zaterdag 26 februari 2011

Brazilië of Oranje of Feyenoord? (95)

Eigenlijk niet opmerkelijk. Goede (voetbal-)vrienden vangen me. Schrijven me via Facebook met bijtend sarcasme aan. Zoals Jeroen Bezem uit Tilburg: ´Sinds wanneer ben jij voor Oranje?` Goal! Want daar heeft hij heel veel gelijk in. Uitleg over dit sarcasme en een verdediging mijnerzijds dienen te volgen.
Wat gebeurt er? Naar aanleiding van de oefeninterland Brazilië-Oranje op zaterdag 4 juni in mijn woonplaats Goiãnia in Brazilië laat ik mij op Facebook en Twitter in alle euforie uit over die wedstrijd en de komst van Oranjefans uit Nederland. Te verklaren. Via deze blog een echte Oranjefan leren kennen, ik wist niet eens dat ze überhaupt bestaan. Aardig mens, via hotmail de laatste dagen een beter contact met hem. Hij heet Patrick Sneller, is 46 jaar, en woont in Breda. Vanaf 2000 geen wedstrijd van Oranje gemist. Naar Zuid-Afrika, Zuid-Korea en zelfs Thailand geweest. Aanwezig bij alle kwalificatiewedstrijden, WK, EK en vriendschappelijke ontmoetingen. Prachtig. Dat doet mijn Feyenoordhart goed. Naar alle uithoeken van de wereld om je team te volgen en niet als papieren supporter thuis voor die radio blijven zitten. Zo heb ook ik ruim twintig jaar achter Feyenoord aan gereist, in binnen- en (ver) buitenland.
Terug naar het heden. Tussen de twintig en vijftig Oranje-diehards komen in juni naar Goiãnia. Natuurlijk zal ik hen helpen bij alles dat ze nodig hebben. Overnachtingen, vervoer, restaurants. Die hulp kan geen kwaad, want gringo´s die het Braziliaans-Portugees niet machtig zijn en de Braziliaanse cultuur niet kennen, worden helaas al te vaak financieel een beetje uitgekleed. Laat ik het respectshalve voor mijn nieuwe vaderland bij ´beetje` houden.
Die aardige Patrick belooft zelfs een kaartje voor me te regelen en dat is natuurlijk fantastisch. Want als de kaartverkoop in Brazilië voor deze wedstrijd gaat beginnen, dan wordt het met slaapzak en een paar flessen cachaça minimaal één nacht in een enorme rij voor een ticketoffice liggen. Die kaartverkoop wordt een gekkenhuis. Goiãnia ligt in het midden van het land, telt vijf buurstaten, ligt minder dan duizend kilometer van São Paulo (voor Brazilianen naast de deur). Officieel kunnen er zo´n 70.000 supporters in Serra Dourada. Maar honderdduizenden willen naar binnen, zonder enige twijfel. Tel uit uw winst. En dan met name in gedachten houden dat ik al een kaartje zou hebben. Bedankt Pat! Nog één realiteit. Het stadion Serra Dourada, waar de interland wordt gespeeld, is aan renovatie toe. Dat was het al, zoals negentig procent van alle Braziliaanse voetbalstadions en dat is niet overdreven. De directie van Serra Dourada kondigt een grondige opknapbeurt aan. Van de kleedkamers voor de spelers tot aan de openbare toiletten voor de supporters. Ik ken het stadion op mijn duimpje, kom er vaak. Toiletten zijn ouderwets Braziliaans goor, ik kijk er niet meer van op en doe er gewoon op mijn gemakkie mijn plasje.
Patrick mailt: ´´Een kaartje voor het Oranjevak.`` Die zin blijft hangen. Waar zal dat Oranjevak moeten zijn? Serra Dourada heeft geen enkele afscheiding tussen vakken. Het is mogelijk om helemaal rond het stadion te lopen, want onderaan de zittribunes loopt een smal pad dat nergens wordt onderbroken. Ik heb dat bij een vol stadion eens gedaan, bij het begin van de wedstrijd Goiás-Flamengo. Kippenvel! Je loopt, met moeite weliswaar, langs al die vakken, kijkt omhoog en ziet uitzinnige zingende supporters, enorme vlaggen, ontstoken vuurwerk. Vakken met Goiás- én met Flamengosupporters. Geen ongeregeldheid, gezonde rivaliteit. Zo moet het ook. Het enige dat ik me nu kan bedenken is dat ze ons op de tweede ring zetten, waar luxere stoeltjes zijn. De duurdere plaatsen.
Ons? Daar zit ´em nou net de kneep. Want ik heb nooit iets met Oranje gehad. Integendeel. Feyenoorders zijn in principe niet zulke Oranjefans, gezien de jaren dat het Nederlands elftal bijna louter bestond uit Ajacieden en PSV´ers. Een fanatieke Feyenoorder juicht niet zo snel voor een Ajacied of PSV´er, ook niet in landsbelang, ook niet in een ander voetbalshirt. Geboren uit frustraties? Zeker te overwegen, zit wat in. Maar het verdomt niet, het is nu eenmaal een ongeschreven rood-witte wet.
Dus hebben maatjes van eerste en laatste uur Jeroen Bezem en Paul Bode alle recht en gelijk van de wereld om me te tackelen over de komende oefeninterland. En over eerdere uitlatingen mijnerzijds over de ontluikende liefde voor Brazilië en diens nationale elftal. Als ik in euforie op Facebook schrijf ´Dat wordt een bomvol stadion met 70.000 Brazilianen en 45 Oranjefans in oranje shirts`, dan zet vermaledijde Bode zonder dralen zijn tackel in: ´Of zijn dat 69.999 Brazilianen, één Nederlander in een Braziliaans shirt en 45 Nederlanders in oranje shirtjes? Voor de dag ermee!!!` Ja, met drie uitroeptekens. Rustig Bode!!!
Verdediging. Vooraf. Deze oefeninterland wordt een unieke gebeurtenis in Goiãnia. De stad met 1,2 miljoen inwoners is zeker niet de aantrekkelijkste van Brazilië. Eigenlijk is er niet veel te doen. Nu komt Oranje naar Goiãnia. Dat dekelse Oranje dat favoriet Brazilië in Zuid-Afrika uit de wereldbeker voor landenteams stootte. Waarover Patrick Sneller mailt: ´´Dat was mijn finale!`` De Braziliaanse pers schrijft deze dagen: ´´Het is dé kans voor Brazilië om enigszins de schande van Zuid-Afrika uit te wissen.`` Ik had het al geschreven in een blog, maar doe het weer: dit wordt geen oefenpotje, dit wordt een serieuze wedstrijd.
Goiãnia zal eind mei/begin juni zinderen. Reportages op regionale televisie en regionale kranten volgen. Als de club van Patrick neerstrijkt in Goiãnia komt ze zonder meer op televisie en in kranten. Zeker als de lokale Braziliaanse pers er lucht van krijgt dat deze groep in Zuid-Afrika bij Brazilië-Oranje is geweest. Brazilianen zijn uiterst nieuwsgierig, niet terughoudend, gastvrij en aimabel. De dag van de wedstrijd zal de groep, aldus gekleed in oranje, geen minuut met rust worden gelaten. Overdreven gesteld. En over kippenvel geschreven.
Paul en Jeroen, ik geef het toe, ik mag een opportunist zijn. Maar dit evenement laat ik me niet ontgaan. Mijn Braziliaanse shirtje laat ik mooi thuis. Het heeft ook geen enkele zin om te dragen. Ik ben Hollander voor de Brazilianen en dus voor Holland. Welk shirt ik draag.
Het belangrijkste is evenwel dit. Ik ga kort optrekken met een groep supporters van het Nederlandse Elftal. Échte supporters. In mijn belevingswereld. Die veel geld uitgeven en moeite doen om hun cluppie overal volgen. Die dezelfde taal spreken. Bij hen stroomt hetzelfde supportersbloed door de aderen als bij mij. Dat wordt ongetwijfeld naast het genot van Braziliaanse aandacht, bijpraten over wederzijdse persoonlijke ervaringen bij vooral wedstrijden in het buitenland. Dat laat ik me ook niet ontgaan.
Een oranje shirt heb ik, maar dat heeft niets met Oranje te maken. Het is een officieel Champions-League-reserveshirt van de voetbalclub Kosice, uit de gelijknamige plaats in Slowakije. Feyenoord speelde tegen Kosice in de Champions League in het seizoen 1997-1998. Een maatje werkte op een Nederlands vliegveld bij de bagage-afdeling. Een koffer van een speler van Kosice, dat op terugreis was van het treffen in Rotterdam-Zuid, viel open. Maatje nam er het betreffende oranje shirt uit en gaf het aan me met de woorden: ´´Omdat jij een echte supporter bent.`` Dat shirt hangt op een ereplaats in mijn klerenkast in Goiãnia. Zou het geen mooi compromis zijn? Toch in oranje, toch dicht bij Feyenoord en ín Brazilië. Mag het zo heren?

donderdag 24 februari 2011

KNVB bevestigt Brazilië-Oranje wél (94)

Een woordvoerster van de KNVB kan de oefeninterland tussen Brazilië en Oranje op zaterdag 4 juni dit jaar nog niet bevestigen. Zo meldt de Nederlandse pers deze week het nieuws over deze wedstrijd, die inderdaad op zaterdag 4 juni wordt gespeeld en wel in het stadion Serra Dourada in het Braziliaanse Goiãnia. Het is inmiddels donderdag 24 februari, half vier ´s middags Nederlandse tijd. Al twee dagen publiceert de Braziliaanse pers met veel bombarie over de oefeninterland. Alleen het aanvangstijdstip is nog onbekend.
Vreemde zaak. Vanwaar die stilte vanuit Zeist? Woensdag 23 februari. Ik haal de officiële site van de KNVB op en stuur een mailtje. Zomaar een schot voor de boeg. ´Mijne dames en heren, hierbij bied ik mijn diensten aan gezien Oranje op zaterdag 4 juni aanstaande een vriendschappelijk duel speelt in het Braziliaanse Goiãnia, in het stadion Serra Dourada. Ik ben 53 jaar, woon acht jaar in Brazilië en wel in Goiãnia. Ik ben oud-journalist, ben uiteraard het Portugees machtig en geheel bekend met de Braziliaanse cultuur. Kan handig zijn.`
Een mailtje van de KNVB valt donderdag 24 februari in mijn postvak, tijdstip is 12.15 uur Nederlandse tijd. Tot mijn grote verbazing lees ik het volgende: ´Hartelijk dank voor uw aanbod. Het duel wordt gespeeld in Brazilië en wordt georganiseerd door de Braziliaanse Voetbalbond (Confederaçao Brasileira de Futebol). Uiteraard zal de CBF ook zorgen voor eventueel een tolk. Uw diensten kunt u aanbieden aan de CBF: cbfgeral@cbf.com.br. Nogmaals hartelijk dank voor uw aanbod!` Als dat geen bevestiging is.
(Meer nieuws over de oefeninterland: Het andere Brazilië 93).

