woensdag 29 juni 2011

Prettige vakantie (140)



Het is heet en droog in mijn woonplaats Goiãnia, het centrale westen van Brazilië. Precies twaalf uur ´s middags op woensdag 29 juni 2011. Een kleine zeven uur te gaan. Dan stappen mijn vriendin en ik de bus in op weg naar het duizend kilometer noorderlijk gelegen Palmas, de hoofdstad van Braziliaans jongste staat Tocantins (foto boven). Waar het nog heter, nog droger is. Maar waar heel veel water is. Rio Tocantins bijvoorbeeld, beetje Amazone. En het is winter in Brazilië en vakantietijd, dat komt mooi uit. Het waterpeil van de rivier is laag, er vallen zandbanken droog (foto onder, daar gaan we zeker heen). Stranden worden ze genoemd. Bewoners en toeristen profiteren er volop van. Houten barakken verschijnen op de stranden, alsmede restaurants, bars en podia. Live muziek, barbecue en cachaça, de Braziliaanse variant van de Nederlandse jenever.



Geen computer, geen radio, geen televisie, geen krant, geen tijdschrift. Gefluit van exotische vogels, ´s nachts gezoem van steekmuggen en stemgeluiden van mensen, die praten, zingen, dansen, eten en drinken. Vooral praten, vooral drinken. Wij gaan eerst op bezoek naar de ouders van vriendin, in een buitenwijk van Palmas. Dat is traditie. De lieve mensjes zijn rond de tachtig en zien uit naar onze komst. Broer van lief past op een groot huis aan een strand van Rio Tocantins. Het huis is van zijn rijke baas. Hij is er moederziel alleen. Natuurlijk zegt baas: je mag mensen uitnodigen hoor, als je maar op ons huis past. Dat is wat anders dan een houten open barak met een leeglopend luchtbed, 24 uur per dag dronken gelal van pubers en de onvermijdelijke zwarte wolken muggen, die op zoek zijn naar een liters mensenbloed. Plassen en poepen daar doen de mensen in het oerwoud, dat grenst aan de zandbanken. Ik doe het op een verscholen plekje in het water. Dat wil zeggen, deed. Want het blijkt dat een open plasbuis en/of anus hele kleine wormen uitnodigen om zo het mensenlichaam binnen te dringen. Ik denk, dat is een geintje. Dat is het niet, ze bestaan echt, nestelen zich en produceren er nakomelingen. Voortaan in het oerwoud naar de toilet, waar ik altijd precies in een mierenhoop plaatsneem. Gokken op beetje meer geluk ditmaal.
Een maandje geen blog over Brazilië. Verdraaid nog aan toe. Volop nieuws en wetenswaardigheden om over te schrijven. Die onderwerpen blijven liggen. Neem de WK in 2014 en de Olympische Spelen in 2016 in Brazilië. De Braziliaanse Tweede Kamer neemt een wet aan, na lang steggelen. Het gaat over aanbestedingen van werk aan (nieuwe) stadions voor die WK en accommodaties voor de Spelen. Kosten rijzen de pan uit, Brazilië zucht en zweet. De wereldvoetbalbond FIFA en het Internationaal Olympisch Comité draaien duimschroeven aan. Het vlot van geen meter en er moeten aanpassingen komen. Brazilianen klagen.
Gemeenschapsgeld naar super-de-luxe-stadions met prijskaartjes van ettelijke honderden miljoenen reais, terwijl er een schrijnend gebrek is aan dokters en medicijnen in staatsziekenhuizen. Waar nog steeds mensen tevergeefs in afwachting van medische hulp in overvolle gangen sterven. Meer. Complete woonbuurten met straatarme mensen moeten wijken rond WK-stadions, noodzaak vanwege veiligheid en aan- en asfvoerwegen. Protesten alom.
De eerste homohuwelijken in Brazilië. Deze week. Een dames- en een mannenstel. Halleluja. Een rechter in de staat Goiás weigert pertinent een homohuwelijk af te sluiten. In strijd met de grondwet, zegt die complete gek. De nieuwe Braziliaanse wet is nog heet van de naald, maar watertje dicht. Ook homoseksuelen hebben in Brazilië (eindelijk) dezelfde rechten als heteroseksuelen als het gaat om bestendiging van een relatie. Het mag in de krant en daar staat het dan ook breeduit.
Nog eentje, ´in het kort`. Bebel en Adriana op bezoek in ons huissie. Twee meiden, wereldmeiden. Een stel ook. Adriana heeft een neef. Max Landers Silva Barbosa, dertig jaar. Hij werkt al jaren in Londen. Bij de voetbalcub Arsenal (foto boven, Max in the hall of fame of Arsenal). Snel en op de valreep vandaag contact met hem, via Facebook. Vluchtig. Bij terugkomst uit Tocantins een blog over hem. Een Braziliaan, gek van Flamengo, dé volksclub van diens vaderland, die achter de schermen bij Arsenal werkt. Wat hij precies doet, ik weet het niet. Iets in de beveiliging, iets met onderhoud van het stadion. Hier moet ik meer van weten, komt goed.
Het is welletjes. Half twee in de middag. Vriendin zit bij de kapster. Daar had ze alle tijd voor de afgelopen dagen, maar het gebeurt uiteraard op het laatste moment. Ach, waarom niet, het is vakantie. Volle busstations, mensen nog opgewekter dan normaal. Brazilië trekt er op uit. Wij dus ook. Als ik terugkom, wacht een sollicitatiegesprek in Belo Horizonte, de hoofdstad van de staat Minas Gerais. Op het kantoor van de Braziliaanse ChildFund. De internationaal actieve organisatie ChildFund werft fondsen via donateurs om daarmee kinderen in achterstandsdelen in de wereld een beter bestaan te geven (foto links). Vergeef me, een beetje reclame maken voor mijn eventueel toekomstige werkgever mag toch wel? Surf op het web naar ChildFund en kijk eens wat ze waar doen.
Schreef ik niet dat het welletjes is? Basta nu. Op naar koele duiken tijdens hete dagen, op naar hete gesprekken tijdens koele nachten. Prettige vakantie aan allen.

dinsdag 28 juni 2011

Het fenomeen club (139)

Brazilianen houden van water. Het enorme land is gezegend met een kustlijn van ruim zevenduizend kilometer. Mooie stranden zat. Maar niet iedereen woont litoral, zoals ze in het Portugees zeggen. Aan de kust of vlakbij. Het overgrote deel van de bevolking, tegen de tweehonderd miljoen, is interior te vinden. In de binnenlanden, op het platteland, de sertão. Geen enkel reden tot klagen, want Brazilië kent genoeg rivieren, meren en ander soort water.
De staat Minas Gerais bijvoorbeeld, net zo groot als heel Frankrijk, is erg heuvelachtig en herbergt talloze watervallen en watervalletjes. Vaak ijskoud, maar zalig om onder te staan. Speciale paden, zogeheten trilha´s (foto linksboven), zijn uitgehakt in dichte bossen, in bijna oerwoud. Die paden kunnen kilometers lang zijn en aan het einde is er dan ter verfrissing een bezoek aan een waterval. Indrukwekkend natuurschoon en bovendien een gezond uitstapje (foto rechtsonder). Mogen een zee, een rivier en een meer ontbreken of erg ver weg zijn, dan is er geen nood. Daar hebben de Brazilianen het volgende opgevonden: een club. Clube in het Portugees. Ze zijn er in iedere soort en maat. Simpel, sjiek, klein, groot. Een clube is een goed afgeschermd terrein met bewaking. Of je betaalt entree of je bent lid. Een lidmaatschap wordt per jaar vereffend, of maandelijks, en het voordeel daarvan is dat de mogelijkheid bestaat om introducés mee te nemen. Die krijgen korting op een entreekaartje.
Een beetje club heeft meerdere zwembaden. Voor kinderen een apart bad(je). Voorts een sauna (niet altijd even goed, logisch, een Braziliaan is geen saunaliefhebber, het is voor hem al heet genoeg buiten). Een restaurant, bar, speelplek voor kinderen en volwassenen (biljarts, tafelvoetbal), altijd een voetbalveld(je) en een speciale plek waar het mogelijk is om vlees en vis te roosteren. Barbecue, die eeuwige churrasco, het volk schijnt niet zonder te kunnen. Sommige clubs hebben een visvijver. Want vissen, daar zijn de Brazilianen ook verzot op. Op de zondag alleen al kunnen liefhebbers op drie verschillende televisiezenders kijken naar speciale hengelsportprogramma´s. Meer te vinden in een club? Ja. Apparaten voor fitness en soms een overdekte sporthal waar naar hartelust zaalsporten worden beoefend.
Het is zondag 26 juni 2011. Het is een beetje bewolkt in mijn woonplaats Goiãnia, het centrale westen van Brazilië. De telefoon gaat in ons huisje. Vriendin neemt op. Een bevriend echtpaar met drie kinderen kondigt aan langs te komen. De vader wil vissen in een grote club op slechts zo´n vijf kilometer van ons huis. Zin om mee te gaan? Vriendin niet, ik wel. Betreffende club heeft een enorme visvijver. Aan hengelen heb ik een broertje dood, maar er zijn zes (middel-)grote zwembaden en een bar/restaurant, dus dat komt goed. Het gezin komt inderdaad langs, dat blijft in Brazilië altijd een vraag, vader dropt zijn vrouw en de twee jongste kinderen en neemt mij en zijn oudste zoon weer mee. Op naar Clube Antônio Ferreira Pacheco.
De club is genoemd naar die Pachecho, in de jaren zestig de president van de Federação das Indústrias, een federatie van industriëlen in de staat Goiás, waar Goiãnia de hoofdstad van is.
Het is tegen het middaguur als we ons installeren bij de visvijver. De grote en brede donkerkleurige Rogério plant onmiddellijk drie hengels in metalen standaardjes en tuurt over het water. Voor mij het sein om zijn zoontje mee te nemen naar een van de zwembaden voor een verkoelende duik. Het is niet erg druk in de club en dat heeft alles te maken met het weer. Bewolkt, geen (felle) zon. Dan is het water te koud voor de Braziliaan. Terwijl de temperatuur aantrekkelijk genoeg is. Een voordeel deze zondagmiddag, want voldoende plek in de baden. Met heet weer kun je geen fatsoenlijke zwemslag maken. Nu is het zwemmen, spartelen en spelen naar hartelust. Spelen? Ongevraagd gooit een jongetje een plastic bal in mijn richting. Voor een mens het goed in de gaten heeft, is hij aan het overgooien met een volstrekt onbekend medemensje. Moeder en vader op ligstoelen aan de kant kijken toe en vinden het prima.
Voor wie er oog voor heeft, het leven in een clube is niets minder dan een afspiegeling van het leven daarbuiten. Maar wel van de Braziliaanse midden- en topklasse. Want vanwege de drempel (lees een entreeprijs van vijftien real) ontbreken hier de onderklasse, de straatkinderen, de zwervers, de drugsgebruikers. Veel rijkere gezinnen met kleine kinderen kiezen daarom doelbewust voor een club op zomerse weekeinden en feestdagen. Altijd bewaking, ook bij de zwembaden, altijd de mogelijkheid tot het beginnen van een aangenaam gesprek, geen hinderlijk gebedel of kans op bestolen te worden.
Het bewakend personeel bij de zwembaden heeft het deze zondag maar erg rustig. Ze dragen rode shirts met het opschrift Salva-Vidas. De levensredders. Nou ja, rustig. Ze hebben het druk met het aanknopen van praatjes met jonge aantrekkelijke vrouwen, in de twintig, met minuscule bikini`s en mooie figuurtjes. Vanuit het water heb ik een mooi uitzicht op een non-verbaal contact tussen een donkere tengere juffrouw en een gespierde stoere levensredder. Ik kan het gesprek niet volgen, het drukt de pret geenszins. Het gaat juist om die lichaamstaal. Wat een schouwspel. De levensredder draait tijdens het praten met zijn benen, wrijft nu en dan wat nonchalant over zijn gespierde armen. Bijna onmerkbaar. Zij ligt op een stoel, draait met haar bekoorlijke billen en wrijft door haar dikke haarbos. Het klikt tussen die twee en ik verwed er geen real om of een afspraakje volgt vanavond nog.
De zoon van Rogério klimt uit het zwembad en zegt dat hij naar pa gaat. Duimen omhoog. Ik hoor in de verte een kabaal. Trom-geroffel en claxons. Het komt uit een sporthal. Op onderzoek. In de sporthal is het kabaal welhaast oorverdovend. Twee meisjesteams spelen een wedstrijdje handbal. De tribune zit vol met feestende claxonerende en drummende fans. Wat een feest. Het handbal is van bedroevend niveau. De meisjes weten de bal nauwelijks in eigen bezit te houden, desondanks gaat het er fanatiek aan toe.
Links naast de sporthal is een totaal andere wedstrijd gaande. Voetvolley oftewel futevolei. Immens populair in Brazilië. Een zandveld en een volleybalnet, twee teams die ieder bestaan uit twee mannen en een scheidsrechter op een hoge stoel. De spelers zijn naar schatting nog geen twintig jaar. Ik geloof mijn ogen niet. Wat een techniek! De jongens vangen ballen op met de borst, spelen over naar de medespeler met die borst. De bal gaat het net over via kopballen of via schoten uit alle mogelijke en meer onmogelijke lichaamsstanden. Ik kijk gefascineerd naar het spel.
Weer een bewijs: Brazilianen moeten de bal aan de voet hebben, niet aan de hand. De enige uitzondering daarop is volleybal. De Braziliaanse nationale vrouwen- en herenteams spelen op het allerhoogste internationale niveau. Het is waar. Maar sporten als waterpolo, handbal en basketbal blijven daarentegen in de marge hangen.
Het is tegen vijf uur. Tijd om te gaan. Rogério pakt zijn hengels. Veel geluk heeft hij niet deze middag. Slechts een enkele vis slaat aan. Daarbij, het is verboden om gevangen vis mee naar huis te nemen. Ze moeten terug het water in. Rogério betreurt de magere vangst allerminst. ´´Ik vind het heerlijk om een paar uurtjes weg te zijn. Zonder op kinderen te hoeven passen, zonder mijn vrouw. Helemaal op mezelf. Een mens komt zo tot rust.`` Langzaam lopen we gedrieën naar de uitgang. Ik loop voorop, klim snel op een stenen trap dat een uitzicht biedt op de zwembaden. Nog even spieden. De baden zijn al praktisch leeg. De gespierde levensredder in zijn rode shirtje is van de aardbodem verdwenen. Van de tengere juffrouw met lange haren en fraaie billen ook geen spoor. Ik kan een glimlach niet onderdrukken. Ook in een club draait het Braziliaanse leven gewoon door.

