met vol ontzag. Sinterklaas zegt dan: ´´Jij bent een goede leerling, dat weet Sinterklaas en je bent erg goed in taal. Alleen met rekenen heb je problemen, dat moet beter kunnen, vind je niet?`` Maria knikt. Daarna haalt Zwarte Piet uit een grote zak een presentje voor Maria. ´´Je bent geen stoute meid, dat is goed. Want je weet, stoute kinderen gaan in de zak van Sinterklaas en die neemt hij mee.`` Opmerkingen, vragen? Vader 2: ´´Wacht eens. Gaat daar een vreemde meneer in een raar pak vertellen dat mijn zoon niet goed is in rekenen. Wie geeft hem dat recht? Die leraar moet zijn mond houden, die zet mijn kind voor schut voor de hele klas. Het mag dan wel zijn dat mijn zoon niet goed kan rekenen, ik was ook altijd slecht in wiskunde, het geeft niemand ook maar het minste recht om over mijn zoon te oordelen en zeker niet in het openbaar. Als ik erbij zou zijn, komen er problemen.`` Moeder 2: ´´Op schoot? Wie is die Sinterklaas. Misschien een vieze man. Ik laat mijn kinderen niet zomaar op een schoot van een vreemde zitten, ben je helemaal.`` Weer een rake, het is waar, intimiteiten met kinderen in Brazilië, wees er voorzichtig mee, zeker bij een eerste kennismaking.
Jongen 2, twaalf jaar: ´´Ik ben helemaal niet goed op school. Moet ik dan echt in die zak?`` Nee hoor, dat is maar bij wijze van spreken. ´´Ze maken je wel bang zeg. Laat dat cadeautje maar zitten, ik ga niet naar dat feest op school.`` Maar de kinderen weten dat het slechts spel is. Moeder 2: ´´Ik vind het niks, je mag kinderen nooit bang maken. Ze komen huilend thuis en vertellen dat Sinterklaas ze in de zak wil stoppen en meenemen. Dan ga ik even een bezoekje aan de school brengen, denk ik zo.`` Weer een voltreffer, kinderen zijn heilig in Brazilië, die worden met alle liefde en aandacht omgeven. Positief wel te verstaan.
De (stoom-)boot is aan. Ik heb het helemaal verkeerd gedaan. Met al die details. Ik had moeten uitleggen dat het een feestdag is met cadeautjes voor kinderen en voor volwassenen en dat een ongevaarlijk spel wordt gespeeld. Wortels in schoenen? Voor het paard van Sinterklaas? Beide moeders trekken een vies gezicht. ´´Gadver, dat gaat stinken. Vies.`` Waar, warm land, zweetvoeten, onfrisse schoenen. Ik lach maar stiekem wat. Gelukkig gaan de sinterklaasliedjes erin als pepernoten, de video´s met de stoomboot ook. Maar details over prikkelende gedichtjes en surprises leveren weer een storm van protesten op. Een Braziliaan ziet prikkelende gedichtjes als een belediging.
Ik weet nog goed, tien jaar geleden in Rio de Janeiro, de eerste stappen van deze Hollander op Braziliaanse bodem. Helemaal gek van Neerlands Hoop in Bange Dagen. Ik vertaalde een nummer van Bram en Freek in het Engels aan een Braziliaan. Het ging over stervensbegeleiding. Prachtig en ruw. Nou, dat was helemaal niet prachtig, maar enkel ruw. Braziliaan kon er in de verste verte niet om lachen. Na mijn uitleg volgde een zeer pijnlijke stilte. Lesje geleerd, nooit meer gedaan. Brazilië kent geen one-woman- of one-man-shows, zoals in West-Europa. Met kritiek op politiek, het sociale leven. Sterker, het is oppassen geblazen. Zeker als het aantijgingen zijn aan het adres van officiële functionarissen. Je kan zo het gevang in gaan. Zijlijntje ter verduidelijking: een belediging, misschien door diepe frustratie en verdriet, van bijvoorbeeld een dokter in een ziekenhuis, kan arrestatie opleveren. Het zijn geen grappen.
Daar zit ik dan. Te midden van Braziliaanse lieve kennissen vol vuur uit te leggen dat een surprise-avond bij familie van mijn eerste verkering in Nederland zo geweldig leuk was. Dat ik tranen met tuiten heb gelachen. Dat een heerlijke puber van die familie voor zijn vader een cadeautje had verpakt in beton. Dat het beton lekker hard was geworden en dat pa maar wat heeft afgezien om het open te bikken. Dat de huiskamer in de kortste keren een ware bouwkeet werd. Dat zijn toch grappen zeker? Neen. Wie gaat nou presentjes in beton gieten. Dan ben je niet goed wijs. Is die vader niet geliefd dan? Het is gevaarlijk ook, betonsplinters kunnen verwonden en de inboedel beschadigen. Enne, o ja, over dat snoepgoed gesproken. Niet goed voor de tandjes.