woensdag 23 februari 2011

Brazilië-Oranje (93)

Het is even met de ogen knipperen. Ongeloof. Het is woensdag 23 februari 2011, kwart over twaalf ´s middags. De televisie staat aan, het geluid op zachtjes. Rede Globo, kanaal 2. Het nationale middagjournaal. Ik ben bezig, schrijf een blog. De nieuwslezer is goed hoorbaar: ´´Het Braziliaanse nationale elftal speelt zaterdag 4 juni in het stadion Serra Dourada in Goiãnia een oefenwedstrijd tegen Oranje.`` Hè! Wat! Zomaar? Direct surfen op internet. Want tja, ongeloof. Brasil-Holanda in mijn woonplaats? Vijftig minuten met de fiets!
Het blijkt voor honderd procent waar. President André Pitta van de Federação Goiana de Futebol (FGF) bevestigt de wedstrijd op 4 juni in Serra Dourada. Als de grote baas van een lokale voetbalbond zich hierover uitspreekt, dan doet hij dat niet voor zijn beurt en heeft hij contact gehad met de landelijke voetbalbond. Ook dat klopt als een bus. Voorzitter Ricardo Teixeira van de Braziliaanse landelijke voetbalbond CBF geeft groen licht aan het duel. Een aanvangstijdstip is er nog niet.
De oefenwedstrijd is voor Brazilië een voorbereiding op de Copa América, die in juli wordt gespeeld in Argentinië. Op internet meldt Algemeen Dagblad vandaag het nieuws. ´´Een woordvoerster van de KNVB kan de wedstrijd nog niet bevestigen``, aldus AD op internet om twee uur in de middag.
André Pitta wrijft zich in zijn handen. Hij is dolgelukkig. ´´Deze wedstrijd is belangrijk voor onze staat Goiás. We kunnen nu bewijzen dat we de condities hebben om de wedstrijden voor de wereldcup te ontvangen in Goiãnia.`` In deze uitspraken huizen frustraties. Want Goiãnia, hoofdstad van Goiás, is op het nippertje afgevallen voor wedstrijden om de wereldbeker 2014 in Brazilië. Twaalf plaatsen zijn aangewezen. Goiãnia is lang in de picture, lang kandidaat, maar verliest toch van Curitibá, hoofdstad van de zuidelijke staat Paraná. Dat was een schok, dat is nog steeds een schok. Voetballiefhebbers in Goiãnia, met 1,2 miljoen inwoners, spreken van een grote schande. De aanwijzing van Serra Dourada voor het komende oefenpotje is dan ook een geste van de CBF. Een goedmakertje. Als willen ze daar in Goiãnia uiteraard niets van horen.
Goed. Het frankske is gevallen. En nu? Hoe kom ik aan kaartjes? Waar? Goed bijhouden, want die vliegen zometeen weg. Serra Dourada is een oud betonnen stadion, met twee ringen. Naar schatting kunnen er tegen de 70.000 supporters in. Dat is een schatting. Protesten zullen komen, want de prijzen van de kaartjes zijn gepeperd, dat staat al vast. Desalniettemin, welke Braziliaan wil geen revanche op Holanda, wil er niet bij zijn? Het is jaren geleden dat het Braziliaanse elftal een officiële wedstrijd in Goiãnia speelde: op 28 maart 2005, 1-0 winst op Peru. Brasil-Holanda, een vriendschappelijk partijtje? Zomaar een oefenpotje? Vergeet het maar, het zal er flink opgaan, die zaterdag. Ik geef het u op een briefje. Krijgen inwoners van Goiãnia voorrang bij het kopen van een kaartje? Zullen de ´rijken` uit de naburige hoofstad Brasilia, slechts een kleine driehonderd kilometer weg, niet te veel kaartjes wegkapen? Vragen, vragen. Op antwoorden is het wachten. Maar die komen snel. En niet meer met de ogen knipperen. Die moeten nu wijd openblijven. Eén tipje voor Bertje van Marwijk. Let op Neymar. Hij is de talentvolle jonge aanvaller van de Braziliaanse eredivisieclub Santos uit São Paulo en speelt als een jonge god. Die gaat voor problemen zorgen achterin bij Oranje. Als hij in goede doen is, dat spreekt voor zich. Dat geldt ook voor meer ervaren Robinho (onderste foto). Die kan verwoestend uithalen en heeft een perfect speloverzicht. Overbodig te schrijven dat beiden snel zijn. Aan de andere kant, de verdediging van Brazilië oogt weer verre van solide. Met de gelouterde aanvallers van Oranje is het ergste te vrezen voor Brazilië. Te meer, de laatste twee ´oefenpotjes` tegen gerenomeerde tegenstanders gingen beiden met 1-0 verloren. Twee tegenstanders met wie iedere rechtgeaarde Braziliaanse voetballiefhebber helemaal niets te maken mee wil hebben: Argentinië en Frankrijk. Er is nog een derde en ook bekende tegenstander van dat kaliber. Inderdaad, Oranje. De nieuwe trainer Mano Menezes van het Braziliaanse elftal staat voor zijn eerste echte krachtproef en dat in eigen huis. Kalm aan, het is nog geen zaterdag 4 juni, ook niet in Goiãnia. Eerst een kaartje.

Meelifters (92)

Voornamelijk jonge fietsers klampen zich vast aan voornamelijk bussen, maar ook vrachtwagens, en liften zo een eindje mee. Levensgevaarlijk. Eén hand aan de bumper of aan een achterlichtje. Met de vrije hand sturen. Nou ja sturen, voor zover het gaat. Reportages op televisie, in kranten en op internet deze week. Dat mag verbazing wekken. Is dit nieuws? Nee, dat is het zeker niet. Deze manier van meeliften is zo oud als de weg naar Rome. En vanuit Brazilië is die weg lang, zeker weten. Maar een busonderneming in de Braziliaanse stad Ribeirão Preto, op 336 kilometer van São Paulo, is het beu en luidt de alarmklok. Honderdvijf bussen van deze onderneming rijden dagelijks door de stad, die ruim 600.000 inwoners telt. Negentig procent van die bussen heeft beschadigingen, van achteren wel te verstaan. Kapotte bumpers, kapotte achterlichten. Verf laat los. Een ijzeren kapje om de achterlichten heen als bescherming? Dank je wel, zeggen de fietsers. Want die kap is natuurlijk een soort gaas, anders komt er geen licht doorheen. Fietsers gebruiken een soort metalen haak, slaan die achter de ijzeren kap en voilá, klaar is Kees, rijden maar. De schades bedragen 15.000 reais per maand en natuurlijk worden die kosten doorberekend in de dagelijkse tarieven van de buskaartjes.
Rabeira is het Portugese woord voor staart. Zo noemen de fietsers zich die meeliften met bussen en vrachtwagens. Rabeiras. Het is tot een ware kunst verweven. Vaak ook wordt één voet gebruikt, die rust op de achterbumper. Grote steden in Brazilië zijn voor het grootste deel heuvelachtig en het verkeer in het centrum lijkt niet minder dan op een chaos. Bussen laveren langs geparkeerde auto´s, zwenken plots naar links of rechts, moeten plots remmen voor bijvoorbeeld een overstekende voetganger, die even vergeet uit te kijken. Overeind blijven op een gammel fietsje, gekleefd achter een bus, dat vereist acrobatische toeren. De vrije hand en been worden op en neer bewogen om het evenwicht te behouden. Het is zaak om de weg te kennen. Uitzicht is er immers niet. Verkeerslichten, drukke kruispunten, wegversmallingen. Linke soep. Geen wonder dat ongelukken gebeuren.
Het is donderdagavond 10 februari 2011. De 16-jarige puber Éric Régis Silva speelt rabeira. Ditmaal niet achter een bus, maar achter een vrachtwagen. Hij klampt zich vast op de Avenida Thomaz Alberto Watelly in de wijk Jardim Aeroporto. Even gaat het naar wens. Maar dan gaat het mooi mis. De fiets komt in aanraking met de vrachtwagen. Éric kan het evenwicht niet bewaren en valt hard. Diens rijwiel blijft steken in de achterwielen van de vrachtwagen. De chauffeur merkt het, maar rijdt door. Hij bekommert zich niet om het slachtoffer. Éric gaat snel naar het ziekenhuis Hospital das Clínicas. Zijn gezondheidstoestand is kritiek. Daniela Alessandra Régis is de moeder van Éric. ´´Hoe vaak heb ik hem niet gezegd dat hij op moet houden met dat meeliften. Ik zei hem: ´Wat kost het nou om gewoon te fietsen in plaats van achter een wagen te hangen?` Allemaal voor niks geweest``, verzucht ze.
Marcelo Brito geeft busschauffeurs les in zijn woonplaats Ribeirão Preto. ´´Het is erger dan je denkt. Die lui bedreigen zonder schaamte chauffeurs fysiek, of verbaal met de dood. Het is logisch dat een chauffeur niets meer zegt, geen actie onderneemt en doorrijdt.``
En de politie dan? Doet die niets? Nee, die doet niets. Waarom niet? Omdat de Polícia Militar, de militaire politie, geen verkeerspolitie is. Het is moeilijk te begrijpen, ik geef het toe. Voornamelijk overdag rijden talloze politiewagens door de straten. Genoeg surveillance. Kapitein Wagner Barato van de Polícia Militar in Ribeirão Preto legt het zo uit: ´´De militaire politie heeft geen mandaad om in te grijpen. Wij grijpen in als er sprake is van diefstal of van enige illegaliteit. Is de fiets gestolen, dan kunnen we in actie komen.`` Het is echt waar, de werkzaamheden van de diverse politiekorpsen in Brazilië zijn strikt gescheiden. Het Ministério Público, het ´publieke ministerie`, is van plan om het meeliften aan te pakken. Ouders aansprakelijk stellen voor geleden schades, veroorzaakt door hun minderjarige kinderen. Boetes moeten volgen. In ernstige gevallen moeten ouders zelfs een gevangenisstraf uitzitten voor hun kroost. Zover de plannen.
De rabeiras hebben dus vooralsnog volledig vrij spel. Het is de uitdaging dat hen trekt.
Afgekeken van het aloude treinsurfen, dat vooral in Rio de Janeiro erg populair is en was. Ook treinsurfers vinden de dood. Maar het schrikt hen niet af, sterker, het trekt hen aan. Een Braziliaan is niet angstig, is gevoelig voor een omgeving die hen opzweept. ´´Dat durf je niet, hè?`` Trots als foto´s verschijnen in de pers waar zij opstaan. Nog een detail.
Het zijn niet alleen fietsers die zich aan achterzijden van bussen en vrachtwagens vastklampen. Ook zonder fiets kan het prima. Ook een kwestie van gratis vervoer. Brazilië is groot, mensen zijn arm, vervoer is duur.
Oplettende lezers zullen zich afvragen hoe ik aan de wijsheid en details kom over meeliften met de fiets achter een bus of vrachtwagen. Met enige schroom volgt deze bekentenis. In mijn woonplaats Goiãnia zijn ribeiras geen vertrouwd straatbeeld, maar wie een uurtje door de stad fietst, komt er wel eentje tegen. Acht jaar woon ik Goiãnia. De eerste twee jaren kijk ik met veel bewondering en afgrijzen naar jongelui die zich aan een bus vastklampen. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Toch ook eens proberen. In de binnenstad moet het zijn. Want daar rijden bussen stapvoets. Het kan geen kwaad, denk ik. De oude autobussen in Goiãnia hebben boven de grootste achterlichten een diepe inkeping. Ideaal, daar kan praktisch een hele hand in. Het doet geen pijn, puur comfort. Ik pak met mijn linkerhand de inkeping aan de rechterachterzijde van een stadsbus in een smalle en drukke winkelstraat en wordt onmiddellijk meegetrokken. Zo´n twee kilometer houd ik het vol. De bus maakt een manoeuvre, wijkt ineens uit naar rechts. Ik raak met mijn rechterbeen een bumper van een geparkeerde personenauto. Even maar, het gaat net goed. Bijna haal ik mijn totale been open. Ik laat snel los. Het hart klopt in de keel, het zweet breekt me aan alle kanten uit. Ik ben direct genezen. Dit nooit meer. Dit is te bizar voor woorden. Dit is puur gekkenwerk.

