zondag 31 oktober 2010

Olé-Olé-Olé-Ola! Dil-ma! Dil-ma! (66)

Het wordt een historische dag. Adembenemend ook. Deze zondag van de 31ste oktober in 2010. De laatste en definitieve verkiezingsronde om het presidentschap in Brazilië staat op het programma. Dilma Rousseff zal die winnen, op haar slofjes, van haar mannelijke tegenkandidaat José Serra. Mijn vriendin en ik gaan op pad met de lerares Flávia Simone Araújo da Silva (40). Zij is lid van de Braziliaanse politieke partij PT in Goiãnia, de linkse arbeiderspartij van Roussef. Op Twitter laat Flávia een dag eerder weten: ´´Het wordt een lange, zware en voor sommigen een spannende dag.`` Profetische woorden. Met die spanning zal het meevallen. Maar lang en zwaar? Mijn hemel!



Flávia is op haar zestiende al via een studiegroep van de katholieke kerk in aanraking gekomen met politiek. De PT sprak haar aan. Ze stemde voor de eerste keer nadat ze de achttienjarige leeftijd bereikte. Het is december 1989 en de stem gaat naar...presidentskandiaat Lula. ´´Ik ben daar nog steeds trots op. Hoewel hij niet won``, legt Flávia uit. Nu is ze secretaris van de afdeling tegen racisme binnen haar partij. Om de introductie af te sluiten, Flavia is van de militante linkervleugel. De partij kent acht stromingen, de 40-jarige lerares is Marxiste. Fel en uitgesproken. Dat zal deze dag dan ook meermalen laten horen.
De afspraak met Flávia is gemaakt in het hartje centrum, bij het grote Lyceum van Goiãnia. Eén van de oudste scholen van de stad, met een roemrijke historie. Daar hebben politiek belangrijke mensen van de staat Goiás, waar Goiãnia de hoofdstad van is, onderwijs genoten. Het is half elf in de ochtend en het regent. Na dagen enorme hitte, blauwe luchten en zonnenschijn, even wennen. Grijze wolken, geen straaltje zon, plassen water op straat, modder. We zijn een paar minuten eerder dan Flávia bij de ingangspoort van de school. Daar is ze, zwaaiend, brede grijns. Gekleed in een rood PT-shirt uit 2002, het jaar dat Lula de presidentsverkiezing voor de eerste keer won. Flávia draagt het shirt alleen op bijzondere dagen. Legt ze weer uit. Zenuwachtig? ´´Nee, ik ben een gelukkig mens, we gaan vandaag historie schrijven.``
Bij de ingang van de school ontmoet Flavia talloze bekenden. Ook in knalrode PT-shirts, met PT-speldjes, met stickers op de kleding. Het is onophoudelijk omhelzen en zoenen. Dit is dé dag van en voor de PT.



Tumult onstaat. Een PT-aanhanger met PT-shirt en grote vlag aan een vlaggenstok wil de school binnen. Dat mag niet. Volgens de Kieswet. Geen vlaggen, geen campagne op de verkiezingsdag. De man moet achter in de veertig zijn, intelligente oogopslag, lang, grijs-zwarte haren. Een kleine tengere politievrouw houdt hem tegen. ´´Ik mag naar binnen volgens de wet, ik draag deze vlag, doe en zeg verder niets.`` Politievrouw is onvermurwbaar. Een advocaat bemoeit zich ermee. ´´Hij mag naar binnen.`` Een justitieel medewerker van het landelijke verkiezingsbureau bemoeit zich ermee. ´´Nee, u komt er niet in.``
Een geanimeerde discussie begint. Televisiecamera erbij, fotografen. Ik sta helemaal vooraan en krijg ineens een flinke duw van een fotograaf achter me. Hij wil beter uitzicht. Rustig maar. De man rukt voetje voor voetje op richting ingang. Met vlag. Onophoudelijk discussiërend. De politievrouw die hem tegenhoudt, krijgt hulp van twee potige mannelijke collega´s. Voor één van hen is genoeg zo. Hij pakt de PT´er bij een arm en duwt hem naar achteren. De man wil terugkeren. Dan wordt zijn vlag afgepakt. Het is einde verhaal. De man schikt zich en loopt zonder vlag naar binnen. Geïrriteerde mensen schreeuwen hem toe: ´´Waar is je respect voor de Kieswet gebleven!?``
Het blijft vreemd. Geheel gekleed in het rood van de partij mag, maar een rode vlag erbij is verboden. Ik wil niet weten wie gelijk heeft.



Discussies tussen een advocaat, gespecialiseerd in politiek recht, en politiemensen duren voort en leveren geen winnaar op. Laat maar. Flávia staat op steenworp afstand van het tumult en toont een brede glimlach. ´´Vind je het leuk hier?`` O ja, even vergeten, Flávia is van die militante vleugel.
Een hongergevoel bekruipt de magen. We gaan eten. Vlakbij het lyceum, op de hoogste verdieping van een shopping-centrum. Daar zijn allerlei soorten restaurantjes en in het midden tafeltjes en stoeltjes. Buiten zitten kan en levert een fraai panorama op van het lyceum en de verkiezingsdrukte eromheen.



´´Waar is de toilet?``, vraagt Flávia. Mijn vriendin wijst: ´´Rechtdoor, links en dan weer links.`` Flavia reageert razendsnel. ´´Mooi, want rechtsaf ga ik niet.``
Na de maaltijd naar een ander lyceum. Aan de andere kant van het centrum. Een heel ander lyceum. Van katholieke huize en particulier. Prachtig gerenoveerd pand. Bijgehouden tuinen, fraai meubilair. Heel wat anders dan het ook het aloude staatslyceum. Het is rustig, geen militante PT´ers. Zelfs geen mensen met T-shirts van PT of PSDB, de partij van José Serra, ontbreken. In een zijgang een grote zwarte pop. Met een groot gat op de plek waar de mond zit. Daar kunnen leerlingetjes ballen of grote proppen doorheen gooien. Een speeltuig.



Flávia maakt onmiddellijk een foto. ´´Zie je nou! En maar zeggen dat Brazilië geen racisme kent. Dat iedereen hier gelijk is. Waarom is die pop zwart? Het is een negerpop, stereotiep niet?``
Flávia steekt van wal, dat zal de hele dag door doen. Een waterval van zinnen, van wat niet deugt in haar ogen en wie niet deugen. Ze gebruikt om de haverklap het vragende zinnetje ´dat is de waarheid, niet?´ Om haar gelijk te halen en haar meningen kracht bij te zetten. Over het tumult bij het andere lyceum zegt ze nog: ´´Hij mocht erin, maar ja, de politie hè, die is van de PSDB, de partij van Serra! Wat? PSDB, sociaal-democraten? Die partij is liberaal, rechts dus. Het zijn kapitalisten!`` O ja, Flavia is van de Russische communist Karl Marx (1818-1883). Hoeveel jonge kiesgerechtigden Nederlanders zegt die naam nog wat, denk ik stilletjes. En zouden er nog Marxisten in Holland bestaan?
Het is na vieren. Geen uur meer en de stembureau worden gesloten. We gaan naar het campagnepand van de PT, ook in het overigens uitgestorven centrum. Lopen maar weer. De voeten protesteren, maar afleiding is er genoeg. Flávia vertelt over haar ´politieke loopbaan` en over de structuur van de PT. Lesjes Braziliaanse politiek. Een jongeman opent het pand op het moment dat we arriveren. Het is rustig. Twee mannen staan buiten, ook in PT-shirts. Flavia omhelst en stelt voor. Ook van dezelfde militante vleugel. Aardige lui, één van de twee heet Fabio en ik stel wat vragen. ´´Het is goed dat er verschillende opvattingen binnen de partij zijn. Verschillende denkbeelden. Niemand heeft de macht, we wisselen ideeën uit, het maakt de partij sterker. De PT is de enige Braziliaanse partij op deze leest geschoeid.``
Wij zoeken een bar om wat te drinken. Maar alles is gesloten. Na kilometers te voet vinden we een verkooppunt van onder meer frisdranken en bier. We bestellen blikjes bier en drinken die buiten op. Lopen maakt ook dorstig. Het is precies twee minuten over vijf. Stembussen dicht.
Een kleine televisie staat aan in het verkooppunt. De PT´ers kijken er gespannen naar. Want vandaag is het niet alleen die presidentsverkiezing. In acht van de 26 staten wordt ook voor de tweede keer gestemd op een gouverneur. Voor Goiás zijn dat Iris Rezende en Marconi Perillo. Rezende is van de PT, zijn tegenstrever van de PSDB. Oeps, de PT´er gaat nipt verliezen van de PSDB´er, zo leren de eerste prognoses. Dat is een gevoelige nederlaag, de PT´ers zijn er zelfs even stil van. Discussies over en weer, over het inzetten van Rezende, een man van in de zeventig maar wel met een grote staat van politieke dienst. Onder andere burgemeester van Goiãnia geweest.
Maar het goede gemoed lijdt er niet onder. Terug naar het verkiezingspand. Ik hoop dat het de laatste voetreis wordt. Bij het pand staan de stoelen al buiten. De regen houdt op. Een verkoper met gekoelde blikjes fris en bier komt aan. Die doet onmiddellijk goede zaken. De nederlaag van Rezende wordt duidelijker. Mijn vriendin fluistert me toe: ´´Ze zijn alle twee eigenlijk niks. Een drama voor Goiás.`` Dat zullen we maar niet hardop herhalen.
Kijk eens aan, wie daar staat? De man van het tumult eerder op de dag. Kennismaken. Hij is schrijver, heet Marcos Barbosa en is 53 jaar oud. Ook fanatiek PT, zelfs kandidaat voor de Braziliaanse Tweede Kamer geweest. Kijk eens aan. Hij lacht breeduit, het is een aardige vent. ´´Waar mijn vlag is? Die heb ik terug hoor, vrienden hebben hem meegenomen.`` Marcos ontkent dat hij provoceerde. ´´Ikke? Welnee joh, ik wilde slechts mijn recht halen, dat is alles.`` Ja, Marcos, dat is alles. Hoe kom ik toch op provocatie? Sorry. We lachen het af.
PT´ers, jong en oud, dragen enorme vlaggen en zwaaien ermee op straat. Passerende auto´s worden bedekt met het rode doek van de PT. Niemand protesteert. Dan het lang verwachte tijdstip. Het is na zevenen in de avond, al lang donker. Het grote scherm met daarop de uitslagen van de presidentsverkiezing verhuist van binnen naar buiten. Roussef staat op 54,22 procent, Serra op 45,78 procent; 80,66 procent van de stemmen is geteld. Nog enkele minuten. De mededeling komt via luidspeakers: Dilma Roussef is presidente, José Serra kan haar niet meer inhalen. Gejuich. Muziek op straat. Samba is het, teksten zijn aangepast en gaan over Dilma als presidente. Vrouwen dansen die samba, blokkeren de straat. Vlaggen gaan de lucht in, het is een indrukwekkend spektakel.



Flávia ontvangt felicitaties en deelt ze uit. Ze straalt aan alle kanten, ze geeft bijna licht. ´´Je gaat toch ook mee naar de hoofdstad Brasilia hè? Op 1 januari is het.`` Huh, wat? ´´De officiële installatie van Dilma.`` Ik zal het in welwillende overweging nemen, wordt de belofte.



Maar ik denk aan een warme douche en een bank. Voeten de lucht in. We gaan dineren, op mijn kosten. Flávia verdient het, ze is een prachtmeid. De laatste voetreis, ditmaal naar een uitpuilend restaurant. Meer PT-ers blijken honger te hebben. Het is groot feest. Daarna met de taxi naar huis, het is na tienen. Mijn hoofd zit vol. Met PT-muziek. En met die ene kreet: Olé-Olé-Olé-Ola, Dil-ma! Dil-ma!

zaterdag 30 oktober 2010

Het Laatste Debat (65)

Het is vrijdagavond 29 oktober 2010. De televisiesoap ´Passione` op de nationale televisiezender van het machtige Rede Globo loopt op een einde. Het is na tienen en miljoenen Brazilianen zetten zich schrap voor de televisie. Het laatste debat tussen de twee kandidaten voor het presidentschap in Brazilië staat op het punt te beginnen. Dilma Roussef van de politieke partij PT en José Serra van de PSDB gaan het volk nog één keer uitleggen hoe zij denken het land te besturen.
Rede Globo kiest voor de volgende opzet: tachtig Brazilianen in de zaal, uit verschillende streken van het land en met verschillende achtergronden. Zoals een advocaat, een leraar, een bakker. Deze tachtig weten nog niet op wie ze gaan stemmen, daarom zitten ze in die zaal. Achter Roussef en Serra een verlichte landkaart van Brazilië. Om de beurt drukken de twee op een deel van die kaart. Dan verschijnt een naam van één van de tachtig genodigden, de staat waar hij of zij woont en een onderwerp.
De genodigde stelt zich voor en stelt een vraag. Vervolgens krijgen de kandidaten in eerste instantie twee minuten ieder om te reageren op het onderwerp. Daarna nog twee keer twee minuten. William Bonner, hoofdredacteur, programmaleider en presentator van Rede Globo, en dus een zeer bekende Braziliaan, leidt het debat met strakke hand.
Welke onderwerpen komen aan bod? Ze liggen voor de hand. De soms onbegrijpelijke, hoge en absurde belastingen, ontbossing in vooral het Amazonegebied, bijstand voor minima, gezondheid oftewel overvolle staatsziekenhuizen en nooit voldoende dokters, het milieu oftewel de vervuiling en natuurlijk, roept u maar, die eeuwige corruptie.
Dilma en José, in Brazilië heerst de cultuur van voornamen, niet van achternamen, zijn lief voor elkaar. Ze geven elkaar glimlachend en netjes een hand aan het begin van de uitzending.