Ik hou ermee op. Ik kijk het gezelschap met een totaal verslagen blik aan. Verloren. Vader 1 slaat me op de schouders en buldert van het lachen. ´´Trek het je niet aan. Ik heb nog een paar vraagjes. Die zak met stoute kinderen, die gaat naar Spanje, zei je? Is dat vervoer gratis? Ik ben nog nooit in Europa geweest, laat staan in Spanje. Lijkt me een mooi land. Een grote zak heb ik thuis nog wel liggen en ik ben vaak erg stout.`` Zijn vrouw knikt bevestigend, ook met tranen in de ogen van het lachen. Vader 1 vervolgt: ´´Kom ik gratis in diezelfde zak weer thuis in Brazilië? Want dan kun je me zo meenemen hoor.``

woensdag 1 december 2010

Naar Belo Horizonte (81)

Drie kwalificaties, in oplopende graad. Nummer één: Paul Bode is regionaal directeur van ChildFund. Een internationale organisatie die zich bezighoudt met onder meer allerlei educatieve programma´s voor jeugd in alle leeftijden in populair gezegd de kansarme landen. Nummer twee en belangrijker: Paul Bode is een Feyenoordsupporter. Nummer drie en de belangrijkste: Paul Bode is al bijna dertig jaar een goede vriend van me, natuurlijk leren kennen bij een wedstrijd van ´de club`.
Paul heeft de Regio Amerika onder zijn hoede, dus ook Brazilië. Het belangrijkste Braziliaanse kantoor van ChildFund (wie er meer over wilt weten: www.ChildFund.org) zit in Belo Horizonte, de hoofdstad van de staat Minas Gerais. Dat is niet ver van mijn woonplaats Goiãnia, slechts 920 kilometer met de bus. Paul nodigt me uit, hij is een week voor zijn werk in Belo Horizonte. Kom even een zondagje langs. Veel tijd heeft hij niet. Hij moet maandag vroeg weer op huis aan, dat staat in Panama. Ik wil graag langskomen, want een goede vriend en al meer dan tien jaar geen contact meer, dat schiet niet op. Bijpraten, bijdrinken en bij-eten. In die volgorde is de planning.
De uitnoding wordt telefonisch gedaan op donderdag 25 november. Ik race op de fiets naar het grote busstation in mijn woonplaats en weet op de valreep een plekkie te bemachtigen in de bus die zaterdagochtend 27 november om half acht vertrekt. Veel keus is er niet. Een volgende bus naar Belo Horizonte vertrekt ´s avonds en komt de volgende pas ochtend aan. Of middag. Of niet. Want hoewel busreizen perfect zijn geregeld in Brazilië, er is bijna geen uithoek waar je niet kunt komen, naar de duur van de reis is het slechts gissen. Dat heeft te maken met de kwaliteit van het wegdek, wegwerkzaamheden, slagregens, ongelukken, controles, overvallen, lekke banden of erger, een kapotte motor. Op het busstation geven ze altijd vol overtuiging een aankomsttijd: in mijn geval negen uur in de avond. Die kun je vervolgens negeren. Het heeft geen zin.
Ik heb veel verre busreizen gemaakt in Brazilië, ze halen zeker in totaal de 15.000 kilometer. Veelal ´s nachts, dat gaat sneller. Wel een ramp, ik doe namelijk geen oog dicht. Overdag is leuker, het ritme dag-nacht blijft en een mens kan naar buiten kijken en kletsen met medepassagiers. Naar Belo Horizonte ben ik nog nooit met de bus geweest, nu overdag dus, dat wordt genieten. Voordeel één: er zijn niet veel reizigers in mijn bus, dus ik heb twee plaatsen, lekker lang uit hangen. Voordeel twee: de bus vertekt netjes op tijd. De eerste uren zijn vrij monotoon. Het is het landschap van de staat Goiás. Groen, zeker nu, het is regentijd, fraaie vergezichten, beetje heuvelachtig. De staat van de boeren. Dat verandert na een paar uur als we Minas Gerais binnenrijden. Minas Gerais is compleet anders dan Goiás, terwijl het buurstaten zijn in hetzelfde land. Minas Gerais staat bekend als de meeste heuvelachtig staat van Brazilië. De grootte komt overeen met Frankijk. Het is er adembenemd mooi. De bus gromt, kruipt moeizaam en voorzichtig op steile wegen naar boven. Scherpe bochten. Niet harder dan veertig tot zestig kilometer per uur. Het uitzicht is fenomenaal. Immens grote groene beboste valleien, zover als het oog rijkt, met enorme heuvels, het zijn nog net geen echte bergen. Hier en daar een boerderij. Ook veel boeren hier dus. Detail: in de bermen, vooral in bochten, zelfgemaakte kleine houten kruisjes met daarop namen en data. Weer een auto die een bocht uitvloog, weer dodelijke verkeersslachtoffers. Het lijkt meer regel dan uitzondering in Brazilië. Het volk weet het, maar is hardleers: een beetje minder het gaspedaal indrukken, is tegen dovemansoren gezegd.