dinsdag 22 februari 2011

Onderwijsechtpaar (91)

Hij is 58 jaar, zij is twee jaar jonger. Hij is directeur van de Escola Estadual Dom Fernando I in Goiãnia, zij was lerares aan een andere school in dezelfde stad, de Escola Estadual Castro Alves. Twee staatsscholen in het centale-westen van Brazilië, in de hoofdstad van de voornamelijk boerenstaat Goiás. Hij gaat met pensioen in april dit jaar, zij is al langer met pensioen, dertien jaren maar liefst. Rubens en Eneci zijn een onderwijzersechtpaar, niet zo zeldzaam. Hij en zij hebben ruim zestig jaar ervaring in het onderwijs op staatsscholen in Brazilië. Dat wordt een beetje zeldzamer. Allebei hebben ze uitgesproken meningen over het onderwijs in hun land. Over hoe het was, hoe het is, hoe de vooruitzichten zijn. Over de kinderen, hun ouders, de rechten, de wetten en de regels binnen het onderwijs. Het Ministerio da Educação, met Ministerie van de Opvoeding, maakt die rechten, die wetten en die regels. De Federale Overheid dus.
´´Rechten? Voor onderwijzers? Die hebben geen enkel recht! Wie rechten heeft, zijn de kinderen, de leerlingen.`` Eneci valt met de deur in huis. Het is wat haar het meeste dwars zit. Haar man valt haar bij. Even vooropgesteld. Eneci wil het benadrukken: ´´Ik hield zielsveel van mijn beroep, heb het met plezier gedaan, maar geen traan gelaten toen ik met pensioen ging. Rubens: ´´Ik heb niet veel vrienden onder het onderwijzend personeel. Ik sla in april de deur dicht en dat is het dan. Zonder frustraties, maar zo is het wel.``



Rubens is een rustige man. Oogt wat sloom. Lang, klein buikje maar, mooi grijs haar. Innemend, maar vooral kalm. Hij houdt niet van geschreeuw, van commotie. Op het gevaar af het verleden te verheerlijken, zegt hij: ´´Vroeger, en dan praat ik over pakweg twintig jaar geleden, was er meer discipline. Die is er nu niet meer. Jonge kinderen hebben geen moeder, geen vader meer. Ooms, tantes, oma´s en opa´s voeden hen op. Familiebanden worden losser. Het respect verdwijnt.`` Zijn vrouw voegt eraan toe: ´´Als je nu een kind een aai over zijn bol geeft, kun je een trap tegen je enkel krijgen. Vroeger ondenkbaar.`` Hij: ´´Het taalgebruik is groffer. Stop het maar in je reet, ze zeggen het zomaar. Tegen de leraar, tegen elkaar. Je wijst hen er op, maar het heeft geen enkel resultaat.``
Eneci haalt anecdotes uit de niet eens zo oude doos. Anecdotes die ook in Nederland in diezelfde doos zitten. Van huisbezoeken van leraren aan families die hun kinderen niet naar school lieten gaan. Of als het weer eens mis is gegaan in de klas met Marietje of Jantje. ´´De eerste weken hielp het wel. Daarna ging het weer mis. Ik dus weer naar die ouders. Hetzelfde liedje.`` Eneci haalt haar schouders op.
Een gemiddelde klas telt tegenwoordig zo´n veertig kinderen. Of het in de leeftijdsklasse zes tot en met elf jaar is, of van elf tot en met zestien, of ouder. Soms bijna vijftig. Het is veel te veel. Braziliaanse kinderen zijn in het algemeen en zeker voor Nederlandse begrippen drukke kinderen. Praten (te)veel en bewegen volop. Een muisstille klas gedurende vijftig minuten les? Ja, dat is pas echt zeldzaam.
Eneci heeft daadwerkelijk voor de klas gestaan, 28 jaar. Rubens slechts een paar jaar. Hij heeft voornamelijk met de administratie binnen het onderwijs beziggehouden en werkte zich zo op tot directeur. Allebei spreken ze over stress, waar steeds meer leraren in Brazilië mee kampen. Die kan zo nu en dan tot ongekende hoogten oplopen. De twee geven de schuld ervan niet slechts aan de veranderende samenleving, de veranderende mentaliteit, maar vooral aan het systeem.
Dat verdient enige uitleg. Leraren hebben geen recht kinderen uit de klas te sturen, of erger, naar huis. Natuurlijk, er zijn noodgevallen. Maar er bestaat geen enkele regel die het voorschrijft. Het kind heeft recht op onderwijs, dat mag haar en hem niet worden onthouden. Voorbeeldje. Steelt een jongetje of een meisje binnen de klas en merkt de onderwijzer het op, dan is er een speciaal orgaan waar hij dat kenbaar aan maakt. Uiteraard volgt onderzoek, gesprekken met ouders en schoolleiding. ´´Maar de volgende dag zit dat jongetje weer in dezelfde klas en haalt dezelfde grappen uit``, weet Rubens uit ervaring. ´´Dat is frustrerend voor het onderwijzend personeel, dat het beste ervan probeert te maken. Maar sancties? Nee.``
Ander voorbeeldje. Twee leerlingen maken er een potje van tijdens de lessen. Iedere les weer. Lawaai, huiswerk niet af, andere kinderen lastig vallen. De gang op met die twee? Rubens: ´´Niks ervan. Niet mogelijk. Ja, het is waar, ze verstieren de lesgang voor die andere 38. Het gebeurt, maar er is niets tegen te doen. Heisa maken? De gang op? Ouders doen de school een proces aan. Dan komen beide partijen voor een justitiële raad. De raadsleden schrijven alles op wat de kinderen zeggen. Wat wij zeggen? Daar wordt nauwelijks aandacht aan besteed. Onderzoek volgt, wordt gezegd. De kinderen gaan linea recta terug naar hun school. De lerares of leraar in kwestie? Die raakt haar of zijn baan kwijt. Of krijgt, met geluk, een reprimande. Een leraar die zich verstout om een kind eens even aan een oortje te trekken, en dat hoeft niet eens zo hard te gebeuren, kan met pech zelfs in de gevangenis belanden. Dat bedoel ik met rechten. Het is waar: leraren hebben geen rechten.``
Eneci kan zich mooi opwinden. Ze is klein, iets gezet, levendig, heeft een indringende blik en staat vierkant achter wat ze zegt. Ze straalt het uit, loopt een beetje rood aan. Het is passie. ´´Om het aan te scherpen. Kinderen van veertien jaar mogen niet werken. Daar is controle op. Oké. Maar ze mogen iedere avond op de hoeken van de straten drugs gebruiken en deel uitmaken van gangs en jeugdbendes. Waar is die controle?``
Eneci wil er geen klaagzang van maken. Natuurlijk heeft ze dierbare herinneringen. Vooral aan ontmoetingen met oud-leerlingen. Die gebeurt weinig, want Brazilië is enorm groot, kinderen maken hun school af, vliegen uit, naar andere staten ver weg om er werk te zoeken. ´´Maar degenen die zijn gebleven in Goiãnia en mij ontmoeten, zijn altijd verheugd om me te zien.`` Eneci was een geliefde lerares, ook dat straalt ze uit. Ten tijden dat haar pensioen aanstaande was, hebben ouders een petitie geschreven met maar één wens: Blijf! Ze is er nog en terecht trots op. Ze heeft zes maanden aan dat verzoek gehoor gegeven. Toen was de koek op.
Rubens moet nog maar enkele weekjes. Een afscheidsfeestje? Een oorkonde? Presentjes? ´´Nee, het zal allemaal niet gebeuren. Het is goed geweest zo, na die 36 jaar onderwijs.`` Wat hij gaat doen? In ieder geval naar de zee. In eigen land. Daar is hij nog nooit geweest. Daar had hij nooit tijd voor. ´´Vijftien dagen per jaar vrij. Meer niet. Er is altijd van alles te doen voor een schooldirecteur. Tijdens die twee weken ging ik steevast naar dezelfde plek, een boerderijtje in het binnenland van Goiás op. Vlak bij een riviertje. Lekker vissen. Rust.``
Eindelijk tijd om wat te reizen, om wat van het eigen land te zien. Of misschien wel erbuiten. Een zus van Eneci woont in Amerika. Ze is er geweest en vond het er zalig. ´´Die cultuur, zo anders.`` Dan klaagt ze weer over haar eigen land, over de huidige opvoeding van de jeugd. De toekomst? Beter maar niet vragen. ´´Ha, het wordt alleen maar erger, let maar op.`` Twee oudere symphatieke en joviale Brazilianen met lange loopbanen in het onderwijs. Die lekker kunnen uitvallen als ze zich opwinden. Die nog lekker in hun vel zitten, niet aan stress ten onder zijn gegaan, niet zijn opgebrand. Misschien is dat wel het zeldzaamste van alles.