Van een echt debat is geen sprake. Heikele onderwerpen, zoals abortus en euthanasie, worden gemeden. Een gemiste kans, maar niet heus. Rede Globo polariseert niet, het is een politiek spel. Bonner wil duidelijk maken aan de kijkers waar de twee voor staan. Laf is het. Laf van Rede Globo, die niet het risico wilt lopen de schuld te krijgen van een hetze tegen de één of de ander. Mocht het uit de hand lopen.
José, die in de peilingen aan de verliezende hand is, minstens tien procent achter op Dilma, probeert te steken. Indirect. ´´Corruptie is op een niet meer te tolereren niveau aanbeland.`` Daarmee doet hij Dilma en haar PT slechts een beetje pijn. Want de huidige, populaire en afscheid nemende Braziliaanse president Luiz Inácio Lula da Silva, Lula dus, is van diezelfde partij. Hij presenteerde Dilma al vroeg als zijn opvolger en met die steun zal Dilma het waarschijnlijk de komende zondag tijdens de laatste ronde van de presidentsverkiezingen wel redden.
José Serra benadrukt dat een vrije pers absoluut waarborg verdient omdat het perfect de onregelmatigheden aan het licht brengt. Dat lijkt een open deur, maar is het niet. Want vooral de fanatieke aanhang van beide partijen van de kandidaten geven de pers de schuld als er weer eens een schandaal aan de oppervlakte komt. Dan is het de pers die verzint, dan is het de pers die een hetze voert. Ja, ja.
Het is een zoutloos debat, en zonder peper. De antwoorden van Dilma en José zijn vooraf te verzinnen. En van de vele bschuldigingen over en weer tijdens de campagnes van beiden is geen sprake. Maar wie met een ander oor luistert naar de natuurlijk door Rede Globo vooraf geprogrammeerde vragen voor het tweetal, krijgt een gevoelige schok. Haarfijn wordt duidelijk waarmee het immense land mee worstelt.
Het is voor de Braziliaan bijna al ´gewoon`: een baby die sterft op de trappen van een ziekenhuis vanwege een staking van artsen, complete burgeroorlogen in de grote krottenwijken waarbij onschuldige burgers de dood vinden door verdwaalde politiekogels, het oprukken van georganiseerde drugshandel omdat grenscontrole in Brazilie nou eenmaal onbegonnen werk is. Ter verduidelijking. Brazilië grenst aan tien van de twaalf Latijns-Amerikaanse landen (buiten de Republiek Ecuador en Chili). Meer dan 15.000 kilometer grens: bossen, oerwoud, rivieren. Drugs hebben vrij ingang. Verontreiniging dan. Dichtbij huis. Brazilianen gooien nog steeds troep op straat, plastic, verf, en lozen in riviertjes. Die stinken enorm. Milieupolitie? Controle? Bestaat, zeker. Nogmaals, die grootte hè. Het vergt een verandering van mentaliteit. Die komt op gang, maar langzaam. Wellicht te langzaam, zodat het land een immense rekening op het bordje krijgt voor schoonmaak van vervuilde gronden.
Dilma en José hebben hun mond vol over meer leraren, betere scholing en vooral betere kwaliteit. Gaap. Scholing in Brazilië is soms niet meer te begrijpen. Er bestaat geen enkele landelijke norm. Scholen zijn min of meer vrij in het kiezen van een methode, vrij in het kiezen van schoolboeken. Daarbij, de Braziliaanse leerling is niet het toonbeeld van een voorbeeldige student. Vooral pubers praten in de les, spelen op hun mobieltje of slapen tijdens vroege lessen. Straffen? Uit de klas sturen? Reprimandes? Vergeet het maar. Hand opsteken om een plasje aan te vragen? Nee, opstaan en de klas uit wandelen. En een kwartiertje later terugkeren.
Nog eentje, want anders wordt het een te lange klaagzang. Het recht van de arbeider. Die is er. Zij of hij kan zich laten registreren en krijgt een werkboekje. De baas tekent dat werkboekje af. Bij werkloosheid recht op een paar maanden uitkering. Recht op een karig pensioen. De realiteit? De helft van de arbeiders is niet geregistreerd. Dat komt tijdens de debat naar voren. Want de baas moet aan ´aanvullende kosten`, zoals dat pensioen en die werkloosheidsuitkering, fors meebetalen. Daardoor wordt een arbeider dubbel zo duur voor de baas.
Dus kiest hij ervoor de arbeider iets meer te betalen als zij of hij afziet van registratie. Tja. De arbeider staat vaak met de rug tegen de muur. Geen werk of keuze voor een baan zonder afgetekend werkboekje.
Schrijnender is de in Brazilië genoemde ´slavenarbeid`. Op het onmetelijke platteland worden arbeiders geronseld, die onder smerige omstandigheden en vaak zonder loon hele dagen in de hete zon suikerriet kappen of fruit plukken. Ze trappen in valse voorwendsels van rijke herenboeren. Onder het mom van meebetalen aan onderdak en eten resteert er amper nog loon. De barakken waarin de arbeiders wonen, zijn viezer dan in krottenwijken en er is vaak niet eens stromend water en een toilet. Controle? Hetzelfde liedje!
Dilma Roussef weet het, José Serra weet het, de PT weet het, de PSDB weet het, de 135 miljoen kiesplichtigden in Brazilië weten het. Die 135 miljoen kiezen zondag 31 oktober 2010 definitief hun nieuwe president. Het moet gek lopen wil Dilma niet de eerste vrouwelijke president van Brazilië worden.
Een peiling toont dat ruim tachtig procent dik tevreden is over acht jaar regering Lula. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Lula het goed heeft gedaan. De slissende en slecht Portugees sprekende president van 193 miljoen Brazilianen is in het hart gesloten, een man van het volk. Eerlijk gebiedt ook te zeggen dat Lula de economische wind in de rug had. Het gaat zowaar niet slecht met zijn landje.
Veel Brazilianen kiezen voor voortzetting van het beleid Lula, dus voor Dilma. Dat laat de PT-kandidate steevast in haar campagne weten, ´dat beleid uit te bouwen`. Slim, maar toch ook voorspelbaar.
De PT kan de vlag alvast strijken. Het zal zondagavond laat zonder meer een groot feest worden bij de vele duizenden politieke bijeenkomsten van deze partij in het hele land. Lula kan tevreden zijn. Hij wint eigenlijk voor de derde keer. In 2002 het presidentschap, in 2006 zijn herverkiezing en zondag zet hij zijn pupil op de troon. Voorwaar een prestatie. En Dilma Rousseff? Zij krijgt het moeilijk, zij heeft niets van het charisma van Lula. Dilma is een beetje grijs, ondanks al haar inzet om populair over te komen. Ze heeft het net niet. Ze heeft wel één groot voordeel en dat zal ze zeker ook ´uitbouwen`. Ze is vrouw.

donderdag 28 oktober 2010

Nummer 29 (64)

Het is vandaag precies een jaar geleden dat ik ben begonnen met mijn Brazilië-blog. Omdat ik van het land hou, omdat ik journalist ben, omdat ik hou van observeren en schrijven. Alle blogs zijn realiteit, het is beschreven zoals het is gebeurd. Ik wil alle lezers nederig en hartelijk danken voor hun aandacht en positieve reacties. Het doet een mens goed. Op 29 oktober 2009 verscheen onderstaande blog. Het was de eerste. Het gebeurde zeker zes jaar geleden, de vrouw in kwestie van een echte pure en waanzinnig mooie Braziliaanse uit één stuk. Nog geen dertig jaar. De busreis duurde bijna dertig uur, tijd genoeg voor een innig samenzijn. Na aankomst in Porto Seguro verdween ze en heb ik haar nooit meer gezien. Ik was een groentje op Braziliaans gebied, ik wist niet wat me overkwam. Dat is de jaren daarop wel veranderd. Maar toch, de mentaliteit van mijn nieuwe vaderland grijpt me nog steeds meermalen bij de keel. Want ook ik ben slechts een ´Calvinistische Hollander`. Of was?

De busreis is lang. Althans voor Nederlandse begrippen. Bijna tweeduizend kilometer, van Goiania naar Porto Seguro. Ofwel van midden-Brazilie naar de kust, het strand, de zee. Brazilianen draaien er hun hand niet voor om. Bussen zijn relatief goedkoop, komen bijna overal en rijden dag en nacht door. Ongelukken gebeuren, overvallen ook. Het is allemaal in Gods hand, zeggen de Brazilianen. Gewoon instappen dus.
Dat doe ik dan ook op een donderdagmiddag in september. Het is snoeiheet op het grote busstation in Goiania en overvol met reizigers. Wat ze meenemen, Joost mag het weten, het lijkt soms op een complete verhuizing. Dat moet allemaal onderin de bus, in de enorme bagageruimtes. Vertraging. In de bus is air-conditioning. En de plaatsen zijn genummerd, nog een opluchting. Toch niet, te vroeg gejuicht. Eindelijk lekker in mijn stoel, valt een medereizigster me lastig. ``Sorry meneer, u zit op mijn plek. Kijk, nummer 29´´. Verrek, dat nummer heb ik ook. Ik laat het haar zien en verwijs naar de buschauffeur. Maar die werkt zich buiten in het zweet om al die koffers, kartonnen dozen, tassen, en pallets zo economisch mogelijk een plekje te geven in de bagageruimte. ``Ik zeg u, dit is dus mijn stoel´´. De vrouw weet van geen wijken. Ik ook niet, want opstaan is plaatsvergaan. Op z´n Braziliaans beginnen anderen zich ermee te bemoeien. ``Een schande toch meneer. Betalen we zoveel voor een lange reis, kunnen ze niet eens fatsoenlijk de reizigers inboeken. Wat zegt u daarvan?``
De vrouw van die andere nummer 29 gaat harder praten. ``Ik heb deze reis al maanden eerder geboekt, het moet dus mijn stoel zijn´´. Ondanks de aangename temperatuur in de bus worden toch enkele zweetdruppels zichtbaar op mijn voorhoofd. Waar is die chauffeur?! Nog vijf minuten voor vertrek. Ik kijk achterom, helemaal achteraan is nog een stoel vrij. Tegenover het toilet. Daar wil niemand zitten, want daar gaat het gedurende de reis heel erg stinken. Ik hou dus maar wijselijk mijn mond. ``Staat u nou op of niet!´´ Natuurlijk niet, want daar komt de chauffeur. De vrouw begint direct te klagen, stortvloed van woorden. De chauffeur blijkt het gewend te zijn, knipoogt naar me, en legt vaderlijk een hand op de rechterschouder van de vrouw. ``Een vergissing mevrouw, kijk maar op de passagierslijst. Ze hebben u het verkeerde nummertje buiten de bus gegeven. U zit netjes alleen achteraan, daar op die laatste stoel.´´ Ik draai me hoofd om naar het raam, wil niet kijken. De vrouw ontploft bijna, maar heeft geen keus. De rust keert terug en de bus vertrekt.
Die nacht word ik wakker, moet naar het toilet. Het is vier uur. Ik strompel over uitgestoken benen naar achteren. Zachtjes doe ik de deur open. Het licht springt aan. Ik kijk schielijk opzij. Daar zit ze, die andere 29. Ze is wakker. Als ze ziet dat ik het ben, wenkt ze me. ``Hoi, ik wil me even verontschuldigen voor wat er tussen ons is gebeurd. Het lag aan mij. Ik ga naar familie in Porto Seguro. Want thuis slaat mijn man me en zoonlief zwerft de hele nacht op straat. Ik ben mezelf niet meer.´´ Tranen vloeien. Ik buig me voorover en ga op de rand van haar stoel zitten. Ze slaat haar armen om me heen, laat me niet meer los. Ik sla mijn armen om haar heen en fluister zachtjes troostwoorden. Daar zitten we dan, samen op een stoel, helemaal achteraan de bus. En op nummer 29 zal deze nacht niemand meer zitten.

maandag 25 oktober 2010

De buurbar (63)

De wijk heet São Judas en ligt in het noorden van Goiãnia. Een stad met ruim 1,2 miljoen inwoners en niet direct de mooiste van Brazilië. São Judas is geen wijk waar rijke mensen wonen. Simpele huizen, kotjes, een grote fabriek van Unilever, supermarktjes, restaurantjes en wat barretjes. En natuurlijk ´pitch-dogs`, waar broodjes hamburgers en warm vlees te koop zijn. Dat is het wel zo´n beetje. Geen uitgaanswijk, geen theater, geen bioscoop, niets. Sinds kort is er iedere vrijdagavond een kleine markt, met hoofdzakelijk allerlei etenswaren. Die markt is geen lang leven beschoren, eenvoudigweg omdat de mensen in de wijk amper extra geld hebben om uit te geven.