Het wegdek is goed, geen regen of andere ongemakken, de reis vlot. Weinig aanspraak deze keer. Achter me zitten twee vrouwen op leeftijd, die om de drie zinnen, blijk geven van hun christelijke geloofsovertuiging. ´´God is zo groot, wat is God toch goed, dankzij God.`` Ik geloof zelf niet, ben overtuigd atheïst, maar heb niets tegen religie. Het is alleen zo vervelend om uren achtereen dezelfde mantra te horen. Het klinkt te zalvend.
Om de drie à vier uur stoppen we bij een groot busstation, waar gelegenheid is om een kwartiertje de benen te strekken, wat te drinken en te eten. Dat kwartiertje loopt altijd uit. Het zijn prachtige minuten. Ik loop steevast langs alle geparkeerde bussen, kijk waar ze heen gaan, waar ze vandaan komen en observeer de mensen. Dan wordt het beeld van het uitgestrekte Brazilië pas helder. Bussen die van noord naar zuid, van oost naar west kruisen. Duizenden kilometers. Passagiers met die typische kenmerken van het noordoosten, klein, donker tot zwart, of die uit het zuiden, meer het West-Europese type, langer, lichte ogen. Bijna iedereen is doodop, kleine oogjes. Brazilië is op reis. Het gaat 24 uur per dag door, het stopt nooit. Naar familie, op zoek naar een baantje in een grote stad (lees: hoop op een beter leven), naar een verre liefde.
Wat opvalt, er bestaat een soort saamhorigheid onder de reizigers. Vooral als de afstand zo rond de duizend kilometer is, groeit het familiegevoel. Zo rond de twaalf uur in een bus, een kleine ruimte, dan ga je bij elkaar horen. Moeilijk onder woorden te brengen, maar het is een prettig gevoel. Zelfs de twee oude Godsvrezende vrouwen worden op den duur steeds aardiger, steeds liever.
We rijden Belo Horizonte binnen. Negen uur. Het busstation is in het centrum. Dat gaat minstens nog een dik uur duren. De stad heeft meer dan 2,5 miljoen inwoners. Is twee keer groter dan Goiãnia. Eerst door buitenwijken, de perefirie, dan de industrieterreinen. Ik zit rechtop in mijn stoel, na een goede twaalf uur weer eens huizen in zicht. Het is zaterdagavond, gekrioel van mensen op straat. Bars zijn hel verlicht, muziek, bieren op tafel. Lachende gezichten, wanneer niet, maar het is ook weekeinde. Biljartende Brazilianen. Een soort snookertafels, ze zijn erg populair.
Belo Horizonte is ouder dan Goiãnia, heeft mooie oude katholieke kerken en gebouwen. Belo Horizonte is ook heuvelachtig, er is bijna geen rechte weg. Dat geeft fraaie doorkijkjes. Files, we zijn er bijna. Het grote busstation ligt deels in een wat duistere wijk. Letterlijk en figuurlijk. Zwartere mensen op straat, zwervers, bedelaars, verkopers van dubieuze waar.
De kroegjes daar zijn geweldig. Heerlijk smerig. Mensen die het niet gewend zijn, kunnen er beter geen plasje op de toiletten doen, die stinken een uur in de urinewind en zijn bizar goor. Zeker voor vrouwen een ramp. Vreemdelingen worden met de ogen uitgekleed. Ruiken ze in de verte naar een gringo, dan is het oppassen. Direct laten blijken dat je het Braziliaans-Portugees machtig bent. Gewoon een eenvoudig shortje aan, goedkope schoenen, geen dure camera om de nek. Tevoren wat losgeld in de zak doen, geen portemonnee trekken. Vragen wat een fles bier kost, vooraf! Een kwinkslag is eigenlijk het beste. Ik zie een neger zonder tanden, bijna zonder kleren, met groot glas cachaça, de Braziliaanse jenever. Ik sla hem op de schouder en vraag hem: ruilen? Wat? Een tand van mij tegen een slok van je cachaça. Gebulder. Ik ben binnen. Veel tijd heb ik niet, een snelle, want Paul wacht.