vrijdag 18 februari 2011

Exit Ronaldo (90)



Hij heet voluit Ronaldo Luís Nazário de Lima. Maar bijna niemand in Brazilië en daarbuiten weet dat. De bekende voetballer heet gewoon Ronaldo, of beter, o fenômeno, het fenomeen. Op dinsdag 22 september 1976 ziet hij het levenslicht in Rio de Janeiro. Op maandag 14 februari 2011 hangt hij zijn voetbalschoenen aan de wilgen in São Paulo.
Ruim zestien jaar actief op voetbalvelden in de hele wereld. Faam en nog eens faam. Braziliaans recordhouder van het hoogste aantal doelpunten tijdens wereldkampioenschappen voetbal voor landenteams: vijftien. Drie keer geëerd als de beste voetballer van de wereld. De ster van het veld tijdens de finale van het wereldkampioenschap in Korea/Japan in 2002. Hij scoort twee doelpunten en Duitsland heeft geen enkel antwoord. Brazilië voor de vijfde keer wereldkampioen.
Op zijn zestiende professional, maakt furore bij Cruzeiro in Belo Horizonte, hoofdstad van de staat Minas Gerais. Daarna speelt hij bij de absolute top van Europa. Het volledige lijstje met het aantal wedstrijden, doelpunten en jaren/seizoenen ziet er als volgt uit: Cruzeiro, 14 wedstrijden, 12 goals, 1993/1994; PSV, 46 wedstrijden, 42 goals, 1994/1995 en 1995/1996; Barcelona, 37 wedstrijden, 34 goals, 1996/1997; Inter Milan, 68 wedstrijden, 49 goals, vijf seizoenen, 1997/1998 tot en met 2001/2002; Real Madrid, 127 wedstrijden, 83 goals, eveneens vijf seizoenen, 2002/2003 tot en met 2006/2007; AC Milan, 20 wedstrijden, 9 goals, 2006/2007 en 2007/2008; terug naar Brazilië, bij Corinthias in São Paulo, waar hij 31 wedstrijden zal spelen, 18 goals, in 2009, 2010 en 2011.
Inclusief officiële wedstrijden voor Braziliaanse nationale elftallen scoort Ronaldo in 614 wedstrijden 414 doelpunten. Zijn erelijst is enorm. Landskampioenschappen, twee keer wereldkampioen (ook in 1994), nationale bekers, meerdere keren uitgeroepen tot beste voetballer, van het district São Paulo tot de wereld. Kortom, een erelijst die er niet om liegt, daar kan geen voetballiefhebber om heen. Tot zover kale cijfers.
Ronaldo is een voetbalheilige in eigen land. Bekende Braziliaanse trainers noemen hem in één adem met Pelé. Het is dinsdag 15 februari 2011, het eerbetoon houdt niet op. Drie dagen al lovende woorden tijdens reportages over het fenomeen op televisie, de schrijvende pers. ´´Hij is een icoon en die verdient louter respect, louter eerbetoon``, zegt een presentratice van een prima bijna dagelijks voetbalprogramma op de nationale televisie in Brazilië. Trots toont ze een overzicht van artikelen in kwaliteitskranten in onder meer Amerika, Spanje en Italië, met aandacht voor het afscheid van Ronaldo. ´´CNN maakt zelfs een live reportage van zijn afscheidsspeech``, zegt de vrouw lyrisch. De boodschap is duidelijk, kom niet aan de 34-jarige Ronaldo Luís Nazário de Lima.
Tijdens zijn actieve loopbaan komt Ronaldo binnen en buiten het veld diverse keren in opspraak. Geen wissewasjes. Maar hij komt ermee weg, iedere keer weer. Voorstelbaar, een ster heeft een dito status. Twee gebeurtenissen verdienen ruime aandacht in een afscheidsverhaal over het fenomeen. Eentje buiten en eentje binnen het veld.
Het is eind april 2008. Een geblesseerde Ronaldo is in Rio de Janeiro. Het gaat niet zo goed met hem. Zegt hij zelf. Twee seizoenen AC Milan, slechts twintig wedstrijden op het veld. In zijn Rio gaat het fenomeen met enkele vrienden naar de wedstrijd Flamengo-Botafogo in het Maracanã. Een klassieker. Na de wedstrijd wil hij vertier, relaxen, zo zal hij later uitleggen aan een politiecommissaris, en zakt af naar het sjieke bordeel 021 in de eveneens sjieke wijk Barra da Tijuca. Daar lopen de voorgenomen geneugtes helemaal uit de hand. Ronaldo maakt kennis met Andrea, een hoer die werkt in club 021. De twee verlaten het bordeel en gaan naar een seksmotel in dezelfde wijk. Andrea belt naar twee vriendinnen van haar en laat ze overkomen naar het motel. Met instemming van Ronaldo. Dan gaat het verkeerd. Het fenomeen merkt dat de drie geen echte vrouwen zijn, maar travestieten. Hij stelt voor een ieder duizend reais te geven om het ´seksprogramma` in het motel af te gelasten. Maar Andrea, die Andrè Luis Ribeiro Albertino heet, gaat niet akkoord. Ze wil 50.000 reais van de sterspeler, anders zal zij, of hij zoals u wilt, de politie erbij halen.
Ronaldo weigert, Andrea stapt naar de politie. Zij wil geld zien. Ze ontkent het aanbod van 50.000 reais. Ze steekt een warrig verhaal af. Andrea beschuldigt Ronaldo van gebruik van drugs, zegt dat zijzelf en de andere twee travestieten ook drugs gebruikten in het motel. Gekocht in de favela Cidade de Deus. Midden in de politieverklaring stapt André ineens op en rent naar buiten. Commissaris Carlos Augusto Nogueira roept Ronaldo op. ´´Ik ben erin geluisd. Ik wist niet dat het travestieten zijn. Ik heb geen drugs gebruikt.`` Noqueira weet nog niet of hij zijn onderzoek zal doorzetten. In eerste instantie zegt hij: ´´Ik wil alle drie die travestieten horen, dan neem ik een beslissing.`` In tweede instantie hoort niemand meer wat. Het vuur dooft, Ronaldo staat weer op het veld. De ster pakt zijn status weer op. Naschrift: Andrea, of André, sterft donderdag 9 juli 2009 in Saõ Paulo een roemloze dood op 22-jarige leeftijd ten gevolge van een longaandoening. Ze kan eenvoudigweg niet meer ademen.
De WK-finale in 1998 in Parijs. Een markante. Frankrijk en Brazilië in de finale. Het is zondag 12 juli. Ronaldo is 21 jaar en de FIFA heeft hem al twee keer tot beste beste voetballer van de wereld benoemd. Ronaldo staat aanvankelijk niet in de basis. Brazilië reageert onthutst. Kort voor de wedstrijd opluchting. Ronaldo toch in de basis. Maar hij speelt zonder vuur, zonder vlam. Net als het hele elftal. Brazilië verliest met 3-0. Brazilianen kunnen het amper geloven.
Het grote nieuws komt snel, bij de nabeschouwing van de finale al. Enkele uren voor de finale zakt het fenomeen plots in elkaar. Een vorm van epilepsie. Hè? Ronaldo heeft nooit enige vorm van epilepsie tentoongespreid. De schuld van artsen van het nationale elftal? Verkeerde medicijnen? Opzet? Intriges? Maar het fenomeen komt snel tot zinnen en begint in de basis. Maar wat is er aan de hand?
De nederlaag van Brazilïe en het mysterieuze voorval van Ronaldo leiden tot vragen in het Nationale Congres, de Braziliaanse Tweede Kamer. Hoofdsponsor Nike in opspraak. ´Ronaldo niet fit om te spelen? Hij moet het veld op`, zou Nike gebieden. Nike zou te veel macht hebben binnen het Braziliaanse elftal. Het bedrijf pompt maar liefst voor tien jaar een som van 160 miljoen dollar in het team.
Het is dinsdag 21 november 2000 als een hoorzitting in het Nationale Congres eindelijk op de agenda staat. Trainer Zagallo van 1998 moet zich verantwoorden. Hij herinnert zich de perikelen in het spelershotel, even buiten Parijs, als volgt: ´´Na de gezamenlijke lunch, gaan de spelers terug naar hun kamers. Ik kijk naar een video van de halve finale tussen Kroatië en Frankrijk. Daarna ga ik slapen. Ongeveer vijf uur word ik wakker. Ik verlaat mijn kamer en hoor dat Ronaldo drie uur eerder onwel is geworden.``
Geen duidelijkheid. Of liegt hij? Opheldering blijft uit. Ronaldo komt zelf aan het woord. Hij wordt als een ster ontvangen. Het ontzag voor het fenomeen is zo groot dat diens ondervraging beperkt blijft tot prietpraat. Vragen over het dekken van Zidane. Antwoord van Ronaldo: ´´Had ik een rol in het dekken van Zidane tijdens die finale? Ik denk het niet, ik weet niet meer wie hem moest dekken.`` Aan het einde van Ronaldo´s hoorzitting, volop mededogen. Hij kampt bijna twee jaar met een knieblessure, die hem het spelen onmogelijk maakt. Een kamerlid: ´´Als u terugkomt naar Brazilië, wilt u dan bij het ons zo geliefde Flamengo gaan spelen?``
Een min of meer terzake doende vraag toch. Van afgevaardigde Ronaldo Vasconellos, na verontschuldigingen. ´´Waarom heeft Brazilië de wereldbeker in Frankrijk verloren?`` Irritaties bij Ronaldo. ´´We hebben verloren. Alleen omdat we verloren hebben, gaan we daarom een stel mysteries en een hoop onzin verzinnen?`` Einde hoorzitting. Geen duidelijkheid. Die komt nooit meer. Via Twitter zal Ronaldo niet zo gek lang geleden laten weten dat destijds verdenkingen waren gerezen tegen teamartsen van het Franse elftal. Over toedienen van doping. Een van de hoofdverdachtes? Natuurlijk, Zidane, die met zijn twee doelpunten het vonnis over het matte Brazilië velde.
Zomaar twee gebeurtenissen, ook een ster blijkt maar een mens. Daar willen ze in Brazilië deze dagen niet van weten. Het gedweep van verslaggevers met het fenomeen geeft een vieze smaak in de mond. Een kort en exclusief interview met Ronaldo op Rede Globo, twee dagen na bekendmaking van diens afscheid. ´´Je blijft bij Corinthias werkzaam. Achter de schermen? Goed. We willen je nog in de naam van het hele Braziliaanse volk bedanken voor wat je ons hebt gegeven en voor ons hebt gedaan.`` Ronaldo lacht. ´´Geen dank, ik ben het de mensen, die altijd achter me hebben gestaan, ook schuldig.`` Voorzitter Ricardo Teixeiro van de Braziliaanse voetbalbond nodigt Ronaldo uit en geeft hem een speciale trofee, een aandenken aan zijn kwaliteiten. Weer veel pers op de been.
Corinthias brengt een speciaal herdenkingsshirt op de markt, een platte manier om geld uit het vertek van het fenomeen te slaan.
Is de aandacht voor vertrek van Ronaldo overdreven? Nee en ja. Nee, want Brazilianen zijn een emotioneel volkje. Wie eert nou niet een voetballer die het volk een wereldtitel schenkt? Die de ´wereld` in vervoering brengt met zijn acties op velden in Nederland, Spanje en Italië. Niet de minste voetballanden.
Ja, want Ronaldo is ook een opportunist. Grijpt kansen. Geen voetballer in de wereld heeft én bij Barcelona én bij Real Madrid (Spanje) én bij Inter Milan én bij AC Milan (Italië) gespeeld. Barca en Real, twee aartsvijanden, Inter en AC, twee aartsvijanden. Eigenlijk is dat ondenkbaar.
Ja. Er is een ander verhaal. Een ernstig zielepijn van de Braziliaan voedt de niet te stoppen heiligverklaring van Ronaldo. De Braziliaan klaagt over het ontbreken van nieuwe cracks, nieuwe sterren aan het firmament. Geen Pelé meer, geen Carrincha meer, geen Rivalino meer, geen Tostão meer, geen Zico meer, geen Socrates meer, geen Bebeto meer, geen Romário meer, geen Ronaldo meer. Zielepijn en leegte. Ronaldo en travestieten? Ronaldo en doping? Ronaldo die zonder schaamte financieel profiteert in Brazilië van zijn beroemdheid? Geen kanttekeningen. Alsjeblieft.
Die kanttekeningen zullen er ongetwijfeld komen. Later, veel later. Als het heilig vuur een beetje dooft. Als Brazilië nieuwe sterren omhelst. Als een Braziliaanse kwaliteitsjournalist een onthullend boek gaat schrijven over het fenomeen. Zoals Ruy Castro dat deed in de jaren negentig over een ander Braziliaans voetbalfenomeen, Carrincha. Meer dan tien jaar nadat de relatief onbekende en wellicht beste voetballer aller tijden overleed. Castro bezocht 170 mensen, maakte 500 interviews.
Het is vrijdag 18 februari 2011. Een nieuw voetbalweekeinde in aantocht. Een voetbalweekeinde met tientallen wedstrijden om de diverse staatskampioenschappen in Brazilië. Spanning volop. Over tot de orde van de dag. Zonder Ronaldo. De rust lijkt terug te keren. Of toch niet? Nee. Rede Globo belooft een speciale televisie-uitzending met alle belangrijke goals van het fenomeen. En die wordt vast nog eens herhaald. Exit Ronaldo? Op het veld, jazeker. Maar in het hart, nog lang niet.