vrijdag 24 juni 2011

Esthetische plastische chirurgie (138)

Cascaduro is vandaag de dag een enorme wijk in het noordelijke deel van Rio de Janeiro met zo´n 35.000 inwoners. Een nette wijk ook, waar vooral modale gezinnen wonen. Daar wordt Ângela Filgueira dos Santos op 5 november 1972 geboren. Ze kent een rustige jeugd, gaat netjes naar school. Ze zal drie opleidingen volgen voor en tijdens ze verzeild raakt in het modellenwereldje. Verpleegster, mode-ontwerpster en de derde mag een teken aan de wand zijn: een technische cursus ´instrumenten ten behoeve van plastische chirurgie`. Esthetische plastische chirurgie wel te verstaan, ter verfraaiing van het lichaam.
Ângela is lang, heeft een mooi lichaam. Nog geen negentien jaar en ze baart al opzien tijdens het jaarlijkse en beroemde carnavalsdefilé in het Sambadrôme in Rio de Janeiro. Ze presenteert zich op een slipje na geheel naakt. Wat haar bovenlichaam bedekt, is slechts een geverfde versie van de Braziliaanse vlag. De toon is gezet. Haar optreden levert enorme publiciteit op. Interviews op radio en televisie, uitnodigingen, fotoreportages en interviews in vrouwen- en mannenbladen, zoals Ele & Ela e Sexy, Muscle in Form en Marie Claire. Het gaat rap. Op ansichtkaarten in Ibiza en Spanje, uitnodigingen voor feesten in onder meer Europa en uiteraard te zien op bijna alle (praat-)programma´s van de Braziliaanse televisie.
Ângela ontmoet Ox Bismachi, een plastische chirurg in Rio de Janeiro. Dat gebeurt in 1998 tijdens een consult in zijn praktijk. Ze maakt de afspraak met Bismachi omdat ze niet tevreden is met haar eerste borstenvergroting. De implantaten van silicone zijn slecht aangebracht, vindt Ângela, een correctie is op zijn plaats. Bismarchi wordt straalverliefd op haar tijdens die eerste ontmoeting en krijgt het model in spé snel in het huwelijksbootje (foto rechts). De ster van Ângela rijst. En haar man heeft het maar druk met zijn nieuwe vrouw. Want bij die ene correctie van beide borsten blijft het niet. Plastisch chirurg Bismarchi zal van 1998 tot eind 2002 het model vaak onder handen nemen. Zo krijgen haar borsten meer silicone, 255 milliliter elk, en wordt zelfs een kuiltje in haar kin aangebracht. De chirurg zegt over al die behandelingen: ´´Ik ben gek op vrouwen die gek zijn op het eigen lichaam.`` Duidelijke taal. Wat hij echter niet voorziet, is dat het veel gekker zal worden.
Het is zaterdag 30 november 2002. In een niet aflatende ijver zijn vrouw naar een nog hoger platform te stuwen, bezoekt de chirurg de sambaschool Caprichosos de Pilares, in een noordelijke buitenwijk van Rio de Janeiro. Om te ijveren voor weer een ereplaats voor Ângela tijdens het komende carnavalsdefilé. ´´Ze zal mooier zijn dan ooit``, verzekert hij bij voorbaat. Caprichosos ziet het levenslicht op 19 februari 1949 in de wijk Pilares. Een sambaschool met een rijke historie, die verscheidene prijzen wegkaapt tijdens de jaarlijkse befaamde carnavalsdefilés in het eigen Rio. Zo pakt de school in 1960 een eerste plaats in de tweede divisie met het thema ´Hollandse invasie in Bahia`. Ook aardig is enige uitleg over de herkomst van de naam Caprichosos de Pilares. Even een zijweg in.
Pilares betekent in het Nederlands zuilen. Kleine zuilen worden begin 1800 aangebracht rond een kleine waterbron in genoemd deel van Rio de Janeiro. Ten behoeve van koninklijke families (drie Portugese koningen zullen van 1822 tot 1889 Brazilië vanuit Rio de Janeiro regeren, te weten João VI, Pedro I en Pedro II). De waterbron ligt op een veel gebruikte doorgangsroute van die koninklijke families en koninklijke paarden lessen er hun dorst. Ze worden vastgebonden aan de stenen pilaartjes en krijgen zo wat verdiende rust. De waterbron en de zuilen zijn al lang verdwenen. Op die plek rijdt nu snelverkeer over drukke asfaltwegen. Maar de herinnering aan de pilaren blijft, de wijk ontleent er haar naam aan. En dus de sambaschool ook. Voor het complete plaatje: caprichoso is het Portugees voor grillig. De grilligen van de pilaren zou een vertaling voor de naam van de sambaschool zijn. Of met een beetje fantasie ´de grillige pilaren`. Prachtige naam, zeker in combinatie met carnaval.
Einde zijweg, terug naar de hoofdstraat. Prachtig is een onjuiste typering van de gebeurtenissen twee dagen na het bezoek van Ox Bismarchi die novemberzaterdag in 2002 aan de grillige pilaren. De chirurg staat maandag 2 december om acht uur ´s ochtends op. Wat hij altijd doet. Hij laat de twee poedels uit in de grote tuin van zijn landhuis aan de Estrada do Joá in de betere en zuidelijke zone van Rio de Janeiro. Wat hij ook altijd doet, voor hij ontbijt zal klaarmaken voor diens vrouw. Buiten het huis schrikt de chirurg. In de tuin vijf mannen, die net over een muur van de woning zijn geklommen. Bismarchi pakt zijn pistool, eentje van het kaliber .38. Dat kocht hij vier maanden geleden na een overval in zijn kliniek in de wijk Copacabana. ´´Zelfs als hij naar het zwembad gaat, neemt hij dat wapen mee``, zal Ângela later verklaren tegen de politie.
De indringers zijn ook bewapend. Een wisseling van schoten volgt. Bismarchi wordt geraakt, twee keer in het gezicht, één keer in de borst en sterft ter plekke. Op 55-jarige leeftijd. De vijf mannen weten te ontkomen. Een of twee van hen zouden zijn geraakt door de chirurg, die vijf kogels afvuurt. Politie-onderzoek volgt. Ângela zegt tegen de politie dat ze zich tijdens de schietpartij schuil hield in de badkamer. Conclusie van de rechtercommissaris: een mislukte poging tot overval. Twee metselaars worden verdacht van het opzetten van de overval. Die twee werken voor het echtpaar Bismarchi en zijn spoorslags verdwenen. Opsporing verzocht. Maar in deze zaak zal het nooit tot een veroordeling volgen, geen enkele dader achter een tralie.
Sterker, Ângela komt zelf in opspraak. Zij zou medeplichtig zijn aan de mislukte overval op haar man. Maar ook dat wordt nooit bewezen. Dat het niet allemaal koek en ei is tussen het model en de familie van de chirurg, komt na het fatale voorval snel in de publiciteit. Na terugkeer van de begrafenis van haar man in São Paulo komt Ângela bij haar huis tot een verbijsterende ontdekking. Sloten bij de toegangspoort blijken opengebroken. In het huis bemerkt het model dat een televisie, een dvd- en een videospeler er niet meer zijn. Vier auto´s, waaronder een nieuwe Mercedes Benz, ook weg. Ângela denkt aan diefstal, maar buren vertellen dat ze zus Andréia van de overleden chirurg en twee onbekende mannen hebben gezien in en rond de woning. Ângela bedenkt zich geen moment en stapt naar politiebureau nummero zestien in de wijk Barra da Tijuca.
Andréia wordt opgeroepen en gehoord. De woning van Ox Bismarchi staat op haar naam. Zuslief verdedigt zich: ´´Ik wilde alleen maar de nalatenschap van mijn broer veilig stellen.`` En daarmee staat zij volgens de Braziliaanse wet volkomen in haar recht. Zij mag uit het huis halen wat ze wilt. Politiecommissaris José Renato do Nasciment rest daarom niets anders dan Ângela aan te raden een civiele procedure op te starten over de rechten op het nalatenschap. De familie Bismarchi geeft te kennen dat deze vrouw kan fluiten naar welke erfenis dan ook. Ângela besluit een ongetwijfeld duur, langdurig en zwaar juridisch gevecht niet aan te gaan. Ze is daarbij erg druk met haar modellenwerk en het carnaval. Ruim twee jaar na de dood van Bismarchi ontmoet ze Wagner de Moraes, met wie ze in 2009 aankondigt te zullen trouwen. Waar? Weer in Rio de Janeiro. Wie is die Wagner de Moraes? Weer een plastische chirurg (foto onder, het nieuwe stel).
Ângela, die zich nog steeds mevrouw Bismarchi noemt, is een bezig bazinnetje. Ze neemt een cd op, schrijft een boek, opent haar website (´masturberen is geen zonde, het is een plezier`), begint een schoonheidssalon, is actief tijdens de carnavalsdefilés in Rio de Janeiro én in São Paulo en participeert in een realityshow op televisie. Het kan niet op. Op haar website verklaart ze met nadruk dat ze slechts dertien plastische operaties heeft ondergaan ter verfraaiing van haar lichaam.
Slechts dertien? Kranten en tijdschriften in Brazilië maken woensdag 15 juni 2011 melding van de 47ste plastisch-chirurgische ingreep. Ditmaal weghalen van wat vet bij de billen en dat aanbrengen op het gezicht. Ângela mag zich met recht de ´Braziliaanse koningin van de esthetische plastische chirurgie` noemen. Tot heden zijn zoal de volgende ingrepen voltooid: vijf keer vergroting van de borsten, twee keer verfraaiing van de kin, vier maal weghalen van overtollig lichaamsvet, tien keer verwijderen van cellulitis, twee correcties van de wenkbrauwen, twee correcties van de vagina en dan met name van de schaamlippen, twee aanpassingen van de neus, twee keer vergroten van haar lippen. De meest bizarre is wel het optrekken van haar wenkbrauwen.
Dat laat ze doen omdat ze in het carnavalsdefilé in 2008 in Rio de Janeiro als carnavalskoningin voor de sambaschool Porto da Pedra een Japanse moet uitbeelden. En ach, waarom niet? Een paar sneetjes meer en de ogen worden spleetjes (foto rechts). Wagner Moraes zegt dat zijn vrouw er zeker niet op uit is om een wereldrecord aan plastische operaties te vestigen. Het gaat wat hem betreft louter om kleine esthestische ingrepen. Dat is natuurlijk ook een mening.
Brazilië en plastische chirurgie ter verfraaiing van het lichaam. Na de Verenigde Staten staat het Latiijns-Amerikaanse continent op een stevige tweede plaats wat betreft jaarlijkse ingrepen. Een onderzoek van Sociedade Brasileira de Cirurgia Plástica (SBCP) spreekt van 1252 esthetische operaties per dag (!) in de periode van september 2007 tot en met augustus 2008. Dat zijn er welgeteld in totaal 457.000. Borstvergroting en weghalen van vet zijn de populairste ingrepen, dat zal geen verrassing zijn. Niet alleen vrouwen (402.000), ook mannen gaan naar de plastische chirurg (55.000), aldus gemeld onderzoek. Actuelere cijfers zijn nog niet voorhanden, zeker is wel dat deze esthetische ingrepen in Brazilië met het jaar toenemen. Vooral blanke vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 28 jaar en met een platte kont zoeken de plastische chirurg op, laten de verenigde plastische chirurgen in een persbericht weten. Een Braziliaanse vrouw is geen Braziliaanse vrouw zonder fraaie ronde en stevige billen. Dat is zeker waar.
Esthetische plastische chirurgie in het Latijns-Amerikaanse land is meer dan gemeengoed en er wordt niet moeilijk over gedaan. Mogen de vele en eindeloos saaie amusementsprogramma´s op de Braziliaanse televisie zo plat zijn als het oude Nederlandse dubbeltje, danseressen, actrices, zangeressen en andere bekende vrouwen die er optreden, hebben maar al te vaak de mooiste en rondste lichaamsvormen denkbaar. En tonen die in super nauwsluitende pakjes. De presentatoren vragen zonder schaamte direct op de vrouw af of die ronde borsten en die ronde billen echt zijn. Of dat misschien toch niet sprake is van een beetje silicone hier en daar. Met een onmiskenbare vulgaire ondertoon. Het publiek in de volle zaal van de televisiestudio joelt. De ondervraagde vrouw verblikt of verbloost niet en steekt haar volle borsten vooruit, zowat in de neus van de presentator. ´´Siliconen? Jawel, 250 milliliter links en 250 millimeter rechts. Vorig jaar. Aan mijn billen heb ik niets gedaan. Nog niet. Die zijn puur natuur. Wat vind je er zelf van? Mooi hè?`` De presentator haalt wat silicone uit zijn neus en zegt het prachtig te vinden. De camera zwenkt, naar het publiek in de zaal. Dat giert van de lach en klapt de handen stuk. Esthetische plastische chirurgie en haar ronde vormen. Kan het nog platter?