Het is bijna half elf in de avond. Ik vraag wat het Merit Hotel ligt. Dan krijg ik weer zo´n typische Braziliaanse uitleg. Hier links, nee, beter is eerst rechtdoor, dan rechts, zie je daar die verkeerslichten... Laat maar, ik neem de eerste aanwijzing voor lief en vraag daarna de weg aan een ander. Zo kom ik er altijd het snelste, etappe voor etappe. Het is niet ver, nog geen kilometer, maar het is pikkedonker en ik ken de stad niet. Ha, een politieauto. Twee agenten. Weer vragen. ´´Ben je in je eentje?`` Yep. ´´Dan brengen we je wel, even wachten tot deze winkel hier sluit.`` Dat is waar ook. Ik durf er een bedrag om te verwedden dat de baas de agenten wat toestopt voor die beveiliging. Geen afpersing hoor, het is normaal. Of hij betaalt in natura. Hangt van de winkel af. Het duurt een paar minuten, dan mag ik achterin de politie-auto stappen. De twee zijn van die typische macho-militaire-politiemensen. Ik weet niet waarom, het lijkt erop of dat korps er van vergeven is. En toch, op het gevaar af, het is ook leuk. Het hangt van de graad af. Het gaat met vol zwaailicht en af en toe sirene op het Merit Hotel aan. Ik geniet met volle teugen. En jawel, er kan geen mooie meid voorbijlopen of daar gaat die sirene weer. De politiemensen hebben grote pret, niet altijd een gringo in de auto natuurlijk. De meiden die worden toegesireend, vinden het voor 99 procent prachtig, kijken lachend om en wiegen extra met hun billen. Welkom in Minas Gerais!
Het Merit Hotel heeft vier sterren. Personeel in pak. Paul heeft kamer 1904. Na een dikke omhelzing gaan we de stad in. Die beste Bode heeft op me gewacht met het avondeten. Hij heeft honger, dat lijkt me meer dan logisch. We nemen een taxi naar een deel van het centrum waar het vol is met sjiekere restaurants en bars. En vol is met mensen. Paul kiest een restaurant uit. Het is er goed toeven, het eten is prima. En duur. Een hoofdgerecht voor meer dan zeventig reais. Ik kijk naar de mensen om me heen. Bijna allemaal witte huidskleur, goed gemanierd en dito gekleed. Klasse A, zoals het heet. De rijken. Ook dit is Brazilië. Het enige enorme land ter wereld waar straatarm en te rijk zo dicht op elkaar woont en met elkaar leeft. Na al die jaren is het onophoudelijk bijkletsen. Maar op spaarzame momenten, als ik even snel om me heen kijk, gaan de gedachten terug naar die tandenloze magere en bijna naakte neger, amper vijftienhonderd meter hier vandaan.
We zijn beiden moe. Naar het eten naar bed. Veel slapen wordt het niet. Na een paar uur weer wakker, weer praten. Het is zondag, de leukste dag in Brazilië. En goed weer, zonnetje, niet te gek warm. Belo Horizonte bij daglicht en nog wel in het centrum. Dat kan slechter. Ontbijt is heerlijk, daarna de stad in. Naar een overvolle kunstmarkt, het is nog geen negen uur, je kunt er over de koppen lopen. En of het nou Goiãnia, Belo Horizonte of welke stad dan ook is, altijd weer die eeuwige huisgemaakte waar. Die eeuwige dik geknoopte kleedjes in allerlei kleuren, houten opberg-kistjes. Ook grote schilderijen. Smaken verschillen, ze zijn spuuglelijk of hartstikke mooi, een tussenweg bestaat niet. Vind ik.
Terug naar het hotel, Feyenoord moet huis tegen ADO spelen. Paul kan het via zijn laptop live ontvangen. We kijken op bed. Na een achterstand wint onze club met 2-1. Opluchting, weg van die degradatieplaatsen, het is Feyenoord onwaardig. Douchen en weer de stad in. Braziliaans voetbal kijken bij een kroeg. Belo Horizonte kent twee grote profclubs, Cruzeiro, in het blauw, en Atlético Mineiro, in het zwart-wit. Aartsvijanden zijn het, zeker wat betreft de supporters. En ook in Brazilië loopt die rivaliteit jammer genoeg te vaak uit de hand en is geweld tussen supporters bijna gemeengoed. Drama.
De zaterdagavond dat ik arriveer in Belo Horizonte, wordt de negentienjarige Otávio Fernandes in koelen bloede om het leven gebracht in dezelfde stad, in de buitenwijk São Pedro. Hij maakt deel uit van Máfia Azul, de blauwe maffia, de harde kern van de Cruzeiro-aanhang. Een groep van twintig blauwen loopt een groep van veertig Galoucura´s tegen het lijf. Galoucura zijn de ´gekke hanen`, de naam van de harde kern van Atlético-supporters. Eén gekke haan pakt een verkeersbord van de straat en slaat het leven uit Otávio. Zo maar. Justitie denkt aan een stadionverbod voor beide harde kernen. Het misselijk makende nieuws zal ik pas maandag te weten komen, op de terugweg naar Goiãnia.