zaterdag 12 februari 2011

Bijgeloof én voetbal (89)

Verdraaid nog aan toe! Weer buigt het Braziliaanse nationale voetbalelftal voor het Franse nationale voetbalelftal. Het gebeurt op woensdag 9 februari 2010. In Parijs nog wel. Het is een vriendschappelijk duel en het wordt slechts 1-0 voor de Fransen. Maar toch. De teller tikt door. De laatste negentien jaren weten de gele kanaries niet meer van de blauwe haantjes te winnen. ´´Het taboe is niet geslecht``, schrijft de Braziliaanse sportpers in haar nabeschouwing. Wie de wedstrijd heeft gezien en geen Braziliaan is, haalt de schouders op. Het is een wedstrijd zonder vuur, Brazilië speelt mat, apathisch zelfs. Vaste basisspelers blijven thuis. Het is slechts een paar regeltjes in de Nederlandse pers waard, onder een klein kopje ´Oefenwedstrijden`, zou ik als ex-eindredacteur voorstellen.
Maar dan. Een Braziliaanse televisiereportage over deze wedstrijd. ´´Weet je wiens schuld het is dat we zeker de laatste jaren niet meer kunnen winnnen van die Fransen? Het is die vermaledijde Zidane!`` Wat? De Franse sterspeler van Algerijnse afkomst scoort twee goals tijdens de spraakmakende finale van het wereldkampioenschap in 1998, waarin een verlamd Brazilië met 3-0 wordt verslagen door Frankrijk. Sorry, door Zidane dus. De reportage gaat verder. Een kort camerashot van de eretribune in Parijs op die 9de februari. Wie zit daar ook? Juist, Zidane. De reportage gaat verder. Op woensdag 17 november 2010 verliest Brazilië een oefenwedstrijd in het Arabische Qatar tegen Argentinië. Met 1-0, goal van wie anders dan Messi. Een kort camerashot van de eretribune: wie zit daar? U mag nooit meer raden, inderdaad, het is Zidane. Oké, hij is ambassadeur voor Qatar, dat erin slaagt om het wereldkampioenschap voetbal voor landenteams in 2022 binnen te halen. Niet zo vreemd dat Zidane van de partij is in Qatar. Maar daar gaat het niet om. Of hij nu speelt tegen of bij een wedstrijd is van, Brazilië delft het onderspit. Een nieuw spook is geboren, een hard bewijs van hoe diep bijgeloof is geworteld in het Braziliaanse voetbal.
Terug in de tijd. Botafogo is een beroemde voetbalclub uit Rio de Janeiro. Carlito Rocha is president van die club tussen 1948 en 1951. Hij wordt tot heden beschouwd als de meest bijgelovige voetbalpresident aller tijden. Botafogo wordt tot heden beschouwd als meest mysterieuze club van wellicht de hele wereld. Zit u goed? Ex-verdediger Jamyr Bueiros van Botafogo heeft een hondje, wit met zwarte vlekken. Hij heet Biriba. Maatje en speler Macaé neemt het hondje eens mee naar een wedstrijd van de reserves van Botafogo tegen Madureira, eindjaren veertig. Botafogo wint met 10-2. Bij de tiende goal loopt het hondje de grasmat op. Carlito is onverbiddellijk. Biriba mag bij geen enkele wedstrijd van zijn club meer ontbreken. Hij wordt zelfs aan de technische staf van Botafogo toegevoegd. Het is geen geintje, het is dodelijke ernst. Hij krijgt het beste vlees denkbaar. Niet meer te bewijzen, maar volgens overlevering moet een clublid van Botafogo het eten van de hond voorproeven, vanwege angst voor vergiftiging door tegenstanders. Het wordt steeds gekker. Alex Bellos schrijft erover in zijn prachtige boek Futebol. ´Biriba plast eens tegen een been van een speler. Die wedstrijd wordt gewonnen Carlito gebiedt dat het hondje voor iedere wedstrijd tegen hetzelfde been moet plassen. In 1948 wint Botofogo het staatskampioenschap`.
Nog eentje uit hetzelfde boek. Een bekende legende, die overigens ook op internet te vinden is. En waarover de legendarische Braziliaanse sportjournalist Mario Filho destijds zelfs een boekje over schreef met de titel: ´De kikker van Arubhina`. Het is 1937. Vasco da Gama, ook al een beroemde club uit Rio de Janeiro, wint met 12-0 een wedstrijd van het veel zwakkere Andaraí. Speler Arubinha van de verliezende club bidt tot de hemel dat Vasco twaalf jaar zonder kampioenschap zal blijven, voor ieder tegendoelpunt één jaar. Het gerucht gaat dat hij een kikker heeft begraven onder het veld van het stadion van Vasco. Het bestuur van Vasco da Gama lacht erom.
Maar na een paar jaar vergaat het lachen de voetbalclub. Vasco wordt inderdaad geen kampioen meer. De club zoekt een oplossing en vindt die bij een voormalige Vasco-speler met spirituele eigenschappen. Hij gaat met een soort wichelroede over het veld op zoek naar...de kikker! Hij zegt dat zijn stok kikkers opspoort. Resultaat? Nul. Het is inmiddels 1943. Een jaar later. Weer is Vasco een sterk team, maar weer verliest de club het kampioenschap van Rio de Janeiro van Flamengo. Nu geen halve maatregelen meer. Een traktor ploegt het hele veld van Vasco om. Maar weer geen kikker of resten ervan. Bestuurders wenden zich ten einde raad tot Arubinha. Ze smeken hem: ´´Zeg ons alsjebieft waar die kikker is begraven.`` Arubinha zegt dat hij nooit een kikker heeft begraven, maar belooft een einde te maken aan de vloek. Vasco da Gama wordt het jaar erop, in 1945, ongeslagen kampioen.
Het is 1974, het wereldkampioenschap voetbal voor landenteams in Duitsland. Welke rechtgeaarde Oranjefan kent dat jaar niet? Brazilië doet mee met trainer Zagallo. Die is super bijgelovig en spreekt vooraf van een groot geluk. Zijn geluksgetal is namelijk dertien en het WK begint op de 13de juni en Brazilië maakt de beslissende doelpunten tegen Zaïre in de dertiende minuut (de eerste) en Valdomiro zal aan het einde van die wedstrijd de derde maken. Rugnummer Valdomiro? Dertien! Het kan niet meer mis gaan. Dat gaat het dus wel, tegen Nederland. Oranje verslaat de Brazilianen met 2-0. Oranje heeft tot het treffen tegen Brazilië twaalf doelpunten gemaakt. Johan Neeskens maakt de eerste en dus de dertiende voor Oranje (zie foto in zwart-wit). Zagallo is verbijsterd.
Bijgeloof en voetbal in Brazilië. Het hoort bij elkaar, nee, het is met elkaar verweven. Moeder en dochter, vader en zoon.