zaterdag 18 juni 2011

De gekko spreekt (137)

Hij heet José Carlos, is een dertiger en woont bij mij in de buurt. Hij werkt in supermarkt Maravilha in mijn woonplaats Goiãnia en is een maatje van me. Een mager en klein ventje met lichte ogen en flaporen. Als de baas er niet is, mag hij lopende zaken afhandelen. Een belangrijk mens dus. Maravilha is mijn supermarkt, ik ken er iedereen, maak altijd een praatje. Op de ijskast vol met frisdrank en bier staat met grote letters: Het is verboden te drinken in deze supermarkt voordat u de drank heeft afgerekend. Reden te over om opzichtig een groot blik Brahmabier uit een ijskast te pakken, die opzichtig te openen en opzichtig op te drinken. José Carlos zegt: ´´Je staat ervan te kijken hoeveel klanten hier een blikje openmaken, opdrinken en vervolgens verstoppen. Na sluitingstijd kom ik op de gekste plekken lege blikjes tegen. Onder de groenten bijvoorbeeld. Ik betrap mensen er ook op. Dat zijn geen zwervers hoor. Nette moeders met nette kinderen. Je staat ervan te kijken. Ik treed dan op. Tegen jou optreden? Tegen jou is geen kruit gewassen.``
José Carlos is een bekende in de buurt. Maar niemand kent hem als José Carlos. Iedereen kent hem als Lagartixe. Dat betekent in het Nederlands gekko. Een soort hagedis. Daar zijn er in Brazilië maar al te veel van. In mijn huisje ook. Ze zijn klein en bruinachtig en lopen tegen wanden en over plafonds. Niet beetpakken, want dan scheiden ze uit doodsangst een soort urine af dat onmiddellijk voor een nare brandplek zorgt. Lagartixes zijn meer dan welkom in de huizen. De reden daarvan ligt voor de hand. Ze vangen en eten insecten. Vooral van die fijne zwarte mugjes. Als die steken, en die steken, dan krabt een mens zijn huid zomaar helemaal open. Tot op het bot. ´´Ze hebben me die bijnaam op mijn zestiende gegeven``, zegt Lagartixe, ´´ik was klein en mager met lichte ogen.`` Dat is hij nog steeds, merk ik op. Alleen die flapoortjes misstaan. Een hagedis heeft geen flapoortjes, die heeft twee kleine gaatjes aan weerszijden van zijn hoofdje. José Carlos moet er om lachen en roept: ´´Cuidado gaúcho, cuidado!`` Het is zijn stopzinnetje. Oppassen gaúcho, oppassen, betekent het. Een gaúcho is de bijnaam voor inwoners uit de Braziliaanse staat Rio Grande do Sul. Het uiterste zuiden van het Latijns-Amerikaanse continent. Een gaúcho is van oorsprong niets minder of meer dan een cowboy van het platteland in Argentinië en Uruguay. Blank, lang, sterk, ruig. Aangezien in het zuiden van Brazilië de meeste blanken van dat land wonen, veelal afstammelingen van Europese landen als Duitsland en Italië, worden zij gemakshalve als gaúchos bestempeld. Ik ben blank met blauwe ogen en ook een gaúcho. José Carlos is niet de enige die me zo noemt. Ik ben er onverholen trots op. Vooral als de Brazilianen het zeggen bij een eerste kennismaking. Altijd beter dan Duitser, Pool of Italiaan.
Het is een frisse dinsdagavond als de gekko en de gaúcho elkaar ontmoeten in een buurtbar. Op dinsdag is het markt, iedereen sjouwt met zakken groente en fruit over straat. De bar gaat speciaal open, het is er immer druk voor een doordeweekse avond. Stamgasten bespreken het afgelopen weekeinde, wisselen familienieuwtjes uit. Ik raak aan de praat met José Carlos. De barkeeper vult waterglaasjes met cachaça, de Braziliaanse variant van de Nederlandse jenever. En blijft dat doen. Het wordt het eerste serieuze gesprek met José Carlos. Een lang en mooi gesprek.
´´Nee``, opent de gekko, ´´ik heb geen meisje, ben niet verloofd of getrouwd. Voor mij hoeft het niet meer. Nooit meer. Liefde? Daar heb ik geen enkel vertrouwen in.`` Dat behoeft uitleg. Die krijg ik, ongevraagd. De gekko zit op zijn praatstoel. ´´Op mijn veertiende werd ik verliefd op een zwanger meisje van achttien. Ik werkte al, ook in een supermarkt, ja. Een jaar later gingen we samenwonen. Een meisje werd geboren, zij ziet mij nog steeds als papa. Haar echte papa kent ze niet. Die is na de bevruchting met de noorderzon vertrokken. We trouwden snel, ik heb zelf nog twee kinderen bij haar verwekt. Meisjes. Na elf jaar liep ons huwelijk stuk. We scheidden. Maar ik zorg nog steeds voor mijn kinderen, breng ze iedere dag naar school voor ik ga werken en geef geld aan mijn ex-vrouw. Haar kan ik wel schieten, we praten niet met elkaar, het is een drama.`` De gekko zucht. ´´Maar het scheelt me niks, ik doe wat ik moet doen.``
Ik zeg eerlijk tegen het hagedisje er helemaal niets van te snappen. Veertien jaar, een meisje dat vier jaar ouder is en ook nog eens zwanger. Snel samenwonen, trouwen, meer kinderen. ´´Hebben je ouders je nooit teruggefloten? Zo van: ´Zoon, kalm aan, je bent zelf nog een kind, weet je waar je mee bezig bent?`` De lichte ogen van de gekko vlammen, het gezicht loopt rood aan. ´´Een kind, een kind! Ik werkte al, hele dagen, verdiende geld, mijn eigen loon. Ik was compleet zelfstandig. Mijn moeder vond het best, ze zag dat ik vroeg volwassen was.`` De gekko slaat in één teug zijn derde glas cachaça achterover. Hij komt tot rust. ´´Je hebt gelijk. Ik was te jong, te onbezonnen. Maar ik wilde die vrouw, niemand kon me weerhouden. Als ik wil, dan wil ik, snap je?``
De laatste jaren van het huwelijk waren een hel voor José Carlos. Zo typeert hij het en wilt er niet meer over kwijt. Weer benadrukt hij dat er geen geloof meer is in een ware en nieuwe liefde. ´´´Luister. Ik woon in een klein huisje. Ik kook voor mezelf, ik ruim op, doe de was en de afwas. Het is goed zo. Ik werk en zorg voor mijn kinderen. De oudste is al achttien jaar. Ik ben apetrots op haar. Ik zal je nog wat zeggen. Mijn ex-vrouw woont alleen met de kinderen. Geen nieuwe man. Die mag ze wel hebben, maar hij mag niet bij haar inwonen. Dat sta ik niet toe. Ik wil geen vreemde man in dat huisje met die twee puberende meiden. Als het toch gebeurt? Ik ben absoluut niet gewelddadig, maar dan gaat hij er aan.`` Ik protesteer ernstig: ´´Dat kan en mag je niet menen.`` De gekko lacht mijn protest weg. ´´Zeker wel! Een pistool is op iedere straathoek te koop. Ik schiet die man gewoon dood hoor. Waarom zo rigoureus? Heb je die twee meiden van me weleens gezien? Nee? Houwen zo. Dat zijn twee echte plaatjes. Ik wil geen gedonder, seks zit in een klein hoekje. Ik wil die meiden een goede opvoeding geven. Mijn ex vertrouw ik voor geen meter, de kinderen zijn haar toegewezen, daar is niets meer aan te veranderen. Maar ik wil geen herhaling zien van mijn eigen leventje van toen, snap je?`` We doen er allebei het zwijgen toe en kijken de barkeeper aan. Die knikt beleefd en schenkt op zijn beurt de glazen maar weer eens vol.