Het is nu zondagmiddag, tijd voor veel plebier (samentrekking van plezier en bier) en een gezonde wandeling. We lopen naar het plein bij het metrostation, laten het prachtige en grote natuurpark voor wat het is. Op het plein een manifestatie tegen Aids. Want het is maandag wereldaidsdag, vandaar. Tentjes met mensen die voorlichting geven. En gratis condooms uitdelen. En ja hoor, verschillende Brazilianen proberen er zoveel mogelijk van te bemachtigen. Rats rats en weg is de stapel bij stalletje één. We moeten er om lachen. ´´Die jongen gaat ze verkopen, dat is handel``, zegt Paul. Treffende opmerking, Paul kent Latijns-Amerika dus ook.
We kiezen een kroeg uit waar grote televisies naar de straatkant zijn gericht. Terras op en voetbal kijken. Cruzeiro wint uit bij Flamengo, Atlético wint thuis van Goiás. Nou ja thuis, op negentig kilometer van Belo Horizonte. Het gemeentelijke stadion, waar beide clubs spelen, is gesloten. Het wordt gerenoveerd in verband met de komende wereldkampioenschappen voor landenteams in Brazilië in 2014. Cruzeiro doet nog mee voor het landskampioenschap, Atlético ontloopt degradatie. Iedereen is blij.
Het is al donker als we opstappen. Richting hotel. Paul moet om kwart voor drie in de nacht op. Zijn vlucht is gepland om vijf uur. Ik besluit dan ook het hotel te verlaten en naar het busstation te gaan, er is een bus die om kwart voor acht naar Goiãnia gaat. Zware tijden, maar het is het waard. We passeren een plein, bijna ´thuis`. Het ziet er letterlijk zwart van de mensen, er klinkt harde soulmuziek. Grote boxen en wie zingt daar? James Brown, en wel zijn oudere nummers. Welja. Bijna allemaal negerinnnen en negers. En dansen. Een neger in een wit-grijs gestreept pak, zeker bijna veertig, danst als een bezetene. Een lust voor het oog. Met prachtige zwarte puntschoenen, een elastisch lichaam dat alle kanten opswingt. Het is te aanstekelijk. Voor we het weten, staan we ook te dansen. Paul houdt het na een half uurtje voor gezien, ik blijf.
Even op de plaats rust. Ik sta naast een puber met het mooie blauwe Cruzeiro-shirt aan. Daar komen ze aan, twee vrouwelijke supporters van Atlético. Een negerin en een vriendin van haar, wat lichter van kleur. In zwart-witte nauwsluitende trainingsbroeken en zwart-witte nauwsluitende voetbalshirts. Ze beginnen te dansen. De negerin is echt een plaatje. Dat vindt de Cruzeiro-supporter ook. Hij kan zijn ogen niet van haar afhouden. Zij ziet hem niet staan, zij danst, drinkt en kletst met haar vriendin. Puber wilt contact, zijn hele lichaam schreeuwt erom. Hij is niet schuchter, nee, maar verdraaid toch. Hij heeft een Cruzeiroshirt aan. Dat is een onoverkomelijke barrière. Hij draalt, draait, keert zich weer om, hij weet zich geen raad. Ik krijg medelijden met hem, pak hem bij een schouder en lach veel betekenend. Hij trekt zijn schouders op, kijkt me met grote melancholieke hondenogen aan. ´´Ik ga maar``, zegt hij, ´´het lijkt me het beste, dit schiet niet op.`` En weg is hij.
Ik ga ook, het is al bijna half elf. Over een paar uur gaat de wekker. En die gaat en hoe! Paul levert me met een taxi bij het busstation af alvorens te vertrekken naar het vliegveld. Een laatste omhelzing. Mijn bus komt netjes om half acht voorrijden. Weer niet vol, lekker. Weer op tijd weg. Maar dan. In het kleine busstationnetje van Nova Serrana, 112 kilometer buiten Belo Horizonte, doet de chauffeur de volgende aankondiging: ´´Motorpech, we moeten op een nieuwe bus wachten. Iedereen uitstappen.``
Een dertiger ontsteekt in woede. Hij is lang, scherp profiel en draagt een rugzak. Hij loopt andere bussen af. ´´Gaan jullie langs Goiãnia, stoppen jullie misschien in Goiãnia?`` Nul op rekest. Een andere bus van dezelfde maatschappij als de onze rijdt het station binnen. ´´Kijk naar het nummer``, schreeuwt de man bijna. ´´Deze bus is nieuwer en moet slechts naar Uberlândia, dat is dichterbij dan Goiãnia. Ze geven ons een oudje voor een lange reis. Wat is dit voor een bedrijf!?`` Dan verdwijnt hij. De andere passagiers zitten rustig op stoeltjes of hangen wat. Via mobiele telefoontjes worden thuisfronten op de hoogte gebracht van de vertraging. Dit gaat duren. Gesprekken beginnen, het familiegevoel ontstaat.