Biddende keepers, op de knieën of staand, ze leveren immer mooie foto´s op. Zeker vanwege die grote keeperhandschoenen die ten hemel zijn gericht. Doelpalen krijgen zoentjes voor de wedstrijd. Spelers die voor het nemen van een strafschop eerst de bal kussen. Het dragen van speciale rugnummers.
Overbodig te stellen dat ook supporters een stevige duit in het bijgelovige zakje doen. Thuis op de bank naar voetbal kijken? Iedereen heeft een vaste plek. Iedere wedstrijd dezelfde frisdrank, hetzelfde bier, hetzelfde merk, hetzelfde eten, op dezelfde plek op tafel. Natuurlijk verliest de club als deze supporters op de bank van plaats wisselen. Wie dat niet gelooft! Braziliaanse supporters in het stadion nemen de gekste objecten mee. Tot aan ansichtkaarten met daarop speciale teksten die winst moeten afdwingen. Amuletten, ringen, speelgoed, poppen. Ook dieren worden meegenomen. Zo heb ik tijdens een wedstrijd van de eredivisieclub Goiás in Goiãnia een supporter met een levende papegaai op de schouder in het stadion gezien. Voetbalshirts nemen een heel aparte plek in, zowel voor spelers als supporters. Het hele seizoen hetzelfde shirt aan. De één stroopt een mouw op, of iets verder op, de andere stopt het shirt wat dieper in de broek. Wordt een wedstrijd gewonnen, dan is het shirt dat tijdens die wedstrijd is gedragen, zowat heilig. Opmerking. Het aantal supporters dat in Brazilië een shirt draagt van hun favoriete voetbalclub, binnen en buiten het stadion, is vele malen groter dan in Nederland. Dat geldt ook voor het dragen van tatoeagems. Clubtattoos zijn waanzinnig populair, in alle vormen, in alle kleuren. Vrouwen, mannen, kinderen. Een tatoeage doet geen kwaad en siert. Het is maar dat u het weet. Supporters van de harde kernen dragen bijna allen een tatoeage van hun club. Ongeschreven wet. Het is een paspoort, het is hét bewijs van totale overgave. De één doet niet onder voor de ander. Soms zijn hinderlijk groot, te dominant. Soms kunnen ze verschrikkelijk sensueel zijn. Als aantrekkelijke vrouwen een kleine dragen op een schouderblad of onder aan de rug. Vanwege de heupbroek in Brazilië is die ´onderkant van de rug` immer goed zichtbaar. Het meisje op de foto is gek van Palmeiras, een vermaarde club uit São Paulo. De heer op leeftijd erboven is supporter van Botafogo. Natuurlijk, het blijft persoonlijke smaak.
De mooiste supporter met bijgeloof is voor mij die ene van Corinthias, een andere en zeer populaire voetbalclub uit São Paulo. Een jonge gozer die altijd een shirt van zijn club draagt de dag nadat zijn club een wedstrijd heeft verloren. Huh? Na verlies?
´´Ja``, zegt hij zelfverzekerd, ´´het is makkelijk een hele week je shirt te dragen na winst. Dat doet iedereen. Na verlies blijft je shirt diep verborgen in de klerenkast. Dat is laf. Dat is verstoppertje spelen. Ik draag juist na verlies mijn shirt. Ik kom er voor uit dat ik gek ben van Corinthias. En het geeft kracht. Niet alleen aan mezelf. Ook aan de club. Daarom winnen we de volgende wedstrijd weer.`` Logisch. Wie dat niet gelooft.

dinsdag 8 februari 2011

Reisverslag 2 (88)

Het Braziliaans-Nederlands stel Belgna Ribeiro Ramos en Norbert Bruggeman vertrekken zaterdagavond 18 december 2010 vanuit hun woonplaats Goiãnia naar Palmas. Een kleine duizend kilometer met de bus. Palmas is de hoofdstad van Braziliaans jongste staat Tocantins, in het noorden van het land. Familie van Belgna woont er. Een kerst- en oudejaarsbezoekje moet het worden. Het geplande bezoekje loopt evenwel uit tot een reis door Tocantins van maar liefst 43 dagen. Dat levert een reisverslag op in twee delen, met opmerkelijke ontmoetingen en gekke ervaringen. Reisverslag 1 staat onder Reisverslag 2.



De eerste dagen zit ik uren voor de buis. In de kleine en knusse woonkamer van de ouders van Belgna in Palmas. Niets missen van de grootste natuurramp van het grootste Latijns-Amerikaanse land. Het is een soort zelfkastijding, ik weet het niet. Ik hou zoveel van Brazilië, maar kan ook zo woest zijn op het land. Door het ontbreken van structuren, het ontbreken van daadkracht, die irritante bureaucratie. Dan scheld ik in mezelf. Niemand die het hoort, niemand die het weet. Maar pijn doet het.
De natuurramp geeft weer een duidelijk inkijkje in het ontbreken van structuren. Voorbeeld één. Die gaat over het gemeentelijke mortuarium in een stadje in een van de getroffen gebieden. Die biedt plaats aan tien lichamen, nu moeten tientállen worden geborgen. Lange rijen troosteloze Brazilianen, die ieder op hun beurt uren moeten wachten voordat ze naar binnen kunnen. Om te kijken of het dode kindje dat er ligt, een van de hunnen is. Vreselijk. Buiten staat een enorme vrachtwagen. Een witte. Daar wordt normaal vis in vervoerd. Een koelwagen, ja. Nu liggen er lijken in, netjes opgestapeld. Ze wachten op een laatste blik van nabestaanden. Volgend voorbeeld. Het speelde ook een paar jaar geleden al tijdens overstromingen in Santa Catharina, eveneens een staat in het zuiden van het land. Snel komen hulpacties tot stand. In heel Brazilië leveren mensen flessen mineraalwater, rijst, bonen, meer eten en kleding af. Ook in de noordelijke staat Pernambuco. Daar slaan hulpverleners de alarmbel. Televisiebeelden van een grote en volle loods met allerhande goederen. Een medewerker van plaatselijke Rode Kruis houdt zijn armen in de lucht. ´´We hebben geen vliegtuig. Geen enkele vervoer. Voedsel dreigt te verrotten, het is erg vochtig hier, de tijd van het jaar.`` Die inzameling is dagen aan de gang. Is er dan niemand die denkt aan een vervolg? Dan ontsnapt een Nederlandse vloek uit mijn mond in Palmas. Gelukkig verstaat niemand het. Een Braziliaan vloekt niet. Hé, meldt het nationale televisiejournaal, in Australië ook overstromingen. Er valt zelfs meer regen dan in de ergste gebieden in Brazilië. Veel minder slachtoffers. Het geïnstalleerde waarschuwingssysteem werkt perfect in Down Under. Mensen verlaten tijdig de woning. Bestaan er dan geen waarschuwingssystemen in Brazilië? Nou ja, bij vorige overstromingen zijn miljoenen reais beschikbaar gekomen om aan bijvoorbeeld monitoring te doen. Simpel. Camera´s wegzetten in risico-gebieden. Wat blijkt? Na twee jaar blijkt tachtig procent van die bedragen nooit te zijn uitgegeven. Camera´s? Uh ja, hier en daar een bui. Om cynisch te blijven. Een mens mag inderdaad niet vloeken, maar het wordt hem wel moeilijk gemaakt zo. Een vrouw van middelbare leeftijd zit overdag op resten van haar woning. Die brokkelt zienderogen af. Overal wild en woest stromend water om haar heen. Ze gilt. Ze heeft geluk. Op enkele meters van haar instortende huis een nog wel fier overeind staand gebouw. Bovenop dat gebouw staan twee volwassen mannen. Ze hebben een lang touw en gooien dat naar de vrouw. Die grijpt het touw en haar zwarte hond. De mannen halen haar op. Ze gilt weer. Ze kan haar hondje niet houden. Ze moet een stukje door het wilde water en de stroming is te sterk. Een laatste doodskreet en ze geeft haar huisvriendje prijs aan de golven. De hond verdwijnt onmiddellijk in het wassende water. De vrouw wordt gered. Een helicopter van de televisiezender Rede Globo maakt opnames. Die gaan de wereld over.
Kerken en overheidsgebouwen doen dienst als opvangstruimtes. Gebroken families vinden er een heenkomen. Ze huilen bij elkaar uit. Schrijnende gevallen. Een man verliest vrouw en kinderen, een ander houdt één van de vier kinderen over. Een jongeman vertelt voor televisiecamera´s dat hij zijn buurvrouw niet heeft kunnen redden. Haar huis stortte in, maar dat van hem ook. Hij hoorde de kreten van de vrouw, maar zat ook zelf gevangen onder beton. ´´Die kreten, die kreten``, zegt hij. Ik wend mijn hoofd even af. Die jongeman dan. Ook verrast door het water, ook verrast door een instorting. Hij moet kiezen. Zijn vrouw of zijn dochtertje. Hij grijpt in een flits het meisje, redt haar en het eigen vege lijf, maar heeft geen tijd meer om de vrouw uit het huis te halen. Met lede ogen ziet hij toe hoe zijn huis na een laatste zucht verdwijnt in de golven. Wie met droge ogen naar dit soort beelden blijft kijken, heeft geen hart.
Nog even dit. Brazilianen kunnen flink hardleers zijn. ´Wat hij in zijn kop heeft, heeft hij niet in zijn kont zitten`. Is het niet zo, die Nederlandse uitdrukking? Nou, de Brazilianen kennen het ook. Het water legt hele wijken plat. Maar hier en daar blijven als een wonder huizen overeind staan. Voor hoe lang, niemand weet het. Zaak is evenwel het boeltje bij elkaar pakken en rennen. Maar nee hoor. Families blijven hardleers. Ons huisje blijft overeind. Hulpverleners van brandweerkorpsen en gemeentelijke ambtenaren proberen de mensen over te halen. Ga in hemelsnaam weg. Tegen dovemansoren. Het zit niet in de kont.
Een wet die bewoners dwingen om hun woning te verlaten, bestaat niet. Maar er bestaat wel een wet die ouders dwingt om hun kinderen niet bloot te stellen aan gevaren van buitenaf. Simpel gesteld. Dus komt het voor dat politie drie kinderen van een gezin in een bootje laadt, moeder en vader achterlatende in een praktisch ondergelopen dorp. De kinderen gaan regelrecht naar een opvangstruimte. Ze zeggen voor de televisie: ´´We hopen dat mams en paps beseffen dat ze ons huis moeten verlaten en hier moeten komen.`` Tja.
Lázaro belt. Een andere zeer symphatieke broer van Belgna. Komen we nog langs? Het is meer een gebod dan een vraag. Hij woont in Guarai, een stuk noorderlijker in Tocantins, tegen de buurstaat Pará aan. Dat komt mooi uit, want Presidente Kennedy ligt vlakbij. Daar woont een zus van de moeder van Belgna en haar familie. Een prachtfamilie. Heel veel eten, het fornuis werkt er bijna 24 uur per dag, en heel veel lachen. Beetje vrolijkheid na al die trieste televisiebeelden gaat er wel in.
Lázaro maakt een oude wens van me waarheid. De scheet heeft zowaar ´s nachts een grote kikker gevangen, gestroopt en netjes in de vriezer van zijn ijskast gelegd. Die ga ik lekker oppeuzelen, helemaal in mijn eentje. Ik maak hem ook zelf klaar, met veel vers knoflook. Het is geen egoïsme van me, om de kikker voor mijn eigen buik te houden. Brazilianen kokhalzen bij het idee om kikkers te braden, laat staan op te eten. De uitgenodigde buurvrouw van Lázaro kijkt het niet langer meer aan. Ze loopt bijna kotsend de keuken uit. Het doet me niets, de kikker is klaar, ik eet mijn vingers erbij op.
We blijven een dagje bij Lázaro. Daarna gaan we met zijn drieën naar Presidente Kennedy, een slordige kleine veertig kilometer verderop. De aardige vrouw en het beminnelijke dochtertje van Lázaro blijven in Guarani. Het wordt drie dagen feest. We ontmoeten de veertiger Aperinaldo Nascimento Oliveira. Hij is voorzitter van de kleine gemeenteraad van het dorp met nog geen vierduizend inwoners. Zijn bijnaam is Peri, maar meestal wordt hij met vereador aangesproken. Dat betekent wethouder. Peri is een van de zonen van de zus van Belgna´s moeder. Hij woont in een huisje met een hoop land dat ligt bij de entree van het dorp. De wethouder zegt dat hij van alle gemakken is voorzien. Internet, licht, water. Alleen een wc ontbreekt nog. Hij moet er zelf om lachen: de wethouder is virtueel met de hele wereld verbonden, maar de stoelgang is buitenshuis. Peri heeft het niet gemakkelijk gehad in zijn leventje. Kampte met hiv, maar wist te overleven. Hij is nu een icoon in het dorp, niemand die hem niet kent. Overal en voor iedereen heeft hij een luisterend oor en ziende oog. Vaak wordt kwaad gesproken over politici in Brazilië. Vaak is het helaas terecht. Mag er dan toch een voorbeeld zijn, dan is het Peri wel.
Een broer van Peri heet Rimo. Die heeft een bar en restaurantje vlak naast de wethouder. Rimo kookt en hoe. Een talent. Nooit welke cursus dan ook. Op zijn brommertje gaat hij tijdens de lunchuren naar ma en pa en rommelt wat met pannen. Even later staat er een heerlijke hete lunch klaar. Zonder zout gringo? Oh, je hebt konijn meegenomen? Zo klaar. Overbodig te stellen dat zijn nerinkje het formidabel doet. Alleen de sandwiches al. Eet er één en de maag is minstens voor 48 uur gevuld. Ik ben al veel te dik, in Presidente Kennedy zucht en huilt mijn buik nog eens extra en smeekt om genade. Maar afslaan? Geen denken aan. Ik ontbijt laat en goed. Anderhalf uur later zit ik aan een goede rode wijn en heerlijke konijn. Dat slaat een mens niet af. Nog twee dagen buik.
Nara is een zus van Peri en Rimo en werkt bij het secretariaat van de gemeente Presidente Kennedy. Zij kent werkelijk iedereen in het dorp, weet alle geheimpjes. Met haar door de straten lopen, is een feest. Het wordt saai, maar ook zij is geliefd. Nara is intelligent. Als we op zondagochtend gaan frühshoppen met een paar mensen, en ik haar vraag naar de toekomst van haar dorp, dan heeft ze een besliste en goed onderbouwde mening. Het ontbreekt aan industrie, aan investeringen. De grond is perfect, maar de wil schijnt er niet te zijn om iets op te bouwen. Ook is er te veel politiek gekrakeel. Jongeren trekken weg, wat heeft het dorp voor toekomst te bieden? Jawel, Presidente Kennedy groeit nog, al gaat het gestaag.
Mijn favoriet is Guilherme. Een heerlijke puber en enig kind van Daura, weer een andere dochter van de familie. Zij werkt ook voor de gemeente, op het secretariaat voor het onderwijs. Daura maakt zich zorgen over haar zoon. In de vakanties komt hij steevast bij het ochtendkrieken pas thuis. En vaak te diep in het glaasje gekeken. De hele familie spreekt er meer of minder schande van. Ik neem het op voor Guilherme. Hij is uiterst komisch, is absoluut geen boeffie, studeert hard wanneer het moet, is heerlijk aan het puberen, steelt niet, gebruikt geen drugs en heeft geen verkeerde vrienden. En hij is eerlijk. Die zondag komt hij tegen het middaguur aanzakken. Met een waanzinnige kater. Hij ploft neer op de vloer van veranda van de woning. Alles doet pijn. ´´Hoe moet dat nou vanavond, dan moet je toch weer op de been zijn jongen``, bijt ik hem toe. Hij tilt met moeite zijn hoofd op en zegt: ´´Jazeker, ik moet er maar iets op vinden om me beter te voelen.`` Einde gesprek.
Op een dinsdagochtend heel vroeg is het feest voorbij. Wij gaan terug naar Palmas. We passeren weer de rivier Rio Tocantins, waar met de bus over een kleine pont moeten. Immer files. Het duwbootje dat de pont op en neer vaart, is krakkemikkig. Tijdens de enkele minuten durende overtocht kijk ik in het bootje. Een man schept lekkende vette olie op een schenkt het weer in de motor. Levensgevaarlijk.