Bar Dos Violeiros ligt aan Rua Santana. Vlakbij de markt. Roberto Abrantes de Araujo is de eigenaar. Hij is 54 jaar. Een kwiek baasje met bril, symphatiek, vriendelijk, rustig. Hij woont samen met zijn familie en zwarte teckel Mike in een woning naast de bar. Roberto opent wanneer hij wil. Zaterdag en zondag al vroeg in de ochtend, zo tegen tienen. Hij sluit nadat de laatste klant de deur uit is. Het interieur is simpel. Tafels en stoelen van wit plastic, twee biljarts, een kleine eenvoudige toonbank, wat ijskasten en een wandkast met sterke drank. Zo op het oog niets bijzonders.
Maar Bar Dos Violeiros is zeker wél bijzonder. De naam verraadt het, al moet een uitleg volgen. Het is de Bar van de Vioolspelers. Binnen wordt volop op de akoestische gitaar gespeeld én gezongen. Roberto voorop. Maar iedereen kan en mag meezingen, verzoeknummers indienen. Het repertoire staat vast. Oude en klassieke Braziliaanse countrymuziek. Muziek met een verhaal. Met een lach en een traan. Met nadruk op traan.



Nu de uitleg. De barnaam zegt vioolspelers. Waarom geen gitaarspelers? Omdat de viool een van de meest authentieke instrumenten van deze soort muziek op het Braziliaanse platteland is. En het platteland, oftewel sertão, daar draait het om in deze bar. De harde strijd om het dagelijks bestaan in die uitgestrekte gebieden werd en wordt nog steeds volop bezongen. Levensliederen bij uitstek.
Een man stapt binnen op een droge en hete zondagochtend in oktober. Hij is in de veertig. Hij ziet een andere man aan de toog. Oude vrienden, elkaar jaren niet gezien. Een geanimeerd gesprek volgt. De andere klanten zwijgen, luisteren en genieten mee. Oude koeien uit de sloot. Op het droge, wat betreft de verloren vriend, want hij drinkt al twaalf jaar niet meer. Zegt hij. Diens maat daarentegen voor twee, zo blijft het leven toch in evenwicht.
´´Ik moet weer gaan, ik ben aan het werk``, zegt de niet-drinker. Hij bestuurt een personenauto met op het dak een grote geluidsbox. Die box braakt reclames uit, van alles en nog wat. Van supermarkten, een schoenenzaak, zelfs kerkdiensten worden aanbevolen. ´´Nee``, zegt vriend drinker, ´´we gaan eerst nog een beetje gitaar spelen en zingen.`` De niet-drinker verschiet van kleur. ´´Ik heb echt geen tijd.`` Maar de drinker is niet te vermurwen. Hij wendt zich tot de cliëntèle: ´´Deze man kan spelen én zingen, dat wil je weten.`` De niet-drinker kan niet meer weigeren, na zoveel lof. Hij pakt de gitaar van Roberto en begint. En houdt niet meer op. Een concert van bijna drie kwartier, het gaat maar door. Het moet ook doorgaan, het is verschrikkelijk mooi. Ogen worden vochtig.
Na iedere nummer hard applaus uit ´de zaal`. De kroegbaas zingt de tweede stem en geniet met volle teugen. Dit is zijn leven. Een klant pakt zelf een fles bier uit de ijskast, de kroegbaas kijkt er amper naar om. Hij weet het: niet storen, dit is te mooi om te onderbreken. Na het spontane optreden nemen de twee verloren vrienden omhelzend afscheid van elkaar. Het is even stil in de bar. Maar niet voor lang. Een man op leeftijd komt binnen, ongeschoren, verschoten spijkerbroek, T-shirt dat de beste tijd heeft gehad. Hij zegt hallo tegen Roberto en kruipt achter de bar. Hij zoekt iets. Ah, gevonden, het is een mandoline. De kroegbaas pakt zijn gitaar op en zet een nieuw lied in. De man met mandoline tokkelt mee. Een nieuw concert begint.
Ondertussen is het een komen en gaan van mensen op deze zondag. Zoals op elke zondag. Daar is de vriendin van de buurtzwerver. De buurtzwerver zit weer in het gevang, weer voor een stomzinnige diefstal. Zijn aan alcohol verslaafde vriendin leeft op straat en bietst sigaretten en drank. Ondanks haar voorkomen, haar lichaamsgeur en haar manier van doen, wordt ze geaccepteerd. Meer medelijden dan afschuw. Ze verlaat de kroeg, lallend. Buiten leunt ze tegen een boom en begint te kotsen. Ze valt en schurkt tegen een muur aan. De straat als bed.
Een oude man met scherpe bruine ogen, zonder tanden en een fel geel Brazilië-shirt arriveert en gaat aan een tafeltje zitten. Hij bestelt niets, hij heeft geen rooie cent. Maar de oude man bietst niet, hij heeft zijn trots. De man geniet van de muziek, van de gesprekken en de mensen om hem heen. Gratis warmte voor een eenzaam mens. Na een half uurtje stapt hij op, immer zwijgend, maar met een tevreden blik.
Het loopt tegen het middaguur. Eén voor één verlaten de klanten het etablissement. De warme lunch wacht. Tijd voor een gesprekje met Roberto. ´´Ik heb drie broers``, steekt hij van wal, ´´en ben geboren en getogen op het platteland. Mijn vader werkte op het platteland. Op mijn vijftiende begon ik met gitaar spelen en ben nooit meer opgehouden. Nee, les heb ik nooit gehad.``
Roberto ís de sertão en ademt die uit. Achter de toonbank bijna vijftig flessen, waarin sterke drank met allerlei kruiden en verschillende soorten fruit. Allemaal afkomstig van het platteland van Roberto. Hij maakt de dranken zelf en heeft bij ieder een verhaaltje. Die is goed tegen keelpijn, die tegen maagkwaaltjes en tegen griep moet je deze maar proberen.



Zijn relaas wordt onderbroken. Een donkere jongeman komt binnen, vraagt om een fles bier en zegt: ´´Gaan we zingen!?`` Roberto pakt een droge dweil, legt die op de toog en laat daarop zijn gitaar rusten. Weer een lied. Weer iemand met een gezegende stem. Als de laatste akkoorden wegsterven, zegt de jongeman. ´´Dit is een heel oud lied, antiek. Heel bekend en nog steeds actueel. Een zoon die goede raad van zijn vader in de wind slaat. Hij wilt niet luisteren. Geen respect voor ouderdom en wijsheid.`` Roberto knikt instemmend. ´´Zo is het, zo is het maar net.``
De kroegbaas heeft honger. Zijn vrouw roept hem voor de lunch. Maar er zijn nog klanten binnen. Roberto verdwijnt door een zijdeur en zegt dat hij zo terugkomt. Diens vrouw neemt de honneurs waar.
Bar Dos Violeiros bestaat vijftien jaar, op dezelfde plek, en dat is zeldzaam voor een nering in een buitenwijk. Klanten helpen er met bedienen en afrekenen. Het geld gaat netjes in een houten kassalaatje. Het lijkt zo normaal. Net zo normaal als in een bar op het platteland, waar iedereen elkaar kent, waar drank de kelen smeert en waar zingen wordt verheven tot therapie.
Roberto woont op twee huizen van ons af. Bijna-buurman, zogezegd. Als zondagochtend de ballades beginnen, dringt het gezang tot in de keuken door. Het is na tienen. Dan zeg ik tegen mijn vriendin: ´´Hoor je het?`` Wat? ´´Roberto roept, ik moet gaan.``

zaterdag 23 oktober 2010

Straatgevecht om presidentschap (62)

Het gebeurt dan toch en het is eeuwig zonde. Het doet het imago van Brazilië geen goed. Waarom? Niemand weet het. Het is helaas van alle tijden in het Latijns-Amerikaanse continent. Hoe is het uit te leggen?
Het is woensdag 20 oktober 2010, bijna half negen in de ochtend. Nog tien dagen tot het Uur U. Dan is de tweede en beslissende ronde van de verkiezingen om het presidentschap in Brazilië. Twee kandidaten. De vooraf gedoodverfde winnares Dilma Rousseff en haar mannelijke opponent José Serra. Ze ontlopen elkaar niet veel in de peilingen, zo´n tien procent. De campagnes worden scherper. Beschuldingen over en weer. ´´Serra zegt dat hij dit en dit heeft gedaan, maar dat is niet waar``, wordt duidelijk in Dilma´s dagelijkse campagnefilmpje op de nationale televisie. ´´Willen jullie een regering met Dilma, wiens partij is verwikkeld in die en die schandalen. Ik heb niets te verbergen, ik heb nooit deel uitgemaakt van welk schandaal dan ook``, wordt duidelijk in Serra´s filmpje. De kip en de haan vechten elkaar het kot uit.
Terug naar die woensdag. Serra gaat campagne voeren in Campo Grande, ten westen van Rio de Janeiro. Hij loopt vijf minuten over straat en een tumult begint tussen aanhangers van PT, de socialistische arbeiderspartij van Dilma en die van de PSDB, de sociaal-democratische partij van Serra. Een aanhanger van de PT scheldt en een seconde later krijgt Serra iets naar zijn hoofd geworpen. De presidentskandidaat beschermt met zijn handen het hoofd en vlucht naar zijn campagnebusje.



Tot zover het nieuws ter plekke. Het theater is begonnen. Op internet gaat het rap nu. Volgens de site van de krant O Globo is het gegooide object niets meer dan een propje papier. Pastor Maurício Teixeira, die naast Serra staat, bevestigt het. Maar op de site van de krant Folha de São Paulo, wordt geschreven over een grote rol plakband. Het rechtse weekblad Veja, dat een gloeiende hekel tentoonspreidt aan alles dat maar naar links ruikt en geen schaamte kent, opent haar site met ´Serra is gestenigd door aanhangers van de PT`. Welja, gestenigd. Dat wordt even later verzacht in ´aangevallen`.
Serra zegt dizzy te zijn en gaat naar een ziekenhuis voor behandeling. Hij laat weten geen idee te hebben wie wat heeft gedaan. Maar: ´´Het lijkt op een aanslag. Het is vaker gebeurd in São Paulo (daar is Serra gouverneur, NB). PT en rellen zijn één. Ik weet niet of het met opzet gebeurde. Maar denk aan de stoottroepen van de nazi's. Dit soort aanvallen zijn zo kenmerkend voor fascistische bewegingen``, aldus Serra. Waar een propje niet goed voor is. Een dokter onderzoekt Serra en constateert niets bijzonders, maar beveelt rust aan. Serra zegt zijn campagne af.
Op de nationale televisiejournaals wordt omstandig stilgestaan bij het voorval. Experts laten zien dat het projectiel slechts een propje papier moet zijn geweest. Serra houdt vol dat het zeker een rol plakband van een halve kilo was. Zijn dagelijkse campagnefilmpje op televisie wordt razendsnel aangepast. Het begint met beelden van ´de aanslag` en een commentaar erop van Serra. De boodschap is duidelijk, de zwartepiet ook. De partij van Dilma Rousseff, dus eigenlijk Dilma zelf, is verantwoordelijk. Stem Serra!
Is het propaganda? Is het in scène gezet? Wie het weet, mag het zeggen. De waarheid komt nooit aan de oppervlakte. Wel is het zo dat Serra langzamerhand nerveus wordt. Peilingen tonen een grotere achterstand op Dilma, de man moet wat. Dat doet hij ook, hij valt de makers van de polls aan. Van die peilingen deugt niks van, zegt hij op televisie, die bevoordelen Rousseff. Hupsakee, weer een schot voor de boeg.
En Dilma Rousseff dan? Wrijft zij zich in haar handen? Nou nee, niet bepaald. Ook zij ontkomt niet aan aanslagen, zij het van een ander kaliber. Over abortus bijvoorbeeld. Het is al aangestipt. Rousseff zou voor zijn, heeft dat in de aanloop van haar campagne laten doorschemeren, maar draait fluks bij. Reden? Zij heeft de steun nodig van het religieuze electoraat.
Cynara Menezes is een gerespecteerde journaliste en schrijft voor Carta Capital, een lekker schoppend links Braziliaans weekblad. Zij publiceert een prachtig stuk over bij Braziliaanse wet nog steeds veboden abortus. Vijftien procent van de vrouwen die zich illegaal laten aborteren, sterft aan die behandeling. Het is de vierde belangrijkste doodsoorzaak onder ´moedersterfte`. Nog een cijfer: 180.000 illegale abortussen per jaar in Brazilië, aldus een te vertrouwen onderzoek.
Rousseff en haar PT vóór abortus? Monica Serra, vrouw van José Serra, laat tijdens een evangelische bijeenkomst weten dat de ´´PT graag kinderen doodt.`` Dat is wat anders dan een rolletje plakband op het kale voorhoofd van haar man. Menezes schrijft: ´´Omdat Serra niet in staat is zijn politieke programma duidelijk te maken aan de laagste klasse in het land, wordt een beroep gedaan op onderwerpen als abortus en religie om zo stemmen in die klasse te winnen.``
Abortus heeft gewogen op de campagne en zal blijven wegen, is een mening van Jorge Ben-Hausen, een vooraanstaand Braziliaans politicus. Bisschoppen laten zich ook niet onbetuigd. President Nelson Westrupp van de Zuid-Regionale Afdeling van de Nationale Conferentie van Bisschoppen in Brazilië dringt er bij kiezers op aan niet op de PT en dus op Dilma Rousseff te stemmen. Bisschop Dom Luís Gonzaga Bergonzini toont in een video op internet namen van PT-politici die voor legalisering van abortus zijn. Een priester verschijnt ook op internet, op de kansel en vóór camera's van de katholieke omroep New Song, en pleit voor een campagne ´Dilma no win`.
Journaliste Menezes voert antropologen ten tonele. Die zeggen mooie woorden. Samengevat komt het hier op neer: het is een regelrechte schande dat een onderwerp als abortus terechtkomt in de schijnwerpers van deze verkiezingscampagnes. Daar hoort het niet thuis. Abortus hoort thuis in een serieuze politieke afweging over rechten van de vrouw en in discussies op hoog niveau over nationale gezondheid.
Het is imiddels zaterdag 23 oktober. Vrije abortus of niet, een propje papier of een zware rol plakband, het theater van de verkiezingscampagnes voor een nieuwe president in Brazilië kent geen pauze. Nog een week, op naar het volgende bedrijf. Hoeveel scènes nog? Niemand weet het, niemand legt uit. Het is duidelijk. Brazilië straatvecht naar een nieuwe president. Na zondag 31 oktober wordt het anders, dan begint een nieuwe voorstelling. Een voorstelling van vier jaar. Met in de hoofdrol Dilma Rousseff of José Serra. Met een nieuw imago. En alles is vergeven en vergeten.