donderdag 16 juni 2011

Muziekgek (136)

Pinkpop 2011 in Landgraaf is verleden tijd. Nederlands beroemdste popfestival is uitgegroeid tot een driedaags spektakel. Veertig bands speelden zaterdag 11 tot en met maandag 13 juni in het Zuidlimburgse. De toeschouwersaantallen logen er niet om: zaterdag 66.000, zondag 60.000 en maandag een uitverkocht huis met 67.000 liefhebbers. Welja, dat gaat goed. Maar dan. Van al die veertig bands ken ik er geen één.
Coldplay (foto links), Kings of Leon, The Bloody Beetroots Death Crew 77, Lifehouse, Band of Horses? Het zijn slechts namen. Mooie, dat wel. Ik lees op de weblog van oud-collega en Limburger Rolf Finders mooie gedachtenspinsels over Pinkpop 2011. Met schitterende foto´s (zie Vak Finders). De gedachtenspinsels begrijp ik, maar zodra het over muziek gaat, raak ik de noten kwijt. Oké, ik woon bijna acht jaar in Brazilië, het mag een excuus zijn. En ik hou van Braziliaanse muziek, daarover zometeen. Maar het is maf de actuele popmuzikale draad compleet kwijt te zijn.
Waarom? Omdat ik een muziekgek was. Voor ik op 23 november 2003 emigreerde van Nederland naar Brazilië heb ik al mijn bezittingen van de hand gedaan. Dus ook een verzameling elpees, singles en cd´s. Blues, jazz, rock, country(-rock), hardrock, heavy metal, Nederpop. Duizenden elpees. Netjes in één grote wandkast, netjes op alfabetische volgorde. Complete verzamelingen, ruim tweeduizend verschillende artiesten, vanaf de jaren zestig. Zeldzame persingen, van alles. Ook tientallen muziekboeken, biografieën. Alle pop-encyclopedieën van Oor (foto rechts), wie kent ze nog? Materialisme is me vreemd, maar de verkoop van die muziekverzameling deed pijn, veel pijn. Jarenlang rommelmarkten af, obscure tweedehands platenzaken bezoeken in heel Nederland, naar Duitsland voor beter geprijsde nieuwe elpees. De ware fanaat, de ware verzamelaar. Geen band of ik had er minimaal één nummer van. Kom daar nu maar eens om!
Nog even Nederland. Nog even Pinkpop. Prachtige herinneringen. Augustus 1977, de eerste schreden op de School voor de Journalistiek in Utrecht. Een Limburgse medestudent schiet me aan. ´´Ik regel altijd perskaarten voor Pinkpop, kan volgend jaar niet, wil jij ze hebben?`` Niet tegen dovenmansoren. Verzoek om twee perskaarten. Schriftelijk. Een grote teleurstelling, want grote baas Jan Smeets van Pinkpop houdt de deur dicht (links actuele foto van Smeets, destijds had hij nog pikzwart haar). ´´Iedereen van de School voor de Journalistiek wil ineens gratis naar binnen én met perskaarten. Ik weet niet meer wie ik wel en wie ik niet moet toelaten. Daarom besluit ik niemand meer een perskaart te geven.`` Einde verhaal. Het is al begin mei, niet veel tijd meer. Ik bel naar Smeets en vraag om een interview met hem. Dat staat hij toe. Ik reis af naar Geleen, praat bijna drie uur met hem. Na afloop vraag ik zo onverschillig mogelijk en langs de neus weg en met een kloppend hart of hij nog even twee perskaarten kan regelen voor me. Om mijn verhaal meer body te geven. ´´Geen probleem``, zegt de rondborstige Smeets. Ik juich van binnen, mijn plannetje lukt. Het intervieuw wordt nooit uitgeschreven, dom achteraf. Smeets legt zijn hart bloot en vertelt over fascinerende gebeurtenissen achter de schermen. Gemiste kans, dat wel, maar aan de andere kant, ik ben binnen.
Het is maandag 15 mei 1978 een kille en asgrauwe dag als ik samen met vriend Evert naar Pinkpop ga. Nog op Sportpark Geleen en slechts één dag (foto rechts). Het wordt een waanzinnig feest. John Peel doet de presentatie. John Peel? Ja, die beroemde Engelse discjockey en radiopresentator van de BBC. Op het veld zo´n 42.000 liefhebbers. Wij zijn meer achter de schermen dan op het veld te vinden. Als de bands spelen, staan we helemaal vooraan, op een afgezette strook, speciaal voor genodigden. Een spektakel is het, het kan niet anders. Het Limburgse Partner bijt de spits af. Kayuta Hill, wat een prachtnummer. Daarna gaat het los: Mothers Finest, Jonathan Richman and the Modern Lovers, Robert Gordon & Link Wray, een waanzinnig swingende Graham Parker and the Rumour, Journey en de fenomenale afsluiter Thin Lizzy (foto boven). Absoluut geen ´jonge-meisjes-bands met een hoog Cola-Light-gehalte`, zoals Rolf Finders op zijn blog schrijft. Pure kwaliteitsrock. Evert en ik hebben de dag van ons leven achter de schermen, in kleedkamers met popsterren, gratis dure whisky drinken, het kan niet op. Pinkpop is zwaar oké.
De Braziliaanse tegenhanger van Pinkpop is met een beetje fantasie Rock in Rio. Niet vanaf 1970 zoals Pinkpop, maar vanaf 1985. Een negendaags popfestival maar liefst, die eerste editie, in Rio de Janeiro. Rock in Rio is immens populair anno 2000 en nog steeds een meerdaags festival. Ik ga er niet naartoe, want de bands die er spelen, zijn voor mij weinig interessant. Het is voor negentig procent internationale rock. Mainstream. Van Queen, Rod Stewart tot Iron Maiden en Queenryche. Natuurlijk ook Braziliaanse muziek, maar meer aan de kantlijn.
Braziliaanse muziek. Inmiddels heb ik een redelijke gevulde cd-kast. Niet te vergelijken met die elpeekast van toen. Dat wordt het ook nooit. Maar wel met Braziliaanse muziek uit vele windstreken van het Latijns-Amerikaanse continent. Brega, bossa nova, sertaneja, musica caipira, axé, samba, samba-reggae, forro. Favorieten? Ivan Lins (foto rechtsboven), Yvette Sangalo, Simone, Olodum, Tom Jobim, Ed Motta, Bruno e Marrone. Om er enkelen te noemen.
Brazilië is weids, ruim vijfhonderd keer groter dan Nederland. Dat betekent verschillende culturen, dat betekent verschillende soorten muziek. Drie ´regio´s` ken ik redelijk goed: Rio de Janeiro en de staten Bahia en Goiás. In Rio regeren samba en bossa nova, in Bahia samba-reggae en axé en in Goiás sertaneja. Het is werkelijk fascinerend hoe genoemde muzieksoorten perfect passen bij genoemde stad en staten.
Herinneringen? Jawel. In begin 2000 in een auto aan het begin van een stapavond in Rio de Janeiro. Op een regenachtige en donkere zaterdagavond, langs de stranden van Leme, Copacabana en Ipanéma. Muziek in de auto. Zachtjes. Tom Jobim zingt, een van de aartsvaders van de bossa nova, van de Latijns-Amerikaanse muziek (foto links). Hij leeft niet meer, hij stierf in 1994 in New York. Wie kent niet The Girl from Ipanema, de Amerikaanse uitvoering van Garota de Ipanema? De cariocas, de bijnaam van inwoners van Rio de Janeiro, maken zich op voor een nieuw uitgaansfeestje in Zona Sul, het zuidelijke en betere deel van de stad. Netjes gekleed, stijlvol bewegend over straat. Daar past de jazzy bossa nova perfect bij. De muziek vult aan, verdiept, geeft een extra dimensie aan Rio.
Heel wat anders dan Salvador, de hoofdstad van Bahia. Heel wat anders dan Olodum no Pelourinho. Oftwel de ook in Nederland bekende Braziliaanse slagwerkband Olodum in het historische en toeristische centrum van Salvador. Opzwepende ritmes die maar niet stoppen, ze zijn de tweede huid van het hete, zwarte en mystieke Bahia. Het is axé. Een begrip uit de Braziliaans-Afrikaanse godsdienst Candomblé. Het betekent bovennatuurlijke krachten. Een betere benaming voor deze in Bahia in de jaren tachtig tijdens carnaval ontstane muziek bestaat niet. Het is een samensmelting van vier soorten, waaronder calypso en reggae.
Axé. Als het maar ritme is. Want op ritme is het dansen. En dansen is Bahia. In 2005 woon ik in Porto Seguro, een uitgemolken toeristisch stranddorp in het zuiden van die staat. Vaak naar de enorme strandtenten met axé-optredens. Bands met slanke en sexy dansende juffrouwen. Prachtige damesbillen, minuscuul bedekt. En dansen, en schudden (foto rechts). Het is super geil en dat is de opzet. Het hoort bij het ook sensuele Bahia. Geen tweede, maar een eerste huid.
Een schril contrast met Goiás, dat sloom afsteekt bij Bahia. Een uitgestrekte boerenstaat in het centrale westen van Brazilië. Cowboys, rijlaarzen met sporen, prachtige paarden, rodeos. Platteland, glooiend, veel groen, boerderijen. Koeien en varkens. Ik woon nu in Goiãnia, de hoofdstad van Goiás. Bij tijd en wijle zit ik weer eens in een auto. De chauffeur is een vriend. We rijden naar een dorpje, honderden kilometers in het binnenland. Muziek in de auto. Sertaneja. Country. Voor 99 procent gezongen door duo´s, twee mannen. Het gaat over (verloren) liefdes, over het harde bestaan, over een leven zonder vooruitzichten. De cd-speler staat loeihard. Het is heet, de raampjes van de auto staan wijd open. Wind moet koelte brengen. De chauffeur draagt een versleten cowboyhoed en zingt hard mee met de cd. Bruno e Marrone (foto links). E betekent en. Ik zwijg, leg mijn linkerarm om zijn schouders. Een koud groot blik bier in de rechterhand. Het scheelt er nog maar aan of de ogen worden vochtig. Goiás is geen staat voor axé of voor bossa nova. Goiás zal nooit de stijl van Rio de Janeiro kunnen uitstralen of het geile mystieke van Bahia. Het is er simpel, het is er ruw, het is er doorzichtig. Dat is sertaneja. Met veel tranen, dat wel. Ivan Lins treedt op in Goiãnia. De zaal is half gevuld. Ik ben er bij, hij is mijn idool. Voor mij hét Braziliaanse concert van mijn leven. Maar er is amper sfeer. De in Rio de Janeiro geboren en getogen zanger/componist is verre van populair in Goiás. Hij spreekt en zingt een andere taal. Jammer misschien, maar wel zo logisch.
Conclusies? Muziek is van alle tijden, van alle culturen en smaken verschillen. Lekkere tot op het bot afgekloven clichés, niet? Het doet me niks. Rolf, ik beloof plechtig op een goede dag op You Tube te surfen. Voor een muziekvideootje van Band of Horses, The Bloody Beetroots Death Crew 77 of Lifehouse. Misschien is het wat. Want ik blijf natuurlijk muziekgek.