Net als ik met een jonge medereiziger wil praten, verschijnt die irritante klager weer. Hij wendt zich tot mij: ´´Weet je waar ik ben geweest? In de stad. Ik heb aan een loterij meegedaan. Ik kan miljoenen winnen. Weet je wat ik het eerste koop, als ik inderdaad win? Een gloednieuwe bus, helemaal voor mezelf.`` Ik kijk de meneer aan en zeg: ´´Jij denkt dat je zo sneller thuis bent? Het is jouw schuld dat onze bus kapot is, het ligt niet aan de motor, jij hebt het afgeroepen met dat eeuwige gezeur van je.`` Grote ogen. Stilte. Hij gaat tegenover me zitten en geeft me een hand. ´´Jij denkt dat?`` Ja. Dan een ontwapende schaterlach. ´´Ik ben Humberto Castro, radioreporter, ik doe sport en volg alle profclubs uit Goiãnia. Geef mij ook maar bier.``
De irritante klager blijkt helemaal geen irritante klager. Integendeel. Humberto is hoogst vermakelijk. Grote bek, dat wel. Maar ja, radioreporter. Mooie gelegenheid om naar bijzonderheden te vragen over zijn werk. Met een Braziliaanse radioreporter heb ik nooit gesproken. In Brazilië staan reporters van radio en televisie gewoon op het veld, maken vlak voor de wedstrijd, direct na afloop van eerste en tweede helft live reportages. Geweldig, dat mag in Nederland niet. Sport-emoties, heet van de naald. ´´Ah, jij bent ook journalist? Hoe gaat dat bij jullie dan?``, vraagt Humberto en draait snel om richting bar. Stemverheffing: ´´Dat bier van jullie is veel te warm!`` Jij zeurde zeker al toen je uit de buik van je moeder kwam? Weer een hand en een schaterlach. Bijna vier uur zitten we gezamenlijk aan een plastic tafeltje. Dan komt de nieuwe bus, het is één uur ´s middags geweest.
We vertrekken, eindelijk. Humberto en ik blijven in gesprek. Zo gaat de tijd lekker snel. Maar de bus niet. Wegwerkzaamheden, slechts één rijstrook beschikbaar. Wachten. Ongelukken ook. Smerig gezicht, een personenauto totaal in elkaar gedeukt. Tegen vrachtwagen gereden. Buiten ligt een koffertje. Een stille getuige van ongetwijfeld veel verdriet. Het is al donker als we Catalão binnenrijden. Daar zijn we op de heenweg ook geweest. Prachtige stad! Op 255 kilometer van Goiãnia. Slechts 75.000 inwoners, veel water, fraaie architectuur.
Nu is het minder prachtig. Iedereen wil naar huis. Het zal nog drie uur duren voordat de bus eindelijk Goiãnia bereikt. Op het busstation nemen we afscheid. Het is al na enen ´s nachts. Ik kan amper meer lopen van de moeheid. Naar een taxi, de stadsbussen rijden niet meer. Het begint te hozen, ook dat nog. Taxi moet omrijden, wegen zijn onbegaanbaar. Wanneer pakt de gemeente die waterafvoer nou eens aan! Het is ieder jaar hetzelfde laken een pak! Oeps, begin ik ook al. Te lang in de nabijheid van Humberto is niet goed.
Het is half twee geweest als ik een sleutel omdraai en mijn huis binnenstap. Braziliaanse vriendin is wakker, omhelst me en is dodelijk ongerust. ´´Je hebt niet gebeld, wat is er gebeurd?`` Verrek, helemaal vergeten, ik had moeten bellen. Panne met de bus en mijn mobiel gaf geen sjoege, ik kreeg geen signaal. Het is de naakte waarheid. Maar zeker niet zeggen dat het zo gezellig is geweest en dat ik eenvoudigweg niet aan bellen heb gedacht. Dan zal ze zeggen: ´´Zie je nou, jij houdt helemaal niet van me.`` Nu krijg ik alle aandacht. Vertroeteling. Een snelle douche en het bed in.
Bedankt Paul Bode, het was in alle opzichten geweldig. Bedankt ook voor de urenlange uitleg over ChildFund. Het is niet zomaar liefdadigheid, wat deze organisatie voorstaat. De bedoeling is om jongeren, ook in Brazilië, een goede opleiding en een echte toekomst te bieden. Dat is hard nodig, miljoenen Braziliaanse kinderen gaan domweg niet eens naar school. En daarom is iedere cent meer dan van harte welkom. En sorry als ik te zalvend overkom.