woensdag 20 oktober 2010

In de aap gelogeerd (61)

Ze zijn klein en mager. Niet groter dan 56 centimeter en niet zwaarder dan vier kilo. Ze hebben van die grote vragende en donkerbruine oogjes en van die karakteristieke lange ET-vingertjes. Het zijn Macacos-Prego, oftewel vrij vertaald ´spijkeraapjes`. Zo´n zestig in getal slechts en ze wonen op en rond het complex van de UFG, in het noorden van Goiânia. UFG staat voor staatsuniversiteit van Goiás en er zitten zo´n drieduizend leerlingen op. Het is een enorm complex, tegen bossen aan.
Zo´n zeven jaar geleden woonden de aapjes in die bossen. Met name in het weekeinde, tegen drie uur ´s middags, bezochten families met kinderen de aapjes. Om ze te voeren. Het was een aandoenlijk gezicht. Bananen, ander fruit, tot aan oud brood toe, de aapjes lustten er pap van. Ze klommen van de hoge bomen naar beneden, naar de hekken en gristen het eten uit de handen van de (kleine) mensen. Apies kijken in de ware zin des woords. Het leek zo onschuldig. Papa in de aanslag met fototoestel, zoontje houdt banaan omhoog, en wachten op het moment suprême. Klik!
Het is niet meer onschuldig, het is een groot probleem geworden. De universiteit breidde uit, bossen maakten plaats voor woningen. De apen raakten gewend aan het menseneten en verhuisden naar de universiteit. De leerlingen vonden de aapjes lief, dat zijn ze inderdaad, en voerden ze. Dat vonden de aapjes lekker en lieten hun natuurlijk voedsel voor wat het was: bladeren, eieren van vogels en kleine insecten.



Problemen regen aaneen. Want de aapjes klommen in de vele afvalbakken van de universiteit, op zoek naar voedsel. Ze werden ziek, ze aten plastic of papieren verpakkingen. Die verpakkingen kunnen dodelijk zijn voor de dieren. Apen begonnen met het binnenklimmen in universiteitsruimtes. Dat was en is makkelijk, het is warm in Goiãnia, centraal Brazilië, de ramen staan open. Eenmaal binnen richtten ze een ravage aan en beschadigden onder meer laboratoriummateriaal. Apen zijn slim, ze weten vanuit de eigen hierarchie wie zwakker is. Dat zijn de kleinere apen. vrouwenapen. Jonge kleine vrouwelijke studenten en kinderen kunnen daarom het slachtoffer worden van een aanval. Want apen zijn ook snel. Rats, en weg is de tas. Met mobiele telefoon, met allerlei papieren en portemonnee. Het gebeurde en gebeurt.
De maat is vol, concludeert de universiteit in 2008. Docenten en leerlingen van de afdelingen Biologie en Diergeneeskunde gaan zich ermee bemoeien. Een campagne wordt op touw gezet. Want de apen willen niet meer terug naar de bossen en vinden het prima zo, dichtbij de mensen. Folders verschijnen, voorlichting en onderzoek beginnen. ´Wilt u de apen alsjeblieft niét meer voeren`, is onder andere in de folder te lezen die de titel ´Terug naar de natuur` draagt. Ook plakkaten met dezelfde tekst binnen het universiteitsterrein. ´De apen moeten weer insecten eten, om ervoor te zorgen dat overlast in de universiteitsgebouwen en bij de buren vermindert`. Niet zomaar een aanbeveling, het stikt van honderden verschillende soorten insecten in bosrijke gebieden in Brazilië. Sommigen steken en dat kan verrekte pijnlijk zijn. Sluit ramen van labatoria, stop etensresten in de afsluitbare vuilnisbakken en ga eten en drinken in en bij kantines en niet meer in de vele groene parkjes. Meer aanbevelingen. Die zijn hard nodig, want Brazilianen zijn hardleers.
Het is een maffe situatie. De mens zoekt contact met de aap. Die staat op zijn beurt bekend om een snelle aanpassing aan een nieuwe levenssituatie. De mens brengt de aap schade toe, in de vorm van ziektes. Apen klimmen nu ook in grote vuilcontainers rond het universiteitscomplex, waar omwonenden afval in dumpen. Infecties in rottend mensenvoedsel, verpakt in plastic, liggen op de lieve aapjes te wachten. De aap brengt schade aan de mens toe. Ze vallen aan, dringen gebouwen en woningen binnen, vernielen en kunnen door een beet infecties op de mens overdragen.
Professor doctor Fabiano Mello van de UFG legt uit: ´´Je zou zeggen, vangen die apen en laat ze ergens anders los. Het zijn er maar zestig, niet? Makkelijk gezegd. Maar wat denk je als dat ergens anders in de buurt is van een plantage van bananenbomen. Dat zal de boer fijn vinden. De apen zijn nog gewend aan het voedsel dat ze krijgen en zullen ernaar op zoek gaan. Hebben ze infecties en breng je ze naar een bos waar andere apen wonen, dan kunnen die ook ziek worden.``
Moeilijk. Een oplossing ligt niet zomaar voor het oprapen. Het ziet ernaar uit dat de spijkeraapies gedoemd zijn samen te blijven wonen met de mensen. Een lange weg te gaan, maar vooruitgang wordt geboekt. Het voeren vermindert. Langzaam. De oudere apen snappen dat niet en beklimmen nog steeds de daken van universiteitsgebouwen, snellen op en neer, en bezoeken woningen. De jongere garde evenwel heeft in de gaten, geen eten meer, wat heb ik daar te zoeken?
De universiteit heeft, wreed gezegd, wel een nieuw en welkom studie-object gewonnen. Apen worden gevangen, bestudeerd en weer losgelaten. Tussen januari 2008 en december 2009 zijn maar liefst 16.659 bewegingen van de apen op de UFG bestudeerd. Wanneer komen ze in de buurt van de mensen, hoe vinden ze voedsel, waar blijven ze ´s nachts? Vuilnisbakken deugen niet, de aapjes klimmen erin, er moeten andere vuilnisbakken komen. Ook wordt met kunstmatige ingrepen geprobeerd de apen-populatie niet te snel te laten groeien.
Twee jaar studie, twee jaar serieus biologisch onderzoek. Met leerling-dierenartsen, studenten biologie, docenten en steun van officiële overheidsorganen op het gebied van milieu-vraagstukken. Het is goed dat het gebeurt, het is goed dat het eindelijk gebeurt. Maar of de zestig apen gezond en wel terugkeren naar hun eigen woongebied, blijft een onbeantwoorde vraag. Eén conclusie resteert: ze zijn er daar in Goiãnia vooralsnog maar mooi mee in de aap gelogeerd.

donderdag 14 oktober 2010

Levensles (60)

