vrijdag 18 december 2009

Ontboezeming (10)

Carlos is een aimabel man. Hij is een veertiger en lapt auto´s op in een garage in zijn woonplaats Campinas, een drukke en lelijke stad in de staat São Paulo. Hij is niet knap, niet lelijk, niet lang en ook niet kort. Blanke huid, zwarte haren. Oneerbiedig gesproken, van Carlos gaan er twaalf in een dozijn. Qua uiterlijk.
Wat hem een beetje speciaal maakt, is zijn glimlach, letterlijk van oor tot oor en gemeend. Carlos heeft ook die typische Braziliaanse blijheid, zorgen of niet. En hij is eerlijk, geeft geleend geld en goederen terug op de beloofde dag (uniek in Brazilië), komt voor zijn mening uit zonder erom heen te draaien (ook uniek in Brazilië). Carlos is al jaren gelukkig getrouwd, twee opgroeiende kinderen, aardige familie en dito kennissenkring.
Het is een mooie, voor Nederlandse begrippen, lentezondag in mei 2007 als Carlos me belt. ´´Alles goed? Tijdje geleden alweer hè. Luister, ik moet je spreken, ben op doorreis en zit nu in een bar in Goiania. Kun je langskomen? Het is erg belangrijk.`` Ik schrik. Carlos spreekt als een gebroken man en dat is niets voor hem. Natuurlijk kan ik. Adres van bar genoteerd en op de fiets.
Van verre zie ik hem. Op het terras, met een fles bier en een borrel. Er volgt een hartstochtelijke omhelzing. ´´Kerel, ik heb je gemist, ga zitten.`` Hij is in die twee jaar dat ik hem niet heb gezien, geen steek veranderd. Uiterlijk dan. Misschien een beetje meer groeven in het gelaat. Carlos steekt onmiddellijk van wal. ´´Ik ga iets vertellen wat ik nog nooit aan iemand heb verteld. Het is een groot geheim. Dat moet je voor je houden, in dit land worden geheimen dezelfde dag nog doorgebriefd aan ieder die het wil horen. Maar het moet eruit nu en jij bent de enige die ik vertrouw.`` Carlos wrijft in zijn ogen, balt de vuisten. Met nadruk. ´´Je moet me wel beloven dat je mijn vriend blijft als je dit weet. Je mag me veroordelen, me verrot schelden, maar keer me niet de rug toe. Dat verdien ik niet.``
Ik schrik weer, weet niets te zeggen, knik slechts. Carlos valt met de deur in huis: ´´Ik heb een minnares. Al vijftien jaar. Dat is het.`` Hij kijkt me aan met een blik alsof een rechter zojuist een vonnis van levenslang heeft uitgesproken. Ik slaak een zucht van opluchting en sla hem op zijn schouders. ´´Idioot! Ik dacht dat je iemand had vermoord of een andere misdrijf had gepleegd. Een minnares, al vijftien jaar. Jij? Niemand vermoedt ook maar iets?``
Even breekt die karakteristieke glimlach van hem door. ´´Gelukkig, je bent nog steeds een vriend. Nee, het is goed geregeld. Mijn vrouw weet dat ik vaak moet overwerken. Dat is ook zo, maar soms niet. Dan ga ik naar mijn andere leven toe.`` De glimlach maakt plaats voor een trieste blik. ´´Ik moet meer kwijt. Ik hou van mijn eigen vrouw en mijn kinderen. Ons huwelijk is perfect, we vrijen veel en tot plezier van ons beiden. Mijn gezin komt niets tekort, ik ben er altijd, op die paar uren per week na dan. Ik zou voor geen goud van mijn vrouw af willen.`` Een diepe zucht volgt. ´´Maar ik hou ook van die ander. Het is vijftien jaar geleden begonnen met een afspraakje. We konden elkaar sindsdien niet meer loslaten. Het is de spanning, de seks, maar er is ook een goede verstandhouding. Natuurlijk, ze klaagt. Als een vrouw een man heeft, dan wil ze die voor honderd procent voor zich, onvoorwaardelijk en voor altijd. Ik heb haar uitgelegd hoe ik erover denk en voel. Ze heeft er vrede mee. Nou ja, vrede, ze is aan de situatie gewend. En ik? Ik ben met deze twee levens vergroeid, ik zou niet meer zonder kunnen.``
Carlos drinkt zijn borrel in één teug leeg. Ik bestel een nieuwe. ´´Wat is dan je probleem? Ik snap het niet. Je bent de enige man niet in Brazilië die er een ander op na houdt. Je weet ook dat deze relaties vaak op de klippen lopen met fatale gevolgen. Immens verdriet, soms geweld, gebroken levens. Jij hebt het mooi voor elkaar. Al vijftien jaar.``
Carlos pakt mijn handen beet. ´´Dat is het ook niet, mijn vriend. Het is iets anders. Twee weken geleden hield ik een feestje. De verjaardag van mijn zoon. Barbecue, bier, muziek, dansen. Mijn tuin vol met aardige mensen, mensen van wie ik hou. Ik kreeg onophoudelijk complimentjes. Je bent een goede vriend, aardig en volstrekt eerlijk, zeiden ze. Dat is het! Ik ben helemaal niet eerlijk. Ik bedrieg mijn vrouw en op de keper beschouwd, bedrieg ik mijn minnares ook. Dat is twee keer fout, dat is twee keer oneerlijk.``
Tranen biggelen langs zijn wangen nu. ´´Het brak me op, tijdens dat feestje. Ik was mezelf niet meer. Ik liep verloren rond. Waarom toch? Vanwege de liefde, het mooiste op aarde? Ik ga geen knopen doorhakken, ik ga geen verdriet zaaien. Daar gaan drie mensen kapot aan. Ik ga op dezelfde voet door. Ik moet het op een akkoordje gooien met mezelf. Het is het enige dat rest.``
Carlos vermandt zich. ´´Ik ben blij dat je me niet bekritiseert en me in mijn waarde laat.`` Hij kijkt op zijn horloge. ´´Oh, het is al drie uur, ik moet gaan. Mijn vrouw en kinderen wachten op me in een hotel, het is hier vlakbij. Dank voor het luisteren. Morgen wordt het beter, ik voel het nu al. Praten lucht op.`` En weg is hij, zijn silhouet verdwijnt langzaam uit het gezicht. Het is een goed mens, die Braziliaan Carlos, van wie er, met alle eerbied, twaalf in een dozijn gaan. Qua innerlijk.