Meer burgeroorlog in Rio de Janeiro (80)



Gestolen motoren, gestolen auto´s, honderden kilo´s hasjies, tientallen kilo´s cocaïne, tientallen kilo´s crack, rugzakken met duizenden bankbiletten, Braziliaanse reais en Amerikaanse dollars, mitrailleurs, geweren, pistolen, munitie. Een eerste tussenbalans van inbeslagnames door politie op woensdagochtend 1 december 2010 in Complexo do Alemão in noorderlijk Rio de Janeiro. Complexo do Alemão is een verzameling van dertien krottenwijken, beslaat drie vierkante kilometer en er wonen meer dan 400.000 inwoners. De meest gewelddadige plek van Rio de Janeiro, ongeveer veertig procent van alle criminele acties van de stad speelt zich af in en rond dat complex. Het is nog geen acht uur in de ochtend op deze 1ste december, de oorlog tussen politie en drugsmaffia gaat de elfde dag in.
Politie wint terrein, de maffia slaat op de vlucht. Zwaar bewapende politiemensen van speciale eenheden en het leger vegen Complexo do Alemão schoon. Dus toch hulp van het Braziliaanse leger, die tanks inzet. Bandieten bieden aanvankelijk tegenstand. Kogels vliegen in het rond. Het is maar even, de maffia kan niet tegen de overmacht op en besluit de benen te nemen. Arrestaties, totaal 250 gedurende de afgelopen tien dagen burgeroorlog. Doden ook, 37 in getal. Politiechefs zijn tevreden, de maffia is een zware slag toegebracht. Minstens honderd miljoen reais is afhandig gemaakt, zo wordt becijferd.
Rust en vreden schijnen terug te keren in Alemão. Bewoners maken massaal gebruik van de mogelijkheid om via een speciaal telefoonnummer de politie op de hoogte te brengen over plaatsen waar bandieten verblijven en waar drugs te vinden zijn. Degenen die bellen, mogen het anoniem doen. Honderden bruikbare tips stromen binnen. Tevreden politiechefs concluderen: ´´Het is bewijs dat bewoners van de krottenwijken de handel in drugs en aanwezigheid van criminelen niet meer tolereren, ze zijn het meer dan zat.`` Ter ondersteuning van deze conclusie: een oude vrouw van diep in de zeventig barst in huilen uit aan de zijde van een televisiejournaliste, die bezig is met een live reportage in de krottenwijken. ´´Ik ben hier en geboren en getogen``, zegt het lieve oudje, ´´al mijn zonen hebben niets van doen met de maffia hier. Ik wil zo graag dat de rust terugkeert.``
´s Avonds laat praatprogramma´s op de Braziliaanse televisie. Journalisten van kwaliteitskranten, antropologen en specialisten op gebied van communicatie en veiligheid laten hun licht schijnen op wat gebeurt in Rio de Janeiro. Volop ter zake doende analyses. Ze trekken een vergelijk met de politie-acties in 2006 in São Paulo, toen georganiseerde maffia daar ook een oorlog ontketende. Ze waarschuwen voor optimisme. ´´Het is een eerste stap. Niet denken dat de maffia voorgoed is verslagen. Een nieuwe structuur is noodzaak. Blijven controleren en een netwerk ten behoeve van veiligheid opzetten``
Bandieten proberen deze dagen naburige staten te bereiken. Naar Minas Gerais, Bahia, São Paulo. Politie controleert, probeert te voorkomen dat de maffia zich hergroepeert. Het lukt ten dele, maar honderd procent is gezien de grootte van het land nu eenmaal nooit haalbaar. Het is geen somber geluid, het is bittere realiteit. Kritiek: waarom sluit het leger de krottenwijken niet hermetisch af? Ze hebben toch tanks?
Televisie toont tientallen vluchtende bandieten (zie foto links). De pers moet het ontgelden. Het is wel goed met al die live reportages, maar die ziet de maffia eveneens. Zo worden de criminelen perfect op de hoogte gebracht van de bewegingen van politie en leger, een voordeel voor hen. De tanks zijn gestationeerd binnen de krottenwijken, op belangrijke punten, zoals toegangswegen. Aan een totale omsingeling en hermetische afsluiting is domweg niet gedacht. Bewoners blijven dus angstig, voor terugkeer en hergroepering van criminelen in hun wijken. Maar opluchting overheerst.
Laatste nieuws. Het secretariaat van de Openbare Orde in Rio de Janeiro laat weten volgende week een schoonmaakactie te beginnen in een andere krottenwijk: Mangueira, ook in het noorden van Rio de Janeiro.



Voor wie Brazilië en het carnaval daar kent, gaat onmiddellijk een licht op. Ja, het is de krottenwijk met de meest beroemde sambaschool van heel het land. Het is de bedoeling dat tweeduizend militairen in Complexo do Alemão blijven. Federale, burger en militaire politie zal zich voorbereiden op een verhuizing.