In de verte doemen de skeletten op van een brug. Na jaren. Eindelijk. Het betekent we het einde van de veerdienst en dat is misschien maar goed ook. Het betekent ook het einde van kinderarbeid. Tenminste op de veerboot.



Kinderen van rond de tien jaar verkopen allerhande indiaanse zelf gemaakte spulletjes. ´´Geen foto hè?`` Indianen zijn er niet zo gek op als anderen foto´s van hen maken. Maar mijn vriendin is hen te snel af. Niemand doet iets aan deze praktijken hier, ze waren er vorig jaar ook al. Het is ten strengste verboden. Maar ouders en familie van deze kinderen zijn straatarm, zo kunnen ze wat bij verdienen. Kinderarbeid is er nog veel te massaal in Brazilië. Langzaam worden controles en toezicht beter. Maar in het binnenland, daar gaan we weer, zijn er amper controles.
De 43 dagen Tocantins worden afgesloten met een paar dagen Palmas. Om uit te rusten van het bachanaal in Presidente Kennedy. De regen stopt maar niet, ik bezuinig op het kijken naar de televisie. Het zijn prachtige dagen geweest, stuk voor stuk, ik had het voor geen goud willen missen. Terug naar Goiãnia, weer ´s nachts, weer in de bus met twee verdiepingen en weer lekker vooraan. De air-conditioning breekt me op. Ik kan niet met hoesten stoppen. Opkomende griep. Teveel van het lichaam gevergd. En ja hoor, onbekende vrouw die naast me zit in de bus tovert een plastic flesje tevoorschijn. ´´Drink maar, helpt.`` Dat doet het, zij het even. In Goiãnia is het zondagochtend zeven uur en zowaar kurkdroog. Een vriend haalt ons op. Ik wil naar bed en snel. En een hete douche ditmaal. En niet denken aan regens en andere drama´s. Even van de wereld. Welterusten!

maandag 7 februari 2011

Reisverslag 1 (87)

Het Braziliaans-Nederlands stel Belgna Ribeiro Ramos en Norbert Bruggeman vertrekken zaterdagavond 18 december 2010 vanuit hun woonplaats Goiãnia naar Palmas. Een kleine duizend kilometer met de bus. Palmas is de hoofdstad van Braziliaans jongste staat Tocantins, in het noorden van het land. Familie van Belgna woont er. Een kerst- en oudejaarsbezoekje moet het worden. Het geplande bezoekje loopt evenwel uit tot een reis door Tocantins van maar liefst 43 dagen. Dat levert een reisverslag op in twee delen, met opmerkelijke ontmoetingen en gekke ervaringen.