Hij moet eind zeventig zijn. Klein van gestalte, pikzwart met grijze haren. Mager tot op het bot. Wonder boven wonder, hij heeft al zijn tanden nog. Die zijn om de haverklap te zien, want het oude mannetje lacht veel. Tanden bloot. Hij zit iedere ochtend heel vroeg aan het havenhoofd van het super toeristische dorp Porto Seguro in de staat Bahia. Daar vergezelt hij de opkomende zon en houdt de zee in de gaten. Daar zijn betonnen bankjes, een stuk of vijf. Eén ervan is zijn huis, daar woont hij.
Naast hem, op de grond, drie plastic zakken. Eén met kleren, één met keukengerei, dat wil zeggen, een bot mesje, een kapot vorkje en een bordje met gaten. In de derde zak bewaart hij blikjes, plastic flesjes en oud ijzer, dat hij verkoopt om zo het dagelijks brood te scoren.
Het is een stikhete zondagochtend, in augustus 2005. De zon is al een tijdje wakker en begint haar dagelijkse klim. Haar stralen weerkaatsen op de immer rustige zee. Ik woon ook in Porto Seguro, niet op een bank, maar in een huis. Bijna iedere ochtend bij het krieken van de dag klim ik op mijn mountainbike met een plastic zakje waarin slechts een stukje zeep en bankbiljet van vijf reais. Twee slippers aan de voeten, een zwembroek aan, en op weg naar het strand. Voor het ochtendbad. Heerlijk. Blauwe lucht en lauw zeewater. Het is een ritueel, dat rust en orde brengt in het leven. Niemand op straat, op een verdwaalde aan de crack of cocaïne verslaafde hoer en wat politiemensen na. Dat wordt snel anders als het eenmaal na negenen is. Dan zijn de toeristen wakker en gaan naar buiten. Dan zijn ook de Brazilianen wakker, die openen hun winkeltjes, barretjes en lunchrooms.
Om het strand te bereiken voor het ochtendbad, moet ik langs het havenhoofd. En langs vijf betonnen bankjes en de oude man, die me altijd vriendelijk goedemorgen wenst. Die zondagochtend, op de terugweg, besluit ik de oude man met een bezoekje te vereren. Maanden rij ik langs hem, zonder een woord te zeggen. Dat kan niet. Ik stop vlak voor zijn bank, zet mijn fiets op de standaard en ga naast hem zitten. Ik stel me voor en hij ook. ´´Ik heet Marcos, welkom, woon je hier of ben je toerist?``
Marcos is welgemanierd, stinkt niet naar alcohol en ruikt fris. Dat is helaas vaak anders met zwervers, die aan sterke drank zijn verslaafd en stinken naar urine of erger, naar ontlasting. Marcos niet, het lijkt een nette man, schoon, pezig, vitaal. ´´Je kijkt verbaasd? Wat is er? Had je een van de drank en eenzaamheid wegterend oud mannetje verwacht?`` Ik weet niet wat te zeggen. Nou, niet direct, nee, maar ja. Marcos lacht en slaat een arm om mijn linkerschouder. ´´Doet er niet toe! Schat mijn leeftijd eens?`` Eind zeventig. ´´Weer mis jongen, weer mis. Ik ben 87 jaar jongeman.`` Ik heb vijf reais bij me, zeg ik, daar gaat een barretje open. Koffie? Dat laat hij zich geen twee keer zeggen. We lopen samen en zwijgend naar het barretje. Wit en zwart, Nederland en Brazilië. Wit met rode zwembroek, zwarte slippers, en een fiets. Zwart met blote voeten, een vaal bruin shortje en geel T-shirt. Een mooi duo.
Hete en zoete koffie. Nog genoeg wisselgeld voor twee broodjes met boter. Perfect ontbijt voor twee. Je bent me je levensverhaal schuldig, Marcos, sneer ik hem toe. ´´Wat wil je weten?`` Dat lijkt me duidelijk, hoe een man als jij zijn leven eindigt op een betonnen bank aan de zee. ´´Het leven, het leven?``, begint hij, ´´daar snap jij helemaal niets van.``
Marcos kijkt ernstig in de verte. ´´Ik stam af van de slaven. Ergens in Afrika moet nog familie wonen. Wij hadden en hebben niets. Nooit gehad. Werken op het land, weinig rechten, veel plichten. Zo heeft mijn vader zijn gezin in leven gehouden. In leven, begrijp je. Zussen en broers, ik moet er zo´n acht hebben. Ik ken ze niet. Op mijn zestiende stiekem weggelopen, op zoek naar, tja, op zoek naar wat eigenlijk?`` Marcos denkt na en lacht. ´´Uh, op zoek naar een eigen bestaan dan maar? Stom. Maar ja, je bent jong, ziet de armoede om je heen en ook de rijkdom, van de baas. Je denkt, dat kan ik ook. Je denkt, ik ga weg, mijn vader lukt het niet, maar ik wel. Je denkt, zo wil en kan ik niet leven, zo mag mijn toekomst er niet uitzien. Maar ook ik moest werken op het land, ook ik verdiende niks, en moest om de haverklap naar een nieuwe baas zoeken.``
Hij stopt met praten. Tijd voor een hap vers brood en een slok koffie. Op straat begint een ander leven. Europese toeristen met camera´s en mooie kleren sloffen naar het centrum, rood van de zonnenbrand, op zoek naar winkeltjes, vol met prullaria van Bahia. Marcos kijkt een Duits stel na. Hij met dikke buik en Braziliaans shirtje dat te veel strak om zijn omvangrijke buik zit. Zij met lange blonde haren en helder blauwe ogen, hardop pratend, lachend, naar links en rechts speurend. Marcos concludeert: ´´Zie je die twee. Leuk hè? Die zijn rijk, hebben het goed. Twee weken in een duur hotel, gratis ontbijt en op steenworp afstand van het strand. Ik gun het hen van harte, ben niet jaloers.``
Ik krijg een vriendelijke stomp in mijn maag. ´´Jij moet je mond houden. Jij zei: mijn leven eindigt op een betonnen bank aan de zee. Jij moet je excuses aanbieden. Jij zei het zonder respect. Jij snapt het niet. Ik zal het uitleggen. Dat stel, uit Duitsland zei je? Waar ligt dat?`` Ik wijs naar de zee. Aan de andere kant van die zee Marcos, daar ligt Duitsland. ´´Mijn God, dat is ver weg. Goed dan. Jij geeft mij brood en koffie. Daar krijg je een levensles voor terug.``
Ik ga akkoord. Marcos: ´´Dat stel hè, is nog lang geen negentig jaar. Zijn ze gelukkig? Dat weet alleen God. Ik ben het wel. Ik woon in een dorp aan de zee in mijn land. De mensen zijn aardig voor me, stoppen me af en toe wat toe. Ik drink en steel niet. Soms ga ik naar de kerk. Ik woon niet alleen, ik woon samen met mijn twee vrienden, de zon en de zee. Wat wil je nog meer?``
De ogen van Marcos worden ineens vochtig, diens mooie lach is verdwenen. ´´Doe me één plezier, wil je? Als jij 87 jaar bent, zal ik er niet meer zijn. Op deze wereld dan. Ben je nog in goede conditie, denk terug aan deze ontmoeting. Aan die neger, met wie je samen hebt ontbeten. Die niets te winnen, niets te verliezen heeft. Die gelukkig is met wat hij heeft. Die samen met de zon en de zee leeft. Afgesproken?`` Ook ik krijg een brok in de keel, kan er niets aan doen en begin stilletjes te huilen. Marcos huilt met me mee. We omhelzen elkaar stevig en blijven zo zitten. Zwijgend, tranen de vrije loop. Dan wurmt Marcos zich los, wrijft zijn ogen droog en lacht hardop: ´´Hé, witte aap! Iets anders. Je bent lang niet zo sterk als ik, eerst maar zien of jij die 87 haalt. Ha! Heb je alles al betaald? Want ik wil terug naar de haven, mijn vrienden wachten. Ciao en nog bedankt hé.``

zaterdag 9 oktober 2010

Voetbalsupporter (59)

Eerst in het Nederlands. Wat is een supporter? Volgens het Nederlandse gezaghebbende woordenboek Van Dale is dat iemand die een sportclub aanmoedigt, een aanhanger. Oké. Nu het Portugees. Een supporter heet in Brazilië een ´torcedor`. Dat komt van het werkwoord ´torcer`. Volgens het Portugese gezaghebbende woordenboek Aurélio betekent dat werkwoord buigen, vervormen, draaien, dubbel vouwen. Figuurlijk betekent het met enthousiasme, gebaren en geschreeuw de favoriete (sport-)club aanmoedigen.
Interessant. Een supporter in Brazilië krijgt een andere lading mee dan in Nederland. Zij of hij is iemand die lijdt, die zich in bochten wringt, die het uitschreeuwt op de tribune. Doen Nederlandse supporters dat dan niet? Zijn ze niet zo fanatiek? Wel zeker, maar ze uiten zich meer ingetogen. Aan duidelijkheid niets te wensen over.
Andere vraag: wanneer ben je voetbalsupporter? Nu wordt het moeilijk en begint de verwarring. De meeste populaire clubs in Brazilië zijn Flamengo uit Rio de Janeiro en Corinthias uit São Paulo. Zeg maar Feyenoord uit Rotterdam en Ajax uit Amsterdam. Twee rivalen. Volgens het gezaghebbende Braziliaanse voetblad Lance! heeft Flamengo in eigen land 33.200.000 torcedores, Corinthias volgt met 25.800.000. Lance! heeft deze actuele cijfers gepubliceerd na landelijk onderzoek.
Prima. Maar het geeft geen antwoord op de vraag. Ik zit er al jaren mee, sinds ik in Brazilië woon. Waarom? Van 1974 tot en met 1999 ben ik actief supporter van Feyenoord geweest. Het aantal bezochte wedstrijden haalt de zeshonderd, verdeeld over vriendschappelijk in binnen- en buitenland, competitie thuis en uit, KNVB-beker thuis en uit, europees thuis en de allermooisten, europees uit. Voor de UEFA-Cup, de toenmalige Europa Cup II en Champions League onder meer naar Moskou, Albanië, Engeland, Portugal, Spanje en Slowakije. Koorts of niet, stekende rugpijn of niet, liefdesverdriet of niet, in de stromende regen, in de felle kou. Wedstrijd is wedstrijd, supporter is supporter, dus ernaar toe. Geen discussie.
Ik was in de jaren tachtig van de vorige eeuw eindredacteur van het ter ziele gegane regionale dagblad Brabants Nieuwsblad in Roosendaal. Mijn chef Kees was ook Feyenoorder, zei die. Dat gedweep met mijn club, ik werd er misselijk van. Hij ging nooit. Ja, maar vroeger wel. Ik noemde hem geen supporter, maar een sympathisant. Want nogmaals, supporter? Oké, op welk vak zie ik je komende zondag in de Kuip en hoe laat? En heb je al een los kaartje voor de eerste Champions League-wedstrijd uit tegen Juventus in Italië? Hoe reis jij naar Turijn, waar zie ik je? Het waren stopzinnen als iemand zich kenbaar maakte als mede-supporter. Antwoord negatief, oordeel volgde onmiddellijk: namaaksupporter!
Op 27 november 2003 zeg ik Feyenoord vaarwel en emigreer naar Brazilië. De langste en innigste relatie in mijn leven houdt op te bestaan. Maar het roodwitte voetbalbloed blijft door de aderen stromen. Op zoek naar een cluppie in het nieuwe vaderland. Natuurlijk, het is suggoraat, tweede of, zoals u wilt, derde keus. Eerste voorzichtige stappen in Brazilië in Rio de Janeiro. Keus valt op Flamengo, de volksclub van Brazilië. Daarna settelen in Goiãnia, het midden van het land. Daar is Goiás de club in de Serie A, de Braziliaanse eredivisie.
Naar thuiswedstrijden in het gemeentelijke en oerlelijke stadion Serra Dourada in Goiãnia. Het aantal toeschouwers valt tegen, het fanatisme niet. Die schitterende enorme vlag, die makkelijk drie vakken beslaat en boven de hoofden van supporters op het staanvak van de harde kern wordt uitgerold als de wedstrijd op het punt staat te beginnen. Ik heb eronder gestaan, en met mijn handen meegeholpen de vlag uit te rollen. Kippenvel. De beker gaat evenwel naar die oudere supporter van ongeveer vijftig jaar, in hetzelfde stadion. De kleur van Goiás is groen. De man was dan ook helemaal in groene clubkleuren gehuld. Met op zijn rechterschouder een kleine levende papagaai. Een groene!
Goiás is geen lang leven beschoren. Een vriend wijst me op de grote rivaal van Goiás in Goiãnia. Het is Vila Nova, dat voetbalt in Serie B, de Braziliaanse tegenhanger van de Nederlandse Jupiler League (dat woord al). Als de Braziliaanse (landelijke) voetbalcompetities in december zijn afgelopen, beginnen in februari het jaar erop de diverse staatskampioenschappen in het land. Die werkt Vila Nova niet af in Serra Dourada, maar in het eigen kleine stadion, vlakbij een groot busstation. De bezoekerscapaciteit is zevenduizend.
Eens op bezoek. Liefde op het eerste gezicht. Wat een supporters. Een grote live band, met trommels, ook die grote vlag. Achter de goal bij de fanatieke aanhang. Wat een beleving. Vila Nova lijkt een beetje op Feyenoord. Een club die ook vreselijke resultaten boekt, staat nu net boven de degradatiezone, maar met hondstrouwe supporters. Ze gaan altijd. Een tekst op een groot spandoek, dat iedere wedstrijd aan de hekken rondom het veld wordt bevestigd, laat geen misverstand bestaan. ´Wie van Vila houdt, gaat naar de wedstrijd`. Zo moet het. Vila speelt ook nog eens in het rood en het wit, net als Feyenoord.
De rivaliteit tussen Vila Nova en Goiás is enorm. Als ze tegen elkaar moeten spelen tijdens het staatskampioenschap, gebeurt het in Serra Dourada. Helaas een enorme politiemacht op de been. Helaas is ook supportersgeweld in Brazilië doorgedrongen. Maar het zijn de wedstrijden van het jaar. Twee, eentje thuis, eentje uit. Nou ja, ze zijn alle twee in hetzelfde stadion. Eén kant van Serra Dourada kleurt groen, één kant rood. Vuurwerk, rood én groen. Zingen tegen elkaar op. Trommelen, negentig minuten lang, luid. Hoezo rivaliteit? De directie van Goiás heeft de verplichte brandblussers in het eigen complex onlangs opnieuw geverfd. Die waren rood. Dat kon dus niet, dat moest groen worden.
Terug naar het dilemma. Wanneer ben je nou supporter? Neem de tientallen miljoenen aanhangers van Flamengo in heel Brazilië. Het is waar, van noord tot zuid, van oost tot west, waar je gaat of staat, altijd ontmoet je iemand in het zo bekende roodzwarte Flamengoshirt. Het is bekender dan het gele shirt van het Braziliaanse nationale elftal. Bizar. Twintig clubs spelen in de Serie A. Negentien uitwedstrijden. Altijd volle bak, als de volksclub uit Rio de Janeiro in den lande speelt. Ook in Goiãnia. Goiás speelt in eigen huis immer een uitwedstrijd. Geen dilemma.
Maar dat cijfer dan? Meer dan dertig miljoen supporters. Ik kan moeilijk mijn oude stokpaardjes van stal halen. Mensen in uithoeken van Brazilië wonen veel te ver weg van een wedstrijd van Flamengo. Ernaar toe reizen? Nee, dat kost te veel geld en de tijd ontbreekt. Ze luisteren thuis met voetbalshirt aan naar een oude gammele transistorradio of kijken naar de verrichtingen van hun club op televisie. Supporters?
Zoals overal in televisiewereld, wint ook in Brazilië kabeltv aan populariteit. Weer helaas, voetbal blijft het mooiste daar waar het wordt gespeeld, in het stadion. Eigenaren van bars boren een nieuwe inkomstenbron aan. Zij abonneren zich op Sport-tv, zetten extra televisies en een scherm neer en dan hoeven supporters van Goiás, Vila Nova en Flamengo in Goiãnia niet meer naar het stadion. Ze zitten aan een tafeltje met potten bier en kijken dichtbij huis op televisie of groot scherm naar hun club. Ik zit er ook weleens, heb mijn favoriete bar, in een wijk verderop. Tot mijn grote verbazing is het volop feest. De mensen dragen voetbalshirts en er wordt geleden, dubbel gevouwen en geschreeuwd. Een stadion in het klein. Supporters?
Na een eerste beleefde woordenwisseling bij een nieuwe kennismaking, volgt in negentig procent deze vraag: voor wie ben jij? Dan noem jij je favoriete voetbalclub en zij of hij de hare of de zijne. Dan een omhelzing of een discussie. Brazilianen hebben vaak twee voorkeuren: een plaatselijke favoriet en een bekende landelijke club. Vila Nova en Corinthias bijvoorbeeld, is een veel gehoorde combinatie. Goiás en Palmeiras, de laatste club speelt ook in Serie A en komt uit São Paulo, een andere. De kleuren van beide clubs zijn groen, vandaar. Huh? Twee clubs? Je hebt maar één moeder, zei ik altijd, je hebt maar één club. Supporters?
Zucht. Het dilemma is niet op te lossen. Ik denk dat ik voor de gemoedsrust maar met twee maten ga meten. Het is wellicht laf, ik erken het. Maar hoe kan ik een oude geëmotioneerde man in Flamengoshirt, die in een smerig en onooglijk barretje in het Braziliaanse binnenland voor een oude televisie een wedstrijd van zijn club volgt, een namaaksupporter noemen?
Het is een hete zondagmiddag in Brumado in de staat Bahia, ik zit naast hem, in mijn eigen Flamengoshirt. Het is Flamengo-Fluminense, kortweg Fla-Flu, een klassieker in de Serie A tussen twee rivalen uit Rio de Janeiro. Sparta-Feyenoord, maar dan heel wat graadjes erger. Flamengo neemt in de eerste helft een verdiende voorsprong en ik krijg terstond een bijtzoen in mijn linkerwang. Bijtzoen ja. Want tanden heeft de man niet meer, maar wel een nieuw en slecht passend kunstgebit. De uiteindelijke winst van onze club zal na het eindsignaal die zondag nog weken mijn wang opsieren.
Genoeg gedraai. De hoge woorden moeten er uit. Ik zal de Brazilianen op hun merites beoordelen en met respect. Maar ome Kees, mijn oude chef van mijn oude krantje en een scheet van een vent, krijgt om de drommel geen genade. Die blijft een namaaksupporter. Een sympathisant. Waarvan acte.