maandag 13 juni 2011

Dertig jaar aids (135)

Kille cijfers over een kille aandoening. Maar liefst 592.914 Brazilianen zijn in juni 2010 drager van het aidsvirus in hun land. Een actueel cijfer sinds het begin van de aids-registratie in Brazilië in de jaren tachtig. Omgerekend betekent het twintig dragers van het aids/hiv-virus op iedere 100.000 inwoners. De Braziliaanse regering spreekt van een ´stabiel cijfer`. In 2009 zijn 38.538 mensen geïnfecteerd met het nare virus. Gelukkig worden minder seropositieve baby´s geboren. Zij krijgen de aandoening rechtstreeks van hun moeder. Het aantal kinderen jonger dan vijf jaar met aids is in 2010 vergeleken met de periode 1999-2009 met 44,4 procent gedaald. Dat geeft de burger moed.
Pubers blijven een zorg. Die willen weleens slecht luisteren naar informatie over het voorkomen van aids. Daarom houdt de Braziliaanse regering niet op met het geven van voorlichting en verspreiding van voorbehoedsmiddelen. Aids is immers in eerste instantie een seksueel overdraagbare aandoening. Besmetting met het hiv-virus gebeurt via contact met besmet bloed of door onbeschermde seks. Hiv zit in bloed, sperma en vaginaal vocht. Door te vrijen met een condoom wordt besmetting tegengegaan. De verspreiding en de toename van het gebruik van condooms in Brazilië lijken succesvol: het aantal regenjasjes dat de regering in vijf jaar, tussen 2005 en 2009, heeft verspreid is toegenomen van 202 tot 467 miljoen. Een toename van ruim honderd procent, de pubers luisteren beter.
Niet opmerkelijk is de stijging van het aantal aids/hiv-dragers voornamelijk in het noorden en noordoosten van Brazilië. Het noorden: van 6,7 tot 20,1 per 100.000 inwoners in een tijdsbestek van vijf jaar (1999-2009). Voor het noordoosten is de stijging minder in diezelfde vijf jaar, namelijk van 6,4 naar 13,9 per 100.000 inwoners. Het zijn twee regio´s in het enorme Latijns-Amerikaanse land waar veel armoede heerst, waar veel slecht bereikbare dorpen te vinden zijn, waar miljoenen mensen geen geld hebben voor medicijnen. Regio´s ook waar relatief nog veel analfbetisme is, waar voorlichting over aandoeningen als aids de mensen amper bereikt. En, triester, waar mensen de neiging hebben om niet te luisteren naar welke goede voorlichting over wat dan ook.
Hoe open de Braziliaanse samenleving ook mag zijn, het kent enkele uiterst vervelende taboes. Homoseksualiteit is er één van. Een ander is er rond voor uitkomen drager te zijn van het aids/hiv-virus. Het Braziliaanse Ministerie van Gezondheid laten weten dit vooroordeel niet te onderschatten en gaat discriminatie tegen door middel van het geven van goede voorlichting. ´´Dragers van het aidsvirus zijn maar al te vaak de meeste eenzame mensen in onze samenleving.`` Het is helaas maar al te waar.
Het regionale dagblad O Popular in de staat Goiás, dat in het centrale westen van Brazilië ligt, wijdt op zondag 5 juni 2011 een hele pagina aan aids, omdat de aandoening dertig jaar geleden werd ontdekt in de Verenigde Staten. Journaliste Deire Assis interviewt (foto links) voor O Popular een 56-jarige Braziliaanse ondernemer in Goiãnia, de hoofdstad van de staat Goiás. Die wil niet met zijn echte naam in de krant, gekozen wordt voor José. Zeventien jaar is José al drager van het hiv-virus. Het interview gebeurt op de hoogste verdieping van het gebouw waar de onderneming van José is gevestigd. Voorzorgsmaatregel. Niemand mag weten dat José is besmet met het hiv-virus. ´´In de jaren negentig liep ik aids op``, vertelt de ondernemer. Hij vervolgt: ´´Gedurende de jaren tijdens de vele bezoekjes aan het ziekenhuis voor tropische ziektes in Goiãnia heb ik veel aidspatiënten leren kennen. Velen leven niet meer.``
José noemt ernstige depressies die het directe gevolg zijn van hiv-besmetting. ´´Die depressies zijn dodelijk. Daarom is een goede psychologische begeleiding tijdens de behandeling zo essentieel. Het was een enorme shock toen ik realiseerde dat ik aids had. Ik dacht: hier ga ik zonder meer dood aan.`` Drie jaar nadat zijn vrouw hoorde van het slechte nieuws, scheidde ze van hem. José: ´´Ik denk dat mijn vrouw niet samen met mij het kruis wilde dragen.`` De ondernemer begint in 1994 met het slikken van pillen die het virus in bedwang moeten houden. Drieëntwintig per dag. Dat aantal is hedentendage afgenomen tot vijf. Hoewel de aandoening nu onder controle is, blijven gevaren in de vorm van andere ziektes op de loer. Eén ervan is Hepatitis C, een bekende leverziekte die niet ongewoon is onder dragers van het aids-virus. Gerust is José er niet op. ´´Ik ben nog steeds bang te sterven.`` Een lichtpuntje. José is opnieuw in het huwelijksbootje gestapt. ´´Ik vertrouw op God. Het is enige spijtige is dat ik mijn aandoening voor mijn omgeving moet verbergen.``
Antônio, ook niet zijn echte naam, vertelt in dezelfde reportage in O Popular: ´´Mijn ouders weten het. Ze zijn bang voor discriminatie van hun zoon. Vandaar dat alleen hen, de dokters die me behandelen en naaste familieleden van mijn besmetting afweten.`` Antônio krijgt op dertienjarige leeftijd het hiv-virus tijdens een operatie aan een knie. Hij vermoedt besmet bloed te hebben gekregen. Alleen weet hij het nog niet. Pas na oneindig veel onderzoeken en vele jaren wordt het aidsvirus vastgesteld. Antõnio trouwt op achttienjarige leeftijd. Zijn vrouw krijgt geen aids. Sinds de diagnose gebruikt Antônio condooms. ´´Zonder de steun van mijn vrouw zou ik vandaag de dag niet meer in leven zijn.`` Hij zegt een vechter te zijn: ´´Mijn droom is me te bevrijden van medicijnen en het vooroordeel tegen dragers van het hiv-virus.``
Dertig jaar aids in de wereld. Wetenschappers in het Amerikaanse Atlanta ontdekken het virus op 5 juni 1981. Sinds die dag zijn naar schatting zestig miljoen mensen op aarde besmet geraakt met het virus; dertig miljoen stierven eraan. In de Braziliaanse staat Goiás wordt in 1984 het aids-virus ontdekt. De patiënt sterft na opname in een ziekenhuis in Goiãnia. In Goiás zijn tot heden 2.663 mensen aan aids gestorven. Optimistische Amerikaanse wetenschappers geloven er heilig in dat ontdekking van een afdoend medicijn tegen aids niet ver weg is. En optimisme doet en geeft leven.
Dokter Christiane Reis Kobal behandelt al twintig jaar patiënten met het aids/hiv-virus in Goiãnia. Zij herinnert zich het verlies van vele vrienden aan de dodelijke besmetting. ´´Mensen zijn ten einde raad als ze horen dat ze aids hebben. Ze verkopen hun huis, auto en motor om zo dure geïmporteerde medicijnen te bekostigen. Wat eigenlijk niet nodig is, wij hebben zelf onze medicijnen. Het is enorm triest als onderzoek een besmetting met hiv uitwijst. Bij de diagnose ontkom ik er niet aan om eerlijk tegen de patiënt in kwestie te zeggen dat hij het risico loopt om te sterven aan zijn besmetting.``
Brazilië is zonder meer op de goede weg. Het aids-programma in het land is een model voor ontwikkelingslanden. Het aantal hiv-besmettingen is gestabiliseerd en het aantal aids-gerelateerde sterfgevallen daalt. Brazilië omzeilt de belangrijkste geneesmiddelenfabrikanten en produceert zelf goedkope en merkloze medicijnen en deelt deze gratis uit aan degene die dit niet kunnen betalen. Het wachten is nu op de ontdekking van het definitief afdoende medicijn tegen aids.