Het grote busstation in Goiãnia biedt deze avond een rustig aanblik. Logisch, het is pas zaterdag 18 december en dat is voor Brazilianen nog ver weg van kerstmis. Een paar dagen later en dan is het wél bal. Het busstation verandert in een mierenhoop. Mensen die onhandig slepen met grote zware koffers en enorme dozen. Oppassen dat je niet omver wordt gelopen. Daarbij, je kunt elkaar zomaar op een vierkante meter kwijtraken. Vriendin heeft op donderdag 16 december nog de presentatie van haar eindscriptie op de universiteit. Nog geen 48 uur later stappen wij de bus in, naar Palmas.
Onderweg regent het. Dat is normaal, het is de tijd van het jaar. We zitten helemaal voorin de bus, op de tweede verdieping. Ik doe geen oog dicht, ook normaal, maar heb wel een mooi uitzicht zo. De bus is gewend aan regen en de nacht, ze snijdt er doorheen. De mensen ook, ze slapen allemaal. Het klinkt gek, maar ik ben onrustig. Ik draai te veel op mijn ligstoel. Het klimaat is van slag in de hele wereld. Voor Brazilië kan dat een ramp betekenen. Meer regen, weer overstromingen, weer en meer dodelijke slachtoffers. Ik stop de gedachtes weg, we gaan op reis, vriendin verdient het, ze heeft een jaar afgezien, enorm veel gestudeerd.
Zondagochtend, het wordt licht, we zijn er. Naar het muffe en simpele huisje van de ouders van Belgna, in het zuiden van Palmas. Het is pas zes uur, erg vroeg. Moeder en vader worden wakker, het weerzien is meer dan hartelijk. Ik ben doodop, wil een koude douche en fris bed. Even dan, benadrukt vriendin, dan naar de supermarkten, die om twaalf uur sluiten. Ik had een welkomstbarbecue beloofd, familie van vriendin heeft het zachtjes gezegd niet zo breed. Om negen uur is het huisje al vol. Vriendin wekt me. Nu moet je echt opstaan, gebiedt ze. Zucht, het moet maar.
Iedereen is op de been. En fit. Broers, zussen, kinderen. Lachende gezichten, omhelzingen, tientallen vragen. Weg is de moeheid. Bier en cachaça moeten er komen. En vlees, houtskool. Het zal een geanimeerd welkomstfeest worden.
Enkele dagen verblijven we in het huisje. Om bij te komen. Nou ja, bijkomen. Slapen moet onder een muskietennet. Dat net is te klein, het bed ook. Of anders gezegd, wij zijn dikker geworden. Van allebei een beetje dan. Ik raak met mijn tenen verstrikt in dat verdraaide net. Dan wek ik mijn lief en die moet me bevrijden. Niet meer vragen hoe vissen zich voelen als ze hun laatste uren doorbrengen in een groot visnet. Zo dus.
De thermometer geeft bij het ochtendgloren 26 graden Celsius aan. De hanen kraaien in concert. Dat concert begint tegen vijven. Om zes uur zit ik al buiten. Welkom in het noordoosten van Brazilië. Veel regen ook, alhoewel het meevalt. Het betekent een hoge vochtigheidsgraad. De kleine wc in het huisje ruikt dan ook niet fris, hoewel het iedere dag wordt schoongemaakt. Het toiletpapier is geen dag kurkdroog. Vader van Belgna lijdt aan astma, moeder heeft last van haar kniegewrichten. Ze moeten verhuizen. De lieve mensjes zijn rond de tachtig. Moeder houdt nog dagelijks een grote moestuin bij en zeult met zware volle zakken tuinafval. Dom, mensen genoeg die kunnen helpen. Maar moeder, met indiaans bloed in de aderen, is een stijfkop. Haar man ook al. Het schiet van geen meter op zo. Dokter komt langs, vader heeft een zware astma-aanval. Dokter zegt: ´´Andere omgeving zou beter zijn.`` Moeder en vader knikken gedwee. ´´Is het droog, ventileer goed en ga naar buiten.`` Moeder en vader knikken gedwee. De dokter gaat weg. Moeder en vader gaan weer hun eigen gangetje. Vriendin wordt er triest van.
Groot nieuws. Een zus van Belgna gaat scheiden. Haar man is alcoholist, drinkt dagelijks ruim een liter van de beroemdste, bijna goedkoopste en smerigste cachaça die er is in het land: 51. Zus van Belgna heeft ook al een nieuwe liefde: Luiz. Die gaan wij binnenkort ontmoeten. Niet in het huisje van de ouders. Daar kan die Luiz maar beter niet binnenkomen. Dat heeft weer te maken met Rodrigo, een landlopertje van in de twintig. Hij is de zoon van die zus, woont bij zijn grootouders. Pikzwart, eigenlijk best innemend, maar een luis in de pels. Hij voert amper een flikker uit, even plat geschreven. Zus was op jongere leeftijd zwanger van Rodrigo en na geboorte moest ze werken en hebben haar ouders het jongetje opgevoed. Maffe gewaarwording. Rodrigo noemt oma en opa domweg moeder en vader. Zijn echte moeder woont vlakbij en komt bijna dagelijks over de vloer. Wie niet beter weet, zou nooit bevroeden dat in een kleine huiskamer een moeder en een zoon zitten. Rodrigo moet niets hebben van een nieuwe vriend van zijn moeder. Waarom? Niemand weet het, maar hij zegt ronduit: ´´Die man moet hier niet binnenkomen.`` Fijn, weer zo´n harmonieus Braziliaans gezinnetje. Dus dienen wij een straatje verder af te spreken, met zus en heuren nieuwe liefde. Zover is het echter nog niet.
Kerstmis! In de regen. Geen minuut is het droog. Weer dat nare gevoel. Wat is het toch? Het kerstfeest is bij een andere zus van Belgna, die met haar man en drie kinderen op steenworp van de ouders woont. Het is er stervens druk, barbecue, frisdrank en bier. Leuke mensen, veel geintjes. Eigenlijk niets anders dan een ´gewoon Braziliaans feessie`. Geen enkel kerstgevoel, maar een kniesoor die daar op let.
Joepie! We gaan Pedro en Casparinha. Pedro is de oudste en liefste broer van Belgna en Casparinha is een geweldig mensje. Ze wonen op een kleine boerderij van een absurd rijke hereboer, aan de andere kant van Palmas. Pedro verdient er een hongerloontje, werkt op het land, houdt het vee bij. Ik was er vorig jaar even geweest, wilde eigenlijk toen al langer blijven. Dat langer wordt nu een week. We gaan er oud en nieuw vieren, ik zie er naar uit. Het is er rustig, geen lawaai van binnen stormende en schreeuwende kinderen en heerlijk vers eten van het land. Ook bijna iedere dag bezoek van familie van Casparinha, buren, kennissen, nog meer buren, nog meer kennissen. Buiten het grote woonhuis staat een klein kotje, het is een keukentje en een overdekt verandaatje. Met een oud houtvuuroventje. Met een grote houten tafel en stoeltjes. Drie grote honden, ontelbare kippen en een poes nemen nu en dan ongevraagd een kijkje. De poes is de grootste vriend van die honden, ze schurkt tegen hen aan en vraagt om genegenheid. Prachtig.
De eerste dagen breng ik met hoge koorts door in bed. De muggen hebben me flink te pakken genomen en ik heb ´s nachts als een gek lopen krabben. Open zweren levert dat krabben op en goed geïnfecteerd. Domoor! Het zal bijna twee maanden duren voor ze weer dicht zijn. Natuurlijk níet naar de dokter, daar heb ik geen vertrouwen in. Maar ik krijg van alle kanten natuur-middeltjes en die helpen goed, zij het langzaam. Ach, we zijn in Brazilië, daar gaat alles langzaam, niet?
Op oudjaarsavond gaan we met zijn vieren naar een kleine supermarkt. Dat is een eindje weg. We moeten een snelweg over en dan een paar kilometer over onverhard terrein naar een aanpalende wijk. Wat heet onverhard! De regen heeft modderpoelen, lees moddervijvers, gecreërd. Maar Pedro laveert er handig omheen en als er geen mogelijkheid is, doorheen. Oeps. Rijden we bijna tegen een geparkeerde auto aan, die zonder lichten aan een zijkant van weer een moddervijver staat. In het donker en in de gestaag neervallende regen ontwaar ik twee silhouetten van nerveus heen en weer lopende mensen.
Pedro stopt onmiddellijk. Hulp nodig? De twee silhouetten blijken verre buren. Ze kampen met motorpech en proberen de auto aan de praat te krijgen. Maar die geeft geen kik. Nu wil het gedupeerde stel de auto naar huis duwen. Die komen dit jaar nooit meer aan, denk ik. Pedro maant de twee tot rust. ´´We gaan inkopen doen en op de terugweg sleep ik jullie naar huis.`` Een geschenk uit de pikdonkere en geopende hemel. We gaan naar super, doen op het gemakkie boodschapjes, ook maf, zo op oudejaarsavond, het is al over negenen. Maar personeel is in opperste stemming.
Op de terugweg werkt Pedro zich in het zweet en in het modder en slaagt er wonder boven wonder in een touw te bevestigen tussen de twee auto´s. Iedereen helpt. Over tienen komen we thuis. Ik voel me niet zo goed, neem een douche en ga even liggen. Als ik wakker word, is het al lang 1 januari 2011. Oudjaarsnacht in bed dus. Het kan verkeren.
Ik sterk wat aan de volgende dagen. We gaan terug naar het huisje van Belgna´s ouders. Een uitnodiging via de telefoon. In Paraíso, een stadje 62 kilometer ten zuiden van Palmas, woont een broer van de moeder van Belgna met zijn vrouw. Op een heuvel. Op een hoogte van 1.200 meter. Daar staan hoge televisiemasten en het echtpaar beheert en bewaakt die masten. Het moet een spectaculaire plek zijn. Met veel moeite weet ik de moeder van Belgna te overtuigen mee te gaan. Zo vaak ziet zij haar zussen en broers niet. Geen geld om te reizen. Nog twee broers zullen overkomen voor een weekeinde. Familie-reünie in het klein. Moeder gaat mee, maar wil volgende dag snel terug. Ze blijft er maar over zeuren. Het zullen uiteindelijk bijna drie dagen worden, met moeder in een opperst humeur.
Het huisje op de heuvel is klein. Negen mensen slapen er, het past precies. Weer die sprekende Braziliaanse gastvrijheid. Geweldig. Het is er koud, fris. Het uitzicht over Paraíso is inderdaad adembenemend. Twee routes zijn er. Een zandpad van acht kilometer voor gemotoriseerd vervoer en een klein heel steil pad voor wandelaars. Dat steile pad laat ik voor het is, vanwege hoogtevrees. Als ik met de heer des huizes inkopen ga doen, stap ik snel bij hem in de auto. Een oude kever, zonder vering. Goed voor het ruggetje. ´´Zeker weten dat je niet wilt lopen? Mooie route, hoor.`` Ik sla hem met liefde op zijn hoofd. Beter dan woorden.
Het echtpaar van de heuvel zijn neef en nicht. Raimundo Nonato Ribeiro en Maria Mercês Ribeiro, allebei 56 jaar. Toevallig zal ik in die 43 dagen Tocantins nog twee echtparen ontmoeten die eveneens neef en nicht van elkaar zijn. Maria en Nona hebben drie kinderen. Allemaal in de dertig. Ze zijn gezond en wel, maar twee van de drie zijn geboren met afwijkingen. Het gebeurde vaak in Brazilië, waar families enorm groot kunnen zijn en afstanden eveneens, waardoor vaker ´binnen de familie` werd getrouwd. Ik maak kennis met een dochter van Maria en Nona. Een beetje wereldvreemd mensje, lief, afstandelijk en eng broodmager. Later zal ik voorzichtig een mening aan mijn vriendin verwoorden. Dat het misschien beter is in relaties tussen nichten en neven níet voor kinderen te kiezen. Adopteren zou een oplossing zijn. Risico´s blijven, toch? Het is een heel delicaat onderwerp. Ik hou ´em tussen ons, maar moet er wel over schrijven. Lucht op. Welke Braziliaanse en/of Braziliaan wil geen eigen kinderen? Aan de andere kant: ouders zadelen hun kinderen op met een zekere achterstand, psyschisch, lichamelijk en die achterstanden kunnen die kinderen een leven lang problemen geven. Wie heeft de wijsheid in pacht?
De eerste dagen van januari 2011 vliegen voorbij. De hitte wordt ´gewoon`, maar die rotmuskieten en dat muskietennet niet. Ook de gestaag neervallende regen blijft irriteren. Ik weet maar niet waarom. Op een woensdag in de namiddag roept mijn vriendin me. Een hoosbui. We zijn weer in het huisje van haar ouders. In minder dan een minuut loopt de achtertuin van een buur die grenst aan de achtertuin van ´ons` huisje vol. Het is bizar. Het water kan niet weg, wil naar beneden, maar er is geen beneden. Tien centimeter water in luttele tellen. De hoosbui stopt ineens. Gelukkig. Binnen gaat de televisie aan. Rechtsstreekse reportages vanuit de steden Novo Friburgo en Teresópolis in staat Rio de Janeiro. Overstromingen. Wassend water, heuvels kalven af, huizen storten ineen, mensen sterven, ze worden meegesleurd door enorme golven. Gruwelijke verdrinkingsdood, de adem wordt afgesneden. Ik kijk er met afgrijzen naar, breng geen woord uit. Nu weet ik waar die gevoelens vandaan kwamen. Gelukkig nieuwjaar.