Nog even over de inzet van het Braziliaanse leger en de politiemachten. Gouverneur Sérgio Cabral van Rio de Janeiro is om. Hij heeft domweg geen keus. Maandagavond 29 november ondertekenen Cabral, de kersverse presidente Dilma Rousseff en minister van defensie Nelson Jobim een akkoord in de Braziliaanse hoofdstad Brasilia. Daarin staat dat het leger paraat blijft in Rio de Janeiro tot oktober volgend jaar. Verder worden zevenduizend extra militaire politiemensen klaar gestoomd. Een nieuw cijfer: minstens 39 doden tijdens de politie-acties en 181 voertuigen zijn door de maffia in brand gestoken sinds het begin van de burgeroorlog.



Terug naar zondag 28 november 2010. Het internationale persbureau Reuter maakt een foto die de wereld overgaat. Die foto is gemaakt op het hoogste punt van Morro de Alemão, een van de dertien krottenwijken van Complexo do Alemão. De Braziliaanse vlag gaat in de top. Een teken van victorie van het gezag op de criminaliteit.
Het zijn politiemensen van de speciale groep CORE die de vlag planten. Coordenadoria de Recursos Especiais, oftewel CORE, is een eenheid van de burgerpolitie in Rio de Janeiro, die alleen optreedt in extreem moeilijke en gevaarlijke situaties. Zoals de huidige burgeroorlog tussen drugsmaffia en politie. Een van de politiemannen die de vlag bevestigt, zegt via Twitter: ´´Dit was het belangrijkste moment in mijn leven. Pure emotie om de nationale vlag vast te mogen houden op dit punt, de vlag met de woorden orde en vooruitgang. Een mythe is aan diggelen, we bewijzen dat de staat kan binnenkomen op iedere plek waar het gewenst is``, aldus de politieman, die acht jaar werkt bij CORE.



Het is overduidelijk. De politionele acties duren voort. Het is ernst. Kerstmis en Oud en Nieuw in het verschiet, maar geen enkel teken van verslapping. Integendeel. Een lezer, die ondertekent met Borsjea, laat een reactie achter op de vorige en eerste blog over de burgeroorlog op Het andere Brazilië. Hij schrijft: ´´De maffia in de favela's hebben door de slappe houding van de overheid door de jaren heen steeds meer macht gekregen. Het is goed dat de Braziliaanse overheid nu hard ingrijpt.``
Ware woorden, die in de Braziliaanse pers wellicht door alle actuele tumult niet verschijnen. Beelden van al die in beslaggenomen munitie en wapens, inclusief mitrallieurs die toebehoren aan speciale Braziliaanse eenheden. Beelden van al die in beslaggenomen pakketten drugs, mobiele telefoons en bankbiljetten. Het geeft inderdaad te denken Borsjea. Waarom heeft de politie(k) het laten versloffen? En gewacht met rigoureuze en zorgvuldig geplande acties tot het moment dat het er niet meer onderuit kwam? Bevredigende antwoorden op deze vragen zullen uitblijven.
Brazilië klopt zich deze dagen flink op de borst, verklaart met succes de hegemonie van de maffia in krottenwijken te breken en de georganiseerde drugsmisdaad een zware zo niet definitieve slag toe te brengen in Rio de Janeiro. Voor hoe lang? Niemand weet het.
Drugsverslaafden blijven drugsverslaafd, de markt verdwijnt niet. En waar een markt is, zijn niet alleen kopers, maar ook verkopers. Die verkopers zullen een nieuwe weg vinden naar een afzet van hun waar. Politie neemt tonnen drugs in beslag, het spul is schaarser en wordt duurder. Voorlopig. Dat kan een verhoging van de kleine criminaliteit betekenen. Brazilië staat aan het begin van een heel lange weg naar een adequate aanpak van het totale drugsprobleem in het land. Ze moet op die weg blijven, met volharding en een duidelijke structuur. Het is gek, maar waar. De komende WK en Olympische Spelen in Brazilië kunnen een geweldig bij-effect sorteren. Meer veiligheid voor burgers, blijvende aanpak van criminaliteit.
Toch nog een nieuwtje, op de valreep. Bewoners van Complexo do Alemão beschuldigen de wetsdienaars van vernielingen en het maken van misbruik van de situatie. Tijdens acties en schietpartijen en bewegingen van tanks worden muren van de huisjes eenvoudig met de grond gelijk gemaakt. Krotten staan op instorten. Op een muurtje minder of meer wordt niet gekeken. Ook niet op de manier van optreden. Ruw, zonder pardon, zonder respect. Politiechefs zeggen in een reactie dat politiemensen die zich niet aan de regels houden, zonder meer worden vervolgd. Over een lange weg gesproken.