donderdag 7 oktober 2010

Jeugdprostitutie (58)

´´Veel van deze kinderen zijn thuis het slachtoffer van seksueel misbruik. Ze maken deel uit straatarme gezinnen, wonen in afgelegen buurten en gaan niet of amper naar school. Wij doen lang niet genoeg aan het voorkomen van seksuele uitbuiting van deze kinderen en pubers.`` Voorzitter Edson Lucas Vieira van de Raad voor Rechten van het Kind in de staat Goiás windt er geen doekjes om. Hij reageert op een onderzoek van de Federale Politie. Het onderzoek is klip en klaar: de staat Goiás kent 117 punten waar kinderen en pubers zich prostitueren. Dat zijn er 26 meer dan vorig jaar. Daarmee komt Goiás op een landelijke vijfde plek. Brazilië telt in totaal maar liefst 1820 ontmoetingsplekken voor jeugdprostitutie, 67,5 procent ervan ligt in het buitengebied. En buitengebied in Brazilië is enorm uitgestrekt en enorm duister.
Ana Elisa Martins is chef van het Politiebureau voor Bescherming van het Kind in Aparecida de Goiãnia. Deze tweede stad in grootte van Goiás is tegen de hoofstad Goiãnia aangeplakt. ´´Wij kennen de plekken, wij weten wat er gebeurt, maar we slagen er niet in om arrestaties te verrichten. We krijgen anonieme meldingen, maar als we aankomen, zijn de vogels gevlogen.`` Ze liegt niet. De criminele pooiers die de kinderen en pubers seksueel uitbuiten, zijn slim. Ze kiezen telkens een andere plek uit.
Hoe werkt het? Brazilië kent tienduizenden kilometers (snel)wegen tussen de grote steden. Logisch, de afstanden van het uiterste noorden tot het uiterste zuiden en van het uiterste westen naar het uiterste oosten zijn nagenoeg gelijk: ruim vierduizend kilometer. De wegen worden 24 uur per dag bereden. Door vrachtwagens, bussen, personenauto´s. Het is belangrijk om voor een lange reis de eigen auto goed na te kijken. Banden, water, olie, benzine, alles. Vergeet vooral een reserveband niet. Want tientallen kilometers door uitgestrekt niemandsland is normaal. Daar is geen benzinestation, geen hulppost van politie, helemaal niets. In bergachtige streken kan zelfs de mobiele telefoon uitvallen of haperen.
Buurtschappen in dat uitgestrekte niemandsland zijn er genoeg. Daar wonen mensen die werken op het platteland, in loondienst van rijke boeren. Al te vaak is er geen werk, omdat er te veel regen is of omdat er geen zon schijnt. Of omdat de boeren niemand meer nodig hebben. Het is heel hard werken voor een dunne boterham, zonder beleg. Armoede, en die werkt helaas de kinderprostitutie ook in de hand.
Criminelen ronselen veelal jonge meisjes in deze buurten. Ze worden op speciale plekken gezet, ver weg van de bewoonde wereld. Bij een benzinestation, een barretje, een autobedrijfje. Uitleg: benzinestations in Brazilië en vooral die buiten de steden zijn niet met Nederlandse benzinestations te vergelijken. Ze hebben grote parkeerterreinen, voor vrachtwagens en bussen. Vrachtwagenchauffeurs overnachten er, op doorreis van bijvoorbeeld noord naar zuid. Aan alles is gedacht: douches, mecaniciëns, een groot restaurant, servicepunten. Verkoop van alcohol is in principe verboden, maar een groot aantal verkoopt prullaria van de streek en vaak ook de plaatselijke cachaça, de Braziliaanse variant van jenever. Of toch gewoon bier in blik en borrels.
De grote benzinestations zijn 24 uur per dag open, maar de meesten zijn ´s nachts dicht. Dan is het parkeerterrein amper verlicht, er staan tientallen vrachtwagens, de chauffeurs slapen in de cabine. Of niet. Dan hebben ze seks met prostituees, die precies weten op welke parkeerplaatsen ze moeten zijn. Dat weten de criminelen natuurlijk ook, en daar worden dertien-, veertien- en vijftienjarige meisjes naartoe gebracht. Of jonger. Een bezorgd mens kan bellen naar de politie. Genoeg openbare telefoons. Maar voordat die ter plekke is, als ze al komt, is het weer daglicht en zijn de kinderhoertjes verdwenen. Het is de harde en wrede realiteit van alle dag, van alle nacht.
Autoriteiten hebben zeker een mening en plannen. Ze vinden dat politie en maatschappelijk werk het platteland op moet. Intensief contact zoeken met families en praten over gevaren van kinderprostitutie. En de schade voor het kind. Voorkomen dat pubers in handen raken van de pooiers. In de vele landelijke en regionale Braziliaanse kranten, op televisie en internet melding van de nieuwe cijfers over jeugdprostitutie in het land.
Bovengenoemde cijfers over Goiás zijn te lezen in de regionale krant O Popular. Goede berichtgeving, goed onderbouwd, cijfers deugen en goed geïnterpreteerd. Uitleg en analyses over achtergronden van de kinderhoertjes, politie en hulpverlening aan het woord. Journalistiek zoals het hoort. Maar over de afnemers van de koopwaar, om het even cru uit te duiden, geen woord.
Een van internetsites heeft het over ´de macho-cultuur in Brazilië, waardoor vele mannen de vrouwen louter zien als objecten van (seks)plezier en in die gedachte maken zij geen onderscheid in een volwassene, een puber of een kind.` Maar deze absoluut terechte redenering wordt als uitleg gegeven over waarom families hun kinderen in handen geven van criminelen of zelf seksueel uitbuiten. Zijn het dan niet diezelfde macho´s die gebruikmaken van de diensten van de kinderhoertjes?
In O Popular is toename van seksueel misbruik van kinderen het belangrijkste bericht op de voorpagina op donderdag 7 oktober 2010. Grote koppen. Met op pagina 2 een vervolg, bijna driekwart pagina. Maar waar gaan de commentaren in dezelfde krant over? Op pagina 8, de opiniepagina? Over een baby die sterft in een staatsziekenhuis; dokters staken, willen meer salaris. Het uitblijven van medisch ingrijpen bleek het kindje fataal. ´Hoeveel meer moeten er nog sterven?`, vraagt journaliste Carla Borges zich af. Pittig geschreven, het onderwerp is zeker een commentaar waardig.
Het hoofdredactionele en belangrijkste commentaar van de dag dan. Dat gaat over troep op straat. Dat de vuilnisbakjes worden volgepropt met huisvuil. Dat campagnes nodig zijn om de mensen erop te wijzen en op te voeden om geen plastic zakjes en andere troep, zoals bouwafval, meer zomaar op straat te plempen. ´Campagnes educatives` is er te lezen. ´Educatieve campagnes` dus. Zijn ze noodzaak voor schonere straten? Het is inderdaad abnormaal wat Brazilianen zoal weggooien op de publieke weg, tot aan liters overgebleven verf toe. Zonder schaamte.
Toch. Geachte hoofdredactie, laat die straten lekker vervuilen. Laat de mensen dat stinkende huisvuil maar proppen in die veel te kleine gemeentelijke vuilnisbakken. Is het niet een beetje belangrijker om die voor u zo noodzakelijke ´opvoedende campagnes` te beginnen op een heel ander gebied. Een gebied, waar het meer stinkt, waar vervuiling indringender is en zwaarder weegt. In sommige staten van Brazilië stijgt de ´kinderprostitutie-markt` met dertig procent. Dat is niet zomaar. Waar blijft uw commentaar daarover? Zeker, geachte hoofdredactie, er is lef voor nodig. U moet schoppen tegen het heilige Braziliaanse machohuisje. Dat zullen (mannelijke) lezers u niet in dank afnemen. U moet uw krant wel blijven verkopen, niet? Maar doodzwijgen lijkt op acceptatie. En dat is, om in machotermen te blijven, veel vuiler.

woensdag 6 oktober 2010

Bijrijder (57)