vrijdag 10 juni 2011

Oranjespelers in nachtclub in Rio (134)

Ophef, verontwaardiging en excuses. Het kon niet uitblijven. De Nederlandse pers maakt melding van een bezoek van onder meer de Oranjespelers Dirk Kuyt, Klaas-Jan Huntelaar, Luuk de Jong, Johnny Heitinga en Erik Pieters woensdagavond- en nacht aan een beroemde nachtclub in de sjieke wijk Ipanema in Rio de Janeiro. Dichtbij de beroemde stranden. Het Nederlands Elftal vloog woensdag 8 juni na de vriendschappelijke interland in Montevideo tegen Uruguay (1-1, verlies na strafschoppen) direct terug naar Rio de Janeiro. Een vrije avond was het gevolg en enkele Oranjespelers besloten de stad in te gaan.
Ze kwamen terecht in een nachtclub, waar ze zich op de dansvloer begaven met mooie vrouwen. Natuurlijk niet onopgemerkt. Foto´s werden gemaakt en die verschenen op internet. De poppen begonnen te dansen in het calvinistische Nederland. De Volkskrant, De Telegraaf en het Algemeen Dagblad publiceren over het Nederlands uitstapje in Rio de Janeiro. De spelers schrikken zich een hoedje en spelen van de prins geen kwaad te weten. In het AD zegt Heitinga: ´´We waren even weggegaan om een drankje te doen. We kwamen in een gezellige kroeg met Braziliaanse muziek. Zo vaak kom je ook niet in Rio, dus we zijn ook nog even de dansvloer opgegaan. Daar werd natuurlijk ook vanuit de heupen gedanst, dat kunnen ze in Brazilië nu eenmaal goed, beter dat wij Hollanders. Maar echt, het stelde verder niets voor.`` Heitinga heeft snel zijn vrouw gebeld. ´´Ik heb uitgelegd dat we op stap waren geweest en dat er niets bijzonders was gebeurd. Ze begreep dat, gelukkig wel ja.`` Dirk Kuyt in hetzelfde AD: ´´Ik vind het vervelend voor onze vrouwen, al deze heisa, maar er is echt niks gebeurd.``
De Telegraaf laat KNVB-directeur Bert van Oostveen, zelf aanwezig met Oranje in Brazilië, aan het woord op de eerste sportpagina: ´´Wij zijn er niet blij mee, maar moeten dit ook niet groter maken dan het is. Die jongens hebben een lang seizoen gehad en zijn na terugkeer uit Montevideo een avondje gaan stappen. In feite gewoon in hun vakantie, in privétijd. Natuurlijk hadden we dit als KNVB liever niet gehad, maar dat geldt voor de betrokken spelers evenzeer.``
De Brazilianen zijn niet zo calvinistisch en vinden het allemaal prima wat de Nederlandse spelers doen. ´´Zij vermaken zich woensdag diep in de nacht prima op de dansvloer in een nachtclub in Zona Sul (zuidelijke zone) van Rio de Janeiro met appetijtelijke vrouwen. Op het programma van de club stond samba en funk.`` Het kan niet anders of betreffende nachtclub is Baronetti aan de Rua Barão da Torre 354 in de wijk Ipanema. Een aanrader. Het is een vermaarde en ´nette tent`, waar vaker Braziliaanse beroemdheden vertoeven. We kwamen in een gezellige kroeg, zegt Heitinga.
Kom kom, meneer Heitinga, Baronetti is geen kroeg in die zin van het woord. Daar zijn in dezelfde wijk Ipanema maar genoeg van, Baronetti daarentegen is echt een nachtclub, die de deuren opende in 2001 en pas rond tien uur ´s avonds gaat draaien. Er zijn twee verdiepingen, met barren en een lounge. Een streng deurbeleid, binnen is het veilig. En natuurlijk zijn er altijd mooie Braziliaanse vrouwen aanwezig. Dat hoeven per se geen prostituees te zijn. Maar uitgesloten is het niet. Vaak gaan vrijgezelle vrouwen naar dit soort gelegenheden om een man aan de haak te slaan. Liefde voor één nacht ook. Er is niets mis mee.
Vanwaar al die ophef? Een kusje hier, een kusje daar en Leiden is in last. Kanttekeningen. De Oranjespelers hadden kunnen weten dat ze nooit en te nimmer onopgemerkt zouden blijven. Zeker niet in Rio de Janeiro, zeker niet in het sjieke nachtleven en zeker niet in Baronetti, waar altijd een slimme rakker loopt die de mensen kent en foto´s maakt. Conclusie: beetje veel naief.
Nog een keer, een gezellige kroeg? In het Portugees-Braziliaans bestaat geen equivalent voor het typisch Nederlandse woord gezellig. In goede Braziliaanse nachtclubs is het goed toeven. Prachtige vrouwen, goede, maar wel dure drankjes, lekkere opzwepende muziek. Het bloed gaat er sneller stromen. De mensen zijn aardig, er is veel contact. Het overweldigt. Ik kan er over meepraten, ik ken dit ´soort kroegen`. Brazilië is hét land van contact, een kusje is zomaar gegeven.
Daarbij, er is eigenlijk niets nieuws onder de Braziliaanse zon. Oranje speelde in 1999 twee vriendschappelijke interlands in het Latijns-Amerikaanse continent. Op 5 en 8 juni. Eén in Salvador, de hoofdstad van de staat Bahia en de volgende in Goiãnia. De eerste werd 2-2, na een 2-0 achterstand, de tweede ging verloren met 3-1. Absoluut geen vriendschappelijke potjes, er werd veel te hard gespeeld. Het was het Oranje met onder meer Kluivert, de gebroeders De Boer, Van Vossen en Van Nistelrooy. De Braziliaanse pers destijds: ´´In Salvador hebben Oranjespelers veel plezier beleefd in een nachtclub. Veel dansen. Opmerkingen over het bier, het zou te zwak zijn. Spelers als Kluivert werden gefotografeerd samen met animeermeisjes.`` De Braziliaanse pers drukte zich voor Nederlandse begrippen zwak uit. Uit betrouwbare bron weet ik dat het echt los is gegaan rond die twee oefenwedstrijden in 1999 in Brazilië. Hoogte- of dieptepunt, zoals u wilt, was het bedrijven van de liefde door een Nederlands-Elftalspeler met een Braziliaanse stewardes in het toilet van een vliegtuig tijdens een nachtvlucht. Nee, ik zeg niet wie hij was, genoeg zo met dit soort onbetekende details. Prettige vakantie Oranjespelers. Hebben jullie in 2014 rond het WK in hetzelfde Brazilië behoefte naar ´gezellige kroegen` waar jullie minder opvallen, ik ken er een paar. Ik hoor het dan wel. Gaan we nu over tot de orde van de dag? Alsjeblieft? Dank.

donderdag 9 juni 2011

Ratten (133)