Het loopt tegen elven, deze dinsdagochtend in oktober, en de warme lunch krijgt vorm. Stoofpotje van tunucaré zal het zijn, oftewel een heerlijke riviervis. Vriendin weet als geen ander hoe dat klaar te maken. Op het laatste moment naar de super toe. Want vriendin heeft paprika en aardappelen nodig en dat merkt ze natuurlijk pas als ze gaat koken, en niet ervoor. Niets aan de hand, maar wel op de fiets.
In de supermarkt wat kletsen bij de slager, waar de aardappelen moeten worden afgewogen. Een oudere man vraagt raad over het beste vlees voor ook een stoofpot. Hij kan niet kiezen. Volgt een geanimeerd gesprek tussen slager, oude man en ondergetekende. Duurt even. Niks aan de hand, maar wel honger.
Naar huis, vriendin wacht. Op het moment dat de gemarineerde vis de pan in gaat, rinkelt de telefoon. Claudinei Soares Borges aan de lijn. Die heb ik de afgelopen zondag op een verjaardagsfeestje voor de eerste keer ontmoet. ´´Ik moet auto´s afleveren in Brasilia. Ga je mee?`` De 33-jarige chauffeur van een middelgrote takelwagen is sympathiek en het klikt tussen ons. Nou ja, uh, nou ja. Ik kijk met hulpbehoevende ogen naar vriendin. ´´Ga maar, je houdt toch van reizen.`` Dat laat ik me niet twee keer zeggen. Die stoofpot en die honger lossen we later wel op. Douchen en lopen naar ontmoetingspunt, aan het einde van mijn straat. Te snel, want pas na drie kwartier rijdt een takelwagen met twee tamelijke autowrakken de straat in. De wrakken gaan naar particuliere kopers, die de wagens laten opknappen en weer gebruiken. Ik klim de cabine in.
Het wordt een fascinerende rit. De Braziliaanse hoofdstad Brasilia ligt op ruim tweehonderd kilometer van mijn woonplaats Goiãnia. Dat is om de hoek voor de Brazilianen. Eenmaal Goiãnia uit, gaat de weg omhoog en omlaag. Dat levert vergezichten op. Veel groen, indrukwekkende landschappen, met hier en daar een enorme boerderij. Het platteland van de staat Goiás ten voeten uit. Ramen open voor een frisse wind, het is heet. De natuur geurt. Radio aan, de zender met onafgebroken sertaneja. Het is de fameuze countrymuziek in Goiás, bijna altijd gezongen door duo´s. De mensen kunnen er geen genoeg van krijgen. Deze keer is het verre van vervelend, het past perfect bij het plaatje buiten. Chauffeur en bijrijder zingen de evergreens hard mee.
We passeren een negorij. De weg wordt smaller. Verkopers van sinaasappelen en ander fruit aan weerszijden van de druk bereden weg. Het is een bekend fenomeen in heel Brazilië, verkopers langs (snel)wegen. Het is nu en dan absoluut onverantwoord. Even de macht over het stuur van een grote truck kwijtraken en een bosje verkopers is verleden tijd. Maar het is ook een mooi tafereel, die schreeuwende verkopers geven sjeu en leven aan de rit.
Claudinei vraagt of ik water voor hem kan inschenken. Een grote plastic kan en een kleine kop. Niets aan de hand, maar wel een natte broek. Want ik ben onhandig geboren en zal onhandig sterven. We rijden de eerste buitenwijken van Brasilia binnen. Nou ja wijken, het zijn dorpen op zich. Hier wonen de arbeiders, die in de hoofdstad de mooie lanen schoonmaken, koken in de dure restaurants, serveren in de sjieke bars, wassen en afwassen in de vijfsterren-hotels.
Over die hoofdstad. De zeer geliefde president Juscelino Kubitschek kreeg het voor elkaar om in drie jaar en drie maanden in de ´middle of nowhere` Brasilia op de kaart te zetten. Het was zijn prestige-object, een nieuwe hoofstad in het geografische midden van het land. Brasilia werd 21 april 1960 gekroond, Rio de Janeiro onttroond. Brazilië was bijna door al zijn financiële reserves heen, maar het mocht de pret niet drukken. Een moderne stad verrees met moderne architectuur. Toeristisch nog steeds een attractie: de overheidsgebouwen, het paleis, de brede lanen, het enorme kunstmatige meer.
Ik ken Brasilia redelijk. Moet er heen, omdat de ambassades er zijn en het is voor Goiãnia de dichtstbijzijnde plek voor onder meer het verlengen van mijn Nederlandse paspoort. Het is een vreselijke stad, met onophoudelijk volle wegen. Een stad zonder hart ook. Een werk- en ambtenarenstad, het driedelige pak domineert het straatbeeld. Het heeft niets met Brazilië te maken, het rent en vliegt, het voelt kil aan.
Over die buitenwijken. Ik ken ze niet, het is de eerste kennismaking. Ik herinner me een televisiereportage over zo´n buurt, niet zo gek lang geleden. Geen asfalt, geen waterleiding, geen gezondheidscentrum voor honderden mensen. Het is er pure ellende, het is een pure schande. De mensen daar werken voor weinig geld in de zo geprezen hoofdstad. Maar de deelregering van het Federale District, waar Brasilia en de buitenwijken liggen, doet niets. Sorry, toch wel. Het zorgt prima voor de hoofdstad, waar asfalt op een blinkend zwart tapijt lijkt, en laat de perifirie aan haar lot over.
Ik weet niet wat ik zie. Nauwe en vieze straten, een gekrioel van mensen. Lelijke graffiti ´siert` gebouwen. Veel mensen met donkere huidskleur. Dit is Brazilië wél, maar het stemt triest. Kleine bussen propvol met arbeiders op weg naar de hoofstad, het verkeer kruipt over straat. We rijden een grote parkeerplaats op, daar heeft Claudinei afgesproken met een koper van een van de wrakken. Wachten en vervolgens achter die koper aanrijden. Het gemoed van mijn chauffeur wordt er met de minuut niet beter op. Kleine straat, moeizaam laveren en een gedoe om het wrak in de garage te krijgen.
Volgende adres. Andere buurt, vol met bedrijfjes die gebruikte auto´s oplappen. Drie straten met wrakken, rechts, links en dwars geparkeerd. Claudinei raakt geïrriteerd en met recht. Waar is die koper nou? Waarom niet gelijk bij hem thuis afspreken en afleveren. Nee, weer eerst naar een ontmoetingspunt. Ik vraag niet waarom, ik wil het niet weten.
Het onvermijdelijke gebeurt. Het tweede afleveradres is ook een autobedrijfje en ligt aan de doorgaande weg van de wijk. Claudinei begint te schelden. Hij kan zijn takelwagen nauwelijks kwijt. Is hij eindelijk bij de ingang van het bedrijfje, moet hij ineens achteruit. Een auto stopt voor hem. De automobilist wijst Claudinei erop dat hij met zijn wagen de poort van diens huis blokkeert. En de automobilist wil naar binnen. Zonder goed te kijken in het spiegeltje zet Claudinei de takelwagen in zijn achteruit. Boem, hij raakt een achterligger. Het is een gloednieuwe wagen waarin twee jongens zitten. Rechterkoplamp in diggelen en motorkap zwaar beschadigd.
Een typisch Braziliaans ritueel begint. De beschadigde auto is niet verzekerd tegen ongevallen. De twee jongens willen baar geld van Claudinei en zeggen haast te hebben. Zij weten, officieel afhandelen en dus wachten op politie, is een eindeloos drama. Het wordt daarom vaker op een akkoordje gegooid. Claudinei schrikt en belt zijn baas. Die wast dit varkentje vaker en zegt tegen zijn werknemer dat ze maar naar het politiebureau moeten gaan om daar een soort schadeformulier in te vullen. Dat vinden de twee jongens niet leuk, maar er zit niks anders op. Baas betaalt geen cent.
In het politiebureau ondertekenen Claudinei en twee jongens een standaardformulier, waarop onder meer adressen, telefoonnummers en namen staan. In een paar minuten staat Claudinei weer buiten. Zijn humeur klaart zienderogen op. ´´Gaan we?`` En nu? ´´En nu gebeurt er niks``, legt Claudinei uit, ´´het formulier gaat een la in en het kan maanden duren voordat mijn baas er iets van hoort. Wellicht ben ik niet eens schuldig, zaten die lui te kort op me. De kans is groot dat de baas er nooit meer iets van hoort en dan kunnen die jongens fluiten naar hun centen.``
Het begint donker te worden, we zijn de twee wrakken kwijt, maar moeten een derde ophalen in Brasilia en terugbrengen naar Goiãnia. Naar een grote Forddealer. Achter de winkel een absurd groot terrein met honderden gebruikte en beschadigde wagens. Het autowrak van Claudenei is snel gevonden. Maar hij moet de wagen aan een inspectie onderwerpen en op een formulier aangeven wat er nog wel en niet meer in zit. Niets aan de hand, maar mijn maag krijgt heimwee naar een visstoofschotel.
Na een uurtje al klaar, op huis aan. Het zit erop. Nee, niet. Want de takelwagen heeft plek voor twee wagens en Claudinei heeft dus één plek over. Waarom hij daar zo blij mee is, wordt duidelijk als we eenmaal Brasilia uit zijn en op de snelweg naar Goiãnia rijden. In het pikkedonker, want hier en daar ontbreekt verlichting, met dien verstande, meer hier dan daar. Voornamelijk grote vrachtwagens en bussen racen over de immer glooiende tweebaansweg door de nacht.
Een personenauto staat in de berm, met knipperend groot licht. ´´Mogelijk een klantje``, grijnst Claudinei. Hij stopt de takelwagen, rijdt achteruit. Voorzichtig dit keer. Weer twee jonge jongens. Handje helpen? Waarheen? Dat is dichtbij. Claudinei is de beroerdste niet, takelt de auto op en brengt het vehikel en inzittenden tien kilometer verderop. Hij rekent niks, te dichtbij, maar krijgt een biljet van twintig reais toegestopt. ´´Dit zijn mooie zaken, want de baas weet van niks, het zal hem ook een biet wezen en het geld dat ik hiermee verdien, is helemaal voor mij. Het gebeurt met de regelmaat van de klok dat auto´s stilvallen op deze weg en wie komt er langs? Ik.``
Het is dan wel een welkom extraatje op zijn niet hoge maandsalaris, maar deze acties vreten tijd. Claudinei gaapt verveeld als hij het gaspedaal van zijn truck weer eens intrapt. Het is ver over middernacht, in de verte doemen de lichten van Goiãnia op. Een mooi schouwspel. ´´Weet je``, zegt hij ernstig, ´´ik hou van dit werk, ik hou van de weg. Ik hou van mensen, ik ken de mensen. Dan weer hierheen, dan weer daarheen. Het is de vrijheid. Zon, regen of wind, het maakt niets uit. Dit is mijn leven.`` Ik knik en zwijg. Ik ben bekaf. Dertien uren op het asfalt, van hot naar her, geen saaie minuut en slechts één keer aan die visschotel gedacht. Dat kan slechter, niks aan de hand dus.

zondag 3 oktober 2010

Het verloop (56)

Brazilië staat vandaag tot zes uur ´s avonds droog. Dat schrijft de wet voor. Het is zondag 3 oktober 2010, verkiezingsdag . Geen verkoop van alcohol en het is ook verboden om een pilsje of een borrel in het openbaar te drinken. Wie het toch aan haar of zijn laars lapt, kan zo voor zes maanden de cel in. En de tent waar alcoholhoudende drank wordt verkocht, gaat zonder pardon dicht. Verder geen campagne meer voeren en dat betekent, folders, vlaggen en shirts van kandidaten thuislaten. De mooiste is het verbod op aanbieden van gratis maaltijden en vervoer aan kiezers van huis naar stemlokaal en terug. Tot twee maanden het gevang in en een forse boete.
Brazilië wil alle schijn van fraude vermijden. Maar Brazilianen lappen de maatregelen massaal aan de laars. Stemmen zijn al lang gekocht. Restaurants en bars zijn dicht, supermarkten halen het bier uit de schappen, maar alcohol wordt toch verkocht en op straat opgedronken. Of op de vele mooie stranden in de staat Bahia. Europese en Amerikaanse toeristen daar hebben niets van doen met Braziliaanse verkiezingen. Zij willen zon en bier, de houders van strandtenten willen geld en verkopen dus zon én bier. Niemand maakt er een probleem van.
Het is bijna negen uur in de ochtend. In Rio de Janeiro regent het. Dat vinden Brazilianen niet leuk, maar ze moeten toch naar dat stemlokaal toe. Stemmen is verplicht in Brazilië. In mijn stad Goiãnia breekt de zon door, een meevaller na een natte nacht. Televisie aan, regionaal nieuws: zeven personen opgepakt met een ton aan propraganda-materiaal in Goiãnia. Dat is een hoop. Ze waren het materiaal aan het verspreiden en riskeren zeven tot twaalf maanden cel. Nog een politiebericht, landelijk nieuws: in Rio de Janeiro zijn even na negenen honderd mensen naar het bureau gebracht wegens het voeren van campagne bij diverse stemlokalen.
Het is twaalf uur, de eerste drie uur zitten er op. Als tussengerecht een prijskaartje. Brazilië geeft aan het voorbereiden en houden van deze verkiezingen 480 miljoen reais uit. Dat is zo´n 200 miljoen euro. Omgerekend slechts 3,56 reais per stemplichtige, ongeveer evenveel als vier jaar geleden. Dat valt mee, gezien de grootte van het land. Brazilië telt precies 135.804.433 kiezers, verdeeld over 5.567 gemeenten. Bent u weer bij.
Na het middaguur naar een stemlokaal in een lagere school in mijn wijk. Drie straten verderop. Het is druk bij de school. Groepjes keuvelende mensen, ontspannen politiemensen houden toezicht. Verkopers van stukjes gebraden vlees, frisdrank en zoetwaren doen goede zaken. Het is op zijn Hollands gezegd, gezellig. Verkiezingscampagnes mogen dan een circus zijn, stemmen lijkt er ook op. Niemand spreekt hardop over de verplichte gang naar het stemlokaal. Het moet, laten we er dan maar een feestje van maken.
In de school zijn diverse stemlokalen ingericht, voor ieder lokaal lange rijen. Niemand maakt zich druk, het is geduldig wachten op haar en zijn beurt. De mensen komen uit dezelfde buurt, iedereen kent iedereen, mooie gelegenheid om bij te praten met de overbuur, die een tijdje uit zicht was. Ik loop een maatje tegen het lijf. Hij loopt een beetje verloren rond in de gangen van de school. Rode ogen. ´´Mijn vader is vannacht overleden, ik ga weg, ga niet meer wachten en ga ook niet meer stemmen``, legt hij huilend uit. We praten even, ik omhels hem en wens hem sterkte. Het leven gaat door en ook de dood wacht niet op verkiezingsdag. Mijn mobiele telefoon piept. Een prettige mededeling, een uitnodiging voor een verjaardag. Geroosterd vlees met bier staan op het menu. En felle discussies over plaatselijke en regionale kandidaten. Iedereen zegt zonder omwegen op wie hij stemt en waarom. Geen geheimzinnig gedoe, zoals in Nederland. De televisie vult de uren zonder uitslagen met oeverloze prognoses en politieke beschouwingen. Veel bla bla, het feestje is interessanter. Wel fraaie beelden van het afleveren van een stemcomputer in het Amazonegebied. Op een platte boot gaat de computer het oerwoud in. Ook indianen gaan stemmen.
De avond valt, het wordt donker, de spanning stijgt. Het feestje loopt af, naar huis en voor de televisie. In de polls moet Dilma Rousseff in de eerste ronde zeker vijftig procent kunnen halen. Ik ben er zeker van. Eitje. De uitslagen komen door, het gaat snel. Ik kom van een koude kermis thuis. Marina Silva, een derde kandidate voor het presidentschap, snoept stemmen van Dilma Rousseff af. Veel en dat is absoluut onverwacht. In peilingen zit ze op ongeveer twaalf procent. Maar Silva haalt ruim negentien procent! Rousseff blijft daardoor steken op 46,79 procent (47.262.695 stemmen) en haar naaste rivaal José Serra op 32,66 procent (32.995.765 stemmen). Oeps, dat is een tegenvaller voor Rousseff, die door de populaire aftredende president Lula stevig in het zadel is geworpen. Serra is niet kinderachtig en dankt in een officiële persconferentie zijn opponente.
Een tweede ronde is noodzaak, niet op maandag 15 november, zoals ik eerder schreef, maar op zondag 31 oktober. Dan gaat het tussen Serra en Rousseff. De spanning gaat toenemen, het is niet meer zo zeker dat Brazilië voor het eerst een vrouwelijke president krijgt. Een belangrijke rol is weggelegd voor de uitgeschakelde Marina Silva. Wat gaat ze doen? Voor wie spreekt ze zich uit? Die negentien procenten van haar worden niet allemaal blanco stemmen op 31 oktober. Ze gaat zich beraden, zegt ze, samen met haar achterban.
Silva kan erg zwarte roet in het eten van Rousseff gooien. Veel geloof in alsnog winst voor Serra leeft niet in Brazilië. Buiten het eigen kamp van de mannelijke tegenkandidaat uit São Paulo natuurlijk. Maar zou Silva in het openbaar Serra steun verklaren, dan zou hij alsnog nipt van Rousseff van kunnen winnen. De nieuwe campagnes van Rousseff en Dilma en het besluit van Silva worden de komende weken beslissend.
Humorist Francisco Everaldo Oliveira Silva, beter bekend als ´Clown Tiririca`, hoeft in ieder geval geen campagne meer te voeren. Hij is gekozen in het Braziliaanse Nationale Congres (te vergelijken met Tweede Kamer in Nederland), als afgevaardigde van de staat São Paulo. Met maar liefst 1.353.367 stemmen. Daarmee pakt hij de tweede plaats op de lijst van kandidaten met de meeste stemmen in het hele land. Bizar succes voor de clown, die voor de grap aan de verkiezingen meedeed en een pluche zetel wint in de hoofdstad Brasilia. Drie zelfs voor zijn partij, vanwege het grote aantal stemmen. Hij dankt alle kiezers hartelijk. Wat hij in Brasilia gaat doen? ´´Ik zou niet weten wat, in ieder geval goed voor mijn familie zorgen.`` Duidelijke taal. Op Twitter is de clown een ´hot item`. Voor of tegen, geen middenweg. Een schande, zegt de één, geweldig, vindt de ander.
Wat niét geweldig is, is dat een andere clown ook is gekozen in het Nationale Congres. Een kleine clown, afkomstig uit Rio de Janeiro. Zijn naam? Romário da Souza Faria. Met 146.859 stemmen. Is het de ex-voetballer van het Braziliaanse elftal en PSV toch gelukt. Romário is een pedant mannetje met een grote mond. Die praat hij maar al te graag voorbij.
De afkeer van hem is echter puur persoonlijk, niet ontbeend van vooroordeel en volstrekt begrijpelijk. Als fervent Feyenoordsupporter heb ik een kwart eeuw honderden wedstrijden van mijn cluppie bezocht. Ook die op 3 maart 1991, een zonnige zondagnamiddag in het Eindhovense Philips Stadion. PSV-Feyenoord 6-0, met vier doelpunten van Romário. Arme keeper en aardig mens Ed de Goey van de Rotterdame club. Onnavolgbaar was hij toen, de Braziliaanse clown, onnavolgbaar is hij nu niet meer. Want het spel in het Braziliaanse congres is heel wat anders dan het spel op de groene grasmat. Dat beseft Romário niet. Nog niet.