De bruine rat en Brazilië. Ze zijn tot elkaar veroordeeld. Wie nooit een rat in haar of zijn woning in het Latijns-Amerikaanse continent aantreft, liegt. Brazilië telt zo´n 190 miljoen inwoners. Brazilië telt drie keer zoveel ratten. Het is een voorzichtige schatting. Rattenplagen zijn aan de orde van de dag. Erger is het aantal moorden dat de rat op haar geweten heeft. In vier jaar, tussen 2006 en 2010, sterven 1.774 Brazilianen aan Leptospirose, in Nederland de Ziekte van Weil of gewoonweg rattenziekte genoemd. Het Braziliaanse Ministerie van Gezondheid brengt dit dodencijfer naar buiten. Opmerkelijk is dat 746 sterfgevallen (42 procent) zijn genoteerd in de staten Rio de Janeiro en São Paulo.
De bruine rat is de voornaamste overbrenger van de gemene infectieziekte Leptospirose (foto rechts). Een ziekte, veroorzaakt door een bacterie die in de nier van de rat huist. Bij een plasje komt de bacterie vrij. Mensen die aanraking komen met water, modder en/of voedsel dat door rattenurine is besmet, lopen grote kans op Leptospirose.
Brazilië heeft het moeilijk met de rat. Voor een groot deel kan het land er niets aan doen. Door enorme regens veranderen straten in grote steden als Rio de Janeiro en São Paulo en Belo Horizonte in een mum van tijd in rivieren. Het water vermengt zich met aarde, zodat modder ontstaat. Vooral buitenwijken in genoemde steden kennen geen asfalt. Bewoners moeten door de modder heen, willen ze hun woning verlaten (foto boven). Bij ernstige regenval lopen complete dorpen onder water. Mensen worden geëvacueerd. Ratten hebben vrij spel. Ze nemen bezit van de woningen, badderen er, zoeken naar eten en laten er hun ontlasting lopen.
De Braziliaanse dokter Jean Gorinchteyn is verbonden aan het ziekenhuis Hospital Emílio Ribas in São Paulo. Zijn specialisatie is infectieziektes. Hij stelt: ´´De kans op rattenziekte is groot als de mensen na een evacuatie terugkeren naar hun woning. Ze gaan aan de slag, slepen met inboedel, maken schoon. Zo komen ze in aanraking met de rattenbacterie.`` Gorinchteyn houdt van een rigoureuze aanpak. ´´Gooi onmiddellijk medicijnen en voedsel dat in aanraking is geweest met het regenwater weg. Al zitten die verpakt in plastic, weg ermee. De kans op besmetting is nu eenmaal groot. Was eerst goed de handen met zeep, ga daarna pas koken.``
De rat is niet weg te denken uit de Braziliaanse samenleving. Bestrijding? Volop. Maar een vrouwtjesrat kan per jaar wel tweehonderd nakomelingen produceren. Daar is niet ´tegen op te bestrijden`. Daarbij heeft die fijne Braziliaanse samenleving wel degelijk zelf schuld aan het instandhouden van de enorme rattenpopulaties in haar land. Ze gaat namelijk hemeltergend om met huisafval.
Mijn woonplaats Goiãnia is een goed voorbeeld. Drie keer per week komt de vuilniswagen bij ons langs: maandag, woensdag en vrijdag. Het is bij wet alleen toegestaan op die drie genoemde dagen ´s ochtends vroeg het afval buiten aan de straatzijde te zetten. Dat gebeurt natuurlijk niet. Het is strafbaar, maar geen autoriteit controleert. Die komt pas in actie na een melding. Maar niemand meldt. Logisch, want iedereen gaat over de schreef, legt vuilnis de dag ervoor al buiten. In kleine witte plastic zakken, slecht dichtgeknoopt, liggen rottende voedselresten uren voor de vuilniswagen arriveert, door te koken in de felle zon. Straathonden (en dat zijn er veel) eten ervan. Ze scheuren de zakjes open, de wegterende voedselresten liggen keurig verspreid op de stoep. Ratten profiteren ook, ´s nachts, als het uitgestorven is buiten, komen ze tot leven en doen zich tegoed.
Het kan erger. Veel buitenwijkjes van Goiãnia liggen in een soort niemandsland. Geen waterleiding, amper energie. Bossen, oerwoud, riviertjes en watertjes. Brazilianen dumpen hun afval op open plekken in die bossen of bij die riviertjes. Vervuiling is een direct gevolg. Overbodig te schrijven dat de rat er gedijt. Meia Ponte is een grote rivier die ook door de stad Goiãnia loopt. Ooit woonden er vele gezonde vissoorten. Nu is het voor negentig procent één grote stinkende en vervuilde rivier. Mensen in krottenwijkjes aan Meia Ponte gooien huisafval zomaar in het water (foto rechts). Ik heb het met eigen ogen gezien. Te bizar voor woorden.
Aanmerking: het is niet alleen de schuld van die bewoners in buitengebieden. Een gemeentelijke vuilophaaldienst? Drie keer per week? Daar? Vergeet het. Om de haverklap maken regionale televisiezenders in Goiãnia en omstreken reportages over het probleem. Ze tonen hopen afval, vervuild en stilstaand water. De gemeente weet het, natuurlijk, de excuses komen neer op een tekort aan vuilniswagens, de moeilijke bereikbaarheid, bla bla bla. Maar gemeente belooft beterschap. Belooft. De rat wrijft zich in de pootjes. Die smult en eet zich lekker dik. Nakomelingen zijn gegarandeerd.
Een onderzoek in de Braziliaanse metropool São Paulo. Het dateert uit 2007. Beetje gedateerd, maar toch. Onderzoek wijst uit dat de rat in 726.000 gebouwen in die metropool present is. Dat betekent 22 procent van al het onroerend goed in São Paulo, dat 3,3 miljoen gebouwen telt in 2007. Niet gedateerd: TV Record is een landelijke Braziliaanse televisiezender en zendt dinsdag 6 juni 2011 een special uit over rattenbestrijding in São Paulo. Goede televisie.
Het camerateam gaat onder meer ´s nachts op pad met een team gekwalificeerde rattendoders, in beschermende pakken, en met grote gifspuiten. Doutor Ratão geeft leiding. Hij loopt voorop, in zijn normale kloffie. Doutor Ratão is een bijnaam, die kreeg hij van zijn collega´s. Dokter Grote Rat is de letterlijke Nederlandse vertaling. Angelo Boggio is zijn echte naam. Hij is 76 jaar en al 35 jaar verantwoordelijk voor het intomen van rattenplagen in São Paulo. Eén keer is Dokter Grote Rat zelf gebeten door een rat. ´´In Belo Horizonte. Een exemplaar van wel één kilo. Ik mis nu een topje van een vinger.`` De bijnaam voor Boggio is perfect gekozen (foto links). Een kleine gestalte, diepe lijnen in een spits gezicht en een rasperige stem. De televisiereportage wordt gemaakt in een van de vele metrostations die São Paulo rijk is. Met zijn bruine oogjes en een valse grijns kijkt de Grote Rat omhoog naar de camera en zegt: ´´Een mens vangt geen rat, een mens doodt een rat.`` Het is bittere noodzaak, rattenbestrijding in metrostations. In de donkere tunnels bevinden zich talloze hoogspanningskastjes. Als ratten daarin verzeild raken, dreigt kortsluiting en vervolgens ernstige storing in het metroverkeer. De rattendoders leggen iedere maand weer vijfhonderd kilo rattengif in de tunnels. Dat gebeurt onder meer in roosters, in uithoeken. ´´Het is een oorlog zonder einde``, zegt de dokter.
Immense winkelmagazijnen in São Paulo, met duizenden grote zakken rijst, bonen en ander voedsel kunnen uiteraard geen rattengif strooien. Maar de eigenaren hebben daar wat op gevonden. Ze zetten een natuurlijke vijand van de rat in: de poes. En het werkt. Maar niet voor de volle honderd procent. Op plekken in grote steden waar sprake is van een concentratie van voedselopslag groeien de ratten tot buitensporige proporties. Een bewoner laat weten: ´´Ik zie hier ratten lopen die net zo groot zijn als een normale poes.`` En dat is geen visserslatijn.
Het is goed zes jaar geleden. Vreemde geluiden in mijn nieuw gekocht zespits-fornuis. Dagen achtereen, vooral ´s nachts. Hulp gevraagd aan een buurman. Die schroefde de bovenste plaat los. Daaronder een dikke laag schuimplastic. Een groot gat. Aangevreten. In dat gat lag een enorme rat. Hij sliep, maar werd wakker en keek verschrikt naar ons. Buurman lachte en doodde het dier snel met een paar ferme hamerslagen.
Twee jaar geleden woonde ik op het platteland. Een huisje in een buitenwijk in Goiãnia. Schitterende plek. ´s Avonds deuren en ramen open. Ik zat op de bank, keek televisie. Een nieuwsgierige rat op de drempel, ik zag hem vanuit mijn rechterooghoek. Ik was te laat om de deur te sluiten. Het leidde tot een achtervolging in het huisje, die eindigde in de badkamer. Daar sloeg ik de rat dood met een bezem. Het donkerrode bloed van het diertje spoot alle kanten op. Ratten in je huis? Ik lieg tenminste niet.

dinsdag 7 juni 2011

Brazilië-Oranje (132) (De Wedstrijd)


Dikke spieren van het vele staan en lopen, buikpijn en opgezette oogleden van het lachen, uitgewerkte traanklieren vanwege emoties, een duf en vol hoofd met talloze indrukken, die maar niet willen wijken. Het is de balans van twee dagen optrekken met een kleine twintig Nederlandse Oranjesupporters in mijn woonplaats Goiãnia in het centrale westen van Brazilië. Reden? De vriendschappelijke wedstrijd Brazilië-Oranje op zaterdagmiddag 4 juni. Bredanaar Patrick zoekt weken voor die datum via internet contact met me. We vinden elkaar, op het web. Uitwisseling van informaties. Wat wilt hij, wat kan ik doen? Patrick ziet een kleine bus op de wedstrijddag van een centraal punt in de stad naar het stadion en weer terug wel zitten. Met bier aan boord graag. Voor een kleine twintig vrouwen en mannen. Hij belooft me een kaartje. Ik ga aan de slag en het lukt. Op het nippertje, dat wel. Op zijn Braziliaans dus.
De Oranjesupporters komen niet allemaal met dezelfde vlucht aan. Zo laat Patrick in een mail weten. ´´Maar geen probleem: we vinden elkaar wel. Dat komt altijd goed.`` Hij en zijn Braziliaanse vriendin moeten vrijdagmiddag 3 juni uit een vliegtuig stappen in Goiãnia. Om 17.55 uur met de JJ 3579. Ik ben al vroeg op het kleine nationale vliegveld. Met cadeaus, de Bredanaar verjaart vandaag. De 3579 heeft een klein uur vertraging. Zoals bijna alle vluchten tegen het weekeinde als de avond invalt. Het is al jaren zo, niet alleen in Goiãnia. Weer een bewijs van onmacht van Brazilië, dat het maar niet voor elkaar krijgt om drukke luchthavens, niet alleen internationaal, maar ook nationaal, te voorzien van een goede structuur. En de tijd dringt. Het WK in 2014 is niet ver weg meer.
Ik heb voor de zekerheid een heel oud Feyenoordshirt aangedaan voor herkenning. Patrick is Bredanaar en dus voor NAC. Die clubs hebben niet veel met elkaar op, zachtjes gezegd. Patrick weet via mails van mijn voorliefde voor de club uit Rotterdam-Zuid. Met die herkenning komt het goed, met het dragen van dat Feyenoordshirt absoluut niet. De begroeting is derhalve uiterst hartelijk. We pakken snel een taxi naar het hotel Plaza Inn in het centrum van de stad. Aangekomen gaat het Braziliaans-Bredaas stel zich opfrissen. Aan de overkant van Plaza Inn een restaurant annex bar. Met een groot terras. Met veel Oranjesupporters. In het oranje. Zoals het hoort. Ik hou me in eerste instantie afzijdig. Hier hoor ik niet bij. Deze supporters kennen elkaar al jaren, reizen het Nederlands Elftal tot in alle hoeken van de wereld achterna. Niet alleen de belangrijke toernooien als de WK´s in Amerika, Zuid-Korea/Japan en Zuid-Afrika. Ook voor een oefenwedstrijd ergens in het midden van Brazilië. Om daarna snel een volgend vliegtuig te pakken naar het zuidelijke buurland Uruguay, waar Oranje op woensdag 8 juni vriendschappelijk in het veld komt in Montevideo tegen de nationale elf van dat land.
Ik zit echt voor aap daar op het terras, met mijn Feyenoordshirt. Wat ik normaliter met trots draag. Maar het hoort niet, ik voel het. Dit zijn geen supporters van een club, maar van een land. Holland. Ik zit moederziel alleen aan een tafeltje en wacht op Patrick. Als hij, en zijn vriendin, het hotel verlaten en naar het terras lopen, wenkt hij me. ´´Schuif hier maar aan. Dit is de groep.`` Ik slik, knik wat en pak een stoel. Het onvermijdelijke gebeurt. ´´Geen clubshirts, heb je geen Oranjeshirt?`` Uh nee, die heb ik niet. ´´Je moet morgen wel iets oranjes aandoen.`` Ik verweer me door te zeggen dat ik mijn shirt aantrok voor herkenning met Patrick op het vliegveld. Maar het is een zwak verweer, het telt niet. De groep heeft het grootste gelijk aan haar zijde. Ik zit fout.
Daar zitten ze dan, de echte Oranjesupporters. Op volwassen leeftijd. Geen jonkies. Een Edwin, een Jos, een Kitty, een Paul, een Caroline, een Geurt, een Jurgen. Namen die later op de avond en de volgende dag een gezicht krijgen. Voor wie de bewondering en het respect groeit. Met wie de lach nooit ver weg is. En een groep met een enorm veel prachtige verhalen over supporters en wedstijden en verre landen. Jos zal me deze dagen er veel over vertellen. Hij is met Kitty getrouwd en woont in Renkum. ´´Veel clubsupporters van bijvoorbeeld Feyenoord, Ado Den Haag en Ajax zijn het gedoe bij hun clubs zat en besluiten achter Oranje aan te reizen. Wij hebben nooit problemen, nooit agressie.`` Het zijn mooie woorden. Er komen er meer. Natuurlijk komt Brazilië-Nederland in Zuid-Afrika ten sprake. De 2-1-winst, na een 1-0-achterstand. Twee goals van Sneijder, Oranje verslaat een gedoodverfde favoriet. Jos weer: ´´Ik heb zitten huilen na afloop. Het was geweldig.`` Patrick: ´´Die wedstrijd was mijn WK-finale. Feest? Enorm, ik ben daarvan stukken kwijt.`` Jos: ´´Die Brazilianen waren ver in de meerderheid in het stadion. Geen felicitaties na afloop. Arrogant gedrag. Ze wezen op hun voetbalshirt met vijf sterren. Vijf keer wereldkampioen betekenen die sterren. ´En jullie, en jullie?`, zeiden ze telkens, ´hoeveel sterren hebben jullie?` Onsportief. Die houding was hetzelfde in Amerika, waar Brazilië met 3-2 van Nederland won. Jennen na afloop. Naar.`` Ik schrik ervan. Zo ken ik de Braziliaan niet. Ik zeg het tegen Jos: ´´Zo is het volk toch niet?`` Jos denkt even na en redeneert: ´´Je moet bedenken dat bij WK´s in Zuid-Afrika en Amerika niet de gewone Braziliaan zit. Dat zijn de mensen met veel geld. Die zijn arroganter.``
Het is middernacht als we afscheid nemen. De volgende dag om half één ´s middags bij dezelfde kroeg. Kaartjes afhalen bij het duurste barbecue-restaurant van Goiãnia, daarna direct naar het stadion. Het is tegen enen als wij de dag van de wedstrijd aankomen bij het restaurant. Wij zijn het busje, de chauffeur van het busje en ik. De Oranjesupporters zijn nog meer in het oranje gekleurd. Ik heb mijn Feyenoordshirt geruild voor een rood-oranje shirt van de voetbalclub Kosiçe uit Slowakije. Het enige oranje-shirt dat ik thuis heb. Het is beter zo.
We zijn vroeg bij Serra Dourada, het gemeentelijk sportpark, waar Oranje zal optreden. Maar het is al druk.
Caroline en Paul, een Rotterdams stel (foto´s links), zien er werkelijk indrukwekkend uit. Geheel in het oranje, van top tot teen, met hoge aparte hoofddeksels. Caroline heeft een zelf gemaakte oranje waaier bij zich. Ze zijn lang voor de gemiddelde inwoner van Goiãnia, met die hoofddeksels worden ze nog langer. Brazilianen weten niet wat ze zien. We moeten naar schatting vijfhonderd meter afleggen na de ingang van het stadion. Het duurt bijna een uur voor we er zijn. Brazilianen verdringen zich om het tweetal. ´´Foto, foto!`` Hele families gaan op de foto met de Rotterdammers, die het blij gelaten over zich heen laten komen. Ze zijn het gewend, zullen ze later zeggen. Brazilianen steken duimen omhoog. Niets is te merken van arrogantie, van onsportief gedrag. Tot aan de militaire politie toe, die van afstand stiekempjes ook fotografeert. Vooral kinderen omhelsen Paul en Caroline. ´Cheese?` Nee! Ze stralen een intens geluk uit, het is echt, van binnen uit: wij mogen op de foto met deze echte Oranjesupporters. Ik krijg tranen in mijn ogen. Zo ken ik de Braziliaan weer.
Eénmaal in het stadion vinden we een plekje in een hoekvak. Op de tweede ring. Het is er betrekkelijk rustig. De afstand tot de hoogste stoeltjes van de eerste ring is gering. Met een beetje rekken kun je elkaar aanraken. De Oranjesupporters krijgen veel aandacht van de Brazilianen. Duimen gaan weer de lucht in. Sportief over en weer met vingers aangeven hoeveel het wordt. Twee-nul zeggen zij, nul-drie zeggen wij. Om ons heen zitten ook Brazilianen. Die bellen met hun mobieltjes naar het thuisfront. ´´We zitten midden tussen de Oranjefans, ja, echt waar!`` Klik klik, zeggen fototoestelletjes.
De wedstrijd begint. Met het spelen van de volksliederen. Eerst het Nederlandse. De Oranjesupporters gaan allen staan, rechterhand op het hart en zingen uit volle borst mee. De Brazilianen in het onder ons draaien zich om en kijken met respect naar boven. Na afloop klappen ze. Emoties. Prachtig. Natuurlijk klappen ook wij voor hen na het Braziliaanse volkslied. De stemming zit er in. De wedstrijd zelf? Daar kan ik kort over zijn. Het is en blijft 0-0. Oranje komt de tweede helft een paar keer goed weg.

Op de tribune blijft het feest. Een shirtje wordt geruild, zelfs bier wordt weggegeven aan een Braziliaan op het vak onder ons. Eén minpuntje toch. Een Braziliaanse supporter vindt het nodig om het spandoek van Edwin te jatten. Die is daar uiteraard niet over te spreken, maar zijn irritatie blijft niet te lang hangen.
Het bier vloeit rijkelijk. Bij een barretje achter de tribune ontmoet ik een Hollander. Martin heet hij. ´´Ik ben helemaal alleen, zit jij bij meer Oranjefans? Oké, kan ik met je mee? Bedankt.`` Arme Martin. Hij woont in São Paulo en is vanaf vanochtend om vier uur in de weer. Met vliegtuig naar Goiãnia. Daar 2,5 uur wachten op twee vrienden. Die komen niet opdagen. Dan naar het stadion om zijn kaartje af te halen. Hij heeft dat kaartje via internet gekocht. Martin wordt van het kastje naar de muur gestuurd. Naar het stadion, vervolgens naar een koopcentrum, naar het centrum, weer terug naar het stadion. Na 3,5 uur heeft hij eindelijk het fel begeerde toegangskaartje in zijn hand. ´´Ik vlieg om acht uur vanavond terug naar São Paulo. Alle betaalbare hotels zitten vol hier. Ik ben doodop, bier maar, om wakker te blijven.`` De Oranjesupporters verwelkomen Martin, die zich niet onbetuigd laat en nog meer biertjes laat aanrukken.
Het eindsignaal klinkt. Wij wachten een kwartiertje en verlaten het stadion. De Brazilianen blijven uiterst vriendelijk. Gelukkig. Caroline en Paul blijven hot. Blijkbaar heeft nog niet iedere Braziliaanse supporter ter plekke hen op de foto gezet. Vertraging, maar geen irritaties. Het busje staat keurig netjes op de afgesproken plaats. We stappen in en gaan naar dat duurste barbecue-restaurant. Het afscheidsetentje. Daarna zet de bus de groep af bij het grote terras. Ik ga mee. Nog een paar biertjes en het is over en uit. Morgenvroeg moet de groep naar het vliegveld. Uruguay wacht, Oranje wacht.
Ik neem een motortaxi naar huis. Een dik kwartier. Veel slapen doe ik weer niet. Ik besluit zondagochtend vroeg naar het vliegveld te gaan om de supporters uit te wuiven. Met de fiets, het is zo ver niet. Om half negen kom ik aan, slechts enkele minuten later druppelen de Hollanders binnen. Inchecken, de vlucht naar São Paulo vertrekt om elf uur. Vandaar gaat het rechtsstreeks naar Montevideo in Uruguay. Paul geeft me twee cadeautjes: een Feyenoordvaantje en een Feyenoordsleutelhanger. Caroline fluistert me toe: ´´Hij traint de jeugd bij Feyenoord.`` Die verrekte aap! Dat heeft hij mooi voor me verzwegen. Ik ben zo blij als een kind.
Een Braziliaans stel loopt voorbij. Hand in hand. Hij in een Flamengoshirt, zij in een shirt van Vasco da Gama. Twee populaire voetbalclubs uit Rio de Janeiro, supporters van deze clubs zijn echt geen vriendjes van elkaar. Ik heb zelf een Flamengoshirt aan en moet hard lachen als het stel passeert. Ze houden halt en zij draait zich om. ´´Mag het?``, vraagt ze, ook lachend. ´´Natuurlijk``, antwoord ik. Kan het mooier? Ik leg het uit aan Jos. ´´Dat zie je in Nederland niet, een mevrouw met een Ajax-shirt en een man in een Feyenoordshirt en dan gearmd over straat.`` Jos haalt zijn schouders op. ´´Dat is waar, maar het moet gewoon kunnen.`` De groep checkt in en verdwijnt in het kleine vertrekzaaltje. Omhelzingen en dankwoorden, over en weer. ´´Prettige reis, prettige wedstrijd``, roep ik hen na en krijg terstond koude rillingen. Wat een volk, wat een supporters.
Het is dinsdag 7 juni, half elf ´s ochtends in Goiãnia. Ik ben veel te laat met dit verslag. Dat had afgelopen zondag op mijn blog moeten staan. Geen excuses. Maar ik kon niet meer. De vermoeidheid sloeg toe, met rente. Twee dagen geslapen. Nog keel- en spierpijn. Het zal de leeftijd zijn. De Oranjesupporters zitten hoog en droog in Uruguay. Ik ben benieuwd wat ze daar beleven. Ik lees het later wel via internet. Lui, hartstikke bedankt voor de hartelijke ontvangst en de mooie uren. Tot in 2014. Het ga jullie goed.