zaterdag 2 oktober 2010

Verkiezingen (55)

Het is zaterdag 2 oktober 2010, dé dag ervoor. Morgen gaat Brazilië na vier jaar weer stemmen. Het kan vanaf acht uur ´s ochtends tot vijf uur ´s middags. En massaal, want het is verplicht in het land. Van de 194 miljoen inwoners moeten er zo´n 135 miljoen kiezen. Niet alleen een nieuwe president, maar ook federale en staatsafgevaardigden. Vijf in totaal, iedere staat heeft haar eigen kandidaten. Met in begrip van twee senatoren, één meer dan vier jaar geleden.
Vaak zijn twee rondes nodig voordat een uiteindelijke winnaar uit de bus komt. Dat geldt niet voor alle posten, maar wel voor onder meer de president en burgemeesters. Sleept de winnende presidentskandidaat morgen niet meer dan vijftig procent van de stemmen in de wacht, dan volgt een nieuwe verkiezing tussen hem en nummer twee op de lijst. De eerste ronde wordt altijd op de eerste zondag in oktober gehouden. Een tweede ronde is gepland op maandag 15 november, een nationale feestdag in Brazilië, herdenking van het uitroepen van de republiek in 1889.
Bent u er nog? Fijn. Alle kandidaten hebben nummers. De kiezer moeten die één voor één indrukken op de stemcomputer. Hij heeft de keuze om ´blanco` of ´een nul` te stemmen, daar zijn speciale knoppen voor. Blanco stemmen tellen en worden via een bepaalde sleutel verdeeld over de kandidaten, de nullen niet. Waar in Nederland weer met het rode potlood wordt gestemd, houdt Brazilië het op computers. Die zijn de afgelopen dagen netjes gecontroleerd en de Militaire Politie levert ze zaterdagavond laat of zondagochtend heel vroeg af bij de ontelbare stemlokaals in het land. Dat zijn heel vaak scholen, net als in Nederland.
De kandidaten zijn allen lid van de verschillende politieke partijen in het land. Er zijn zo´n twintig groten, zoals de Arbeiderspartij (PT), Communistische Partij (PCB) en de Groene Partij (PV). De partijen hebben hun kandidaten netjes over de staat ´verdeeld`. Voorbeeld: Goiãnia is de hoofstad van de staat Goiás. Verreweg de grootste stad in deze staat, met 1,2 miljoen inwoners. De kandidaten van de stad zijn weer anderen dan die in de uithoeken van Goiás. Politiek dicht bij huis, is de redenatie, de kiezers kennen de kandidaten, die op hun beurt alleen campagne in eigen regio of stad voeren.
Het blijft nog even saai. Maar toch. Om een idee te geven hoe het werkt in een land dat bijna zo groot is als heel Europa. Neem de verkiezing voor het Nationaal Congres, oftwel de Braziliaanse Tweede Kamer. Die telt 513 zetels. De 26 staten van Brazilië en het Federale District, waar de hoofdstad Brasilia ligt, hebben allen recht op een aantal zetels. Staten met meer inwoners krijgen meer zetels, met een maximum van zeventig en een minimum van acht. Tien staten mogen voor de komende verkiezingen slechts acht afgevaardigden benoemen. Staten als São Paolo, Minas Gerais en Rio de Janeiro beduidend meer, respectievelijk 70, 53 en 46. De lijsten met kandidaten voor die Tweede Kamer zijn lang: op die van São Paolo, Minas Gerais en Rio de Janeiro staan respectievelijk 1275 (!), 928 en 633 namen. Ga er maar aan staan. In heel Brazilië doen 4.954 kandidaten een gooi naar die 513 begeerde zetels. Het totale aantal kandidaten voor alle posten komt maar liefst op 22.555.
Voor zover droge feiten. Vandaag is het stilte voor de verkiezingsstorm. Geen grote vrachtwagens meer met podia waarop kandidaten en gevolg campagne voeren in mijn wijk. Met luide muziek, met grote luidspeakers, met bevallige juffrouwen in T-shirts met daarop de foto van betreffende politicus. Vuurwerk ook, grote vlaggen. Uitdelen van stapels kleine en grotere folders, stickers. Kilo´s papier vervuilen straten. Weggegooid geld. Het is een compleet circus. Bij grote rotondes staan jonge meisjes en jongens uren te vlaggen. In de hete zon. Maar ze verdienen voor Braziliaanse begrippen goed. Het is voorbij en dat is wennen, zo stil ineens. De laatste afsluitende campagnes worden in de namiddag afgerond, ver weg, ergens in het oude centrum van de stad.
Op televisie wordt tot in den treure uitgelegd hoe de Brazilianen moeten stemmen, voor welke verschillende ´regeringen` en wat hij mee moet nemen om zich te legitimeren. Dat is niet zomaar. Want die extra senator bijvoorbeeld, die wordt maar snel vergeten. Logisch, het is eens in de acht jaar. Ook zijn leuke spotjes te zien over fraude. Noodzaak. Vier jaar geleden deed een stem al zo´n tweehonderd real. Omgerekend tegen de huidige koers ruim tachtig euro. Dat zijn een hoop centjes in dit land. Die prijs is nog steeds actueel, het hangt een beetje af van de hoogte van het campagnebudget van de omkopende kandidaat. Niet dat op grote schaal stemmen worden gekocht, maar het gebeurt en blijft gebeuren, iedereen weet het.
Lula is acht jaar president. Hij kan zijn bureau leeghalen in Brasilia, de laatste werkuurtjes voor hem zijn aangebroken. Kritiek was er voldoende op hem, in den beginne. Maar het volk is volgens actuele peilingen weer dik tevreden. Tachtig procent geeft hem en zijn beleid een (ruime) voldoende. Lula schuift partijgenote Dilma Rousseff naar voren. Zij ligt in de peilingen dik voor op haar naaste rivaal, José Serra. Ze gaat ongetwijfeld winnen zondag en haalt ze meer dan vijftig procent van de stemmen, dan is een tweede ronde stemmen niet meer nodig.
Rousseff wordt de eerste vrouwelijke president van Brazilië. Dat is een plus. Maar er zijn ook minnen. Zoals een voorstel tot legalisatie van abortus. Een delicaat onderwerp in het sterk religieus getinte Brazilië. Drie dagen voor de verkiezingen geeft Rousseff een persconferentie na weer een slopende campagnedag. ´´Ook ik ben tegen abortus. Het betekent niets anders dan geweld tegen de vrouw.`` Ze zegt erbij dat in bepaalde gevallen abortus wel acceptabel is, na verkrachting en als het leven van de moeder in gevaar is. Maar dat was al zo. Het is een beetje een tegenvaller en schijnheilig. Rousseff weet dat ze zich niet zomaar kan uitspreken voor abortus. De zekere verkiezingswinst loopt dan zonder meer gevaar. Maar ze sneed eerder in haar campagne de legalisatie wel aan en liet voorzichtig doorschemeren niet faliekant tegen te zijn. Oeps, dat was tegen het zere been, protesten alom. Roussef moet de bocht om, zogezegd, voor de goede zaak. Hoort dat niet bij politiek?
Verkiezingen en schandalen zijn zus en broer. Een kandidaat voor een lagere overheid deugt niet vanwege zijn financiële verleden, moet zich terugtrekken, en familie van een presidentskandidaat blijkt het niet zo nauw te nemen met allerlei officiële regeltjes betreffende aangifte van inkomstenbelasting. Ook die schandalen, het uitlekken ervan en de rumoer eromheen horen bij het Braziliaanse politieke circus.
Het wordt morgen een mooie dag, met veel live televisie, veel interviews en veel discussies. Nee, ik mag niet stemmen, ik ben niet in Brazilië geboren of heb me laten naturaliseren. Puur onrecht, want ik geef hier geld uit, betaal hier soms absurde belastingen, rij over dezelfde slechte wegen en wacht in dezelfde lange rijen in overheidsgebouwen. Eén opluchting: ik hoef na morgen niet meer uit te leggen hoe het zit in Nederland. Een minderheidsregering met gedoogsteun. Gedoogsteun? Hè? Of een congres van een partij die gaat regeren en waar leden ervan een laatste woord hebben. Het is in normale Portugese mensentaal nauwelijks duidelijk te maken.
Een Braziliaanse vriendin, actief in de politiek en een felle Marxiste, analyseert: ´´Toch is het in Nederland beter geregeld. Hier domineren personen, niet partijen. Jullie kiezen voor een stroming, voor socialisme, voor religie of voor kapitaal. Politici geven een partij gezicht. Hier lijkt de ene kandidaat op de volgende. Er wordt niet gesproken over ideologie van de partij waar hij bij hoort. Vraag aan mensen of ze ook maar één verschil tussen twee willekeurige politieke partijen kunnen opnoemen. Dat kunnen ze niet. Waar gaat het over in de campagnes? Betere scholing, meer leraren, meer dokters voor en meer plek in de overvolle staatsziekenhuizen, maatregelen tegen handel in crack. Het lijkt op één pot nat. Er zijn zachtjes geluiden te horen over afschaffen van het verplichte stemmen. Ondanks fraude, ondanks dat miljoenen tot aan de verkiezingsdag zelf geen flauw benul hebben op welke kandidaten ze gaan stemmen en erger, waar die kandidaten voor staan, houd ik vooralsnog vast aan het huidige systeem. De Braziliaan is niet politiek bewust. Niet meer verplicht stemmen? Op een zondag? Ha, dan gaat niemand.``