donderdag 3 december 2009

Geregeld (9)

Brazilië is geen land van duidelijke afspraken. Zijn ze wél gemaakt, dan is de kans groot dat ze niet worden nagekomen. Of half, of ineens toch wel, of ineens toch niet. Een Braziliaanse vriend heeft het uitgelegd: ``Als we hier iets afspreken, dan betekent het dat we de intentie hebben om dat iets te doen. Het is geen wet van Meden en Perzen dát we doen wat we hebben afgesproken. Is het belangrijk, dan gebeurt het wel. Maar wat, wanneer, hoe en door wie, kan na de afspraak een onbepaalde tijd onduidelijk blijven. Duidelijk?´´
Het is oktober, vlak voor de regentijd. Nu nog droog, binnen een paar weken stortbuien, ruim drie maanden lang. Zit het tegen, dan is het niet langer twee dagen per week droog. Het dak van mijn huisje lekt. Paniek. Al een kleine bui bevochtigt bank en bed. Ik ben een allesbehalve klusjesman, maar heb geluk. Mijn altijd behulpzame linkerbuurman kan alles. Even afspraakje maken wanneer hij de lekkage zal verhelpen. Buurman komt dezelfde dag. Hij klimt op het dak en trekt een bezorgd gezicht. ``We hebben cement en pasta nodig. Dan kunnen we aan de slag.´´ Eitje, volgende dag naar de bouwmarkt en de benodigde materialen aangeschaft. Weer naar buurman. Ik kom zaterdag´´, kondigt hij op woensdag ervoor aan. Uitstekend. Lekker snel. Zaterdag vroeg op. De koffie pruttelt en dat zal blijven doen. Geen buurman te bekennen. Na de middag komt hij eraan. Lachend. ``Sorry, heb geen tijd, want ik kreeg vanochtend nieuwe klus als dakbedekker. Je weet, werk is schaars en er moet brood op de plank komen. Maar maak je geen zorgen. De overbuurman kan het net zo goed, ik zal het even regelen.´´ Overbuurman blijkt eveneens zeer behulpzaam en draaft onmiddellijk op. Ook hij klimt op het dak. ``Voor elkaar. Ik heb gehoord dat je cement en pasta hebt gekocht. Slechts één probleem. Kan goed metselen, maar al het oude cement moet worden weggebroken. Daar heb je een ander nodig. Ik heb er niet de gereedschappen voor en het is een precies werkje. Maak je geen zorgen, dat kan mijn neef uitstekend. Ik bel hem nu.´´
Het gaat van een leien dakje, om in het jargon te blijven. Overbuurman: ``Neef komt zondag vroeg, 's middags moet hij bij familie zijn. ``Geen probleem, koffie zat. Zetten we gewoon nieuwe en staan we weer gewoon vroeg op.´´ Woord en daad die zondag. Maar geen neef, wel de overbuurman. Duidelijk geïrriteerd. ``Waar is die gozer? Zonder hem kan ik niet beginnen.´´Ik bellen. Ah, neef kan niet vandaag. Waarom hij dat niet eerder heeft doorgegeven? Nou, dat wilde hij wel, is zelfs bij me langs geweest, maar had gehoord dat er een vrouw in mijn huis was. Hij wilde niet storen en is weggegaan. Rotsmoes, maar wat doe je eraan? Niets. Overbuurman belt ook met neef en maant hem de volgende week woensdag te komen. Ik reken nergens meer op. Dan maar in een nat bed.
Of het de zonovergoten ochtend is, ik weet het niet, woensdagochtend heel vroeg staan er twee mensen aan mijn poort. Ik heb de slaap nog in de ogen, maar ren naar buiten om open te doen. Ze zouden zich maar eens bedenken. Een dag lang wordt er gezwoegd en gezweet. De twee weten niet van ophouden. Cementkorrels vliegen in het rond. Ik sta erbij en kijk ernaar.
Dan schiet me ineens iets te binnen. Nu die ´technische mannen´ er uiteindelijk toch zijn, moeten ze die verloren dagen, en wederom een natte matras en bank, maar eens goedmaken. Snel een lijstje in het hoofd gemaakt. ``Heren, misschien een glas lekkere ijskoude frisdrank? Mooi. Om het even, kunnen je eens hier en hier naar kijken? Bedankt.´´
En diezelfde dag worden, behalve het dak, de volgende zaken aangepakt: een loszittende wastafel, zwakke bedpoten, een slecht werkende televisie-antenne, dvd met kuren en een half verstopte afvoer van de wasmachine. Zonder mokken.
Volgende dag telefoon. De Braziliaanse vriend aan de lijn ``Hoe is gegaan? Alles gelukt? Nu al?´´ Ik vertel hem wat er de afgelopen week is gebeurd. Hij begint hard te lachen. ``Ik heb het gezegd. Wat ik echter voor je verzwegen heb, om je niet helemaal te desillusioneren, is dat het eigenlijk niet om die afspraken gaat, maar om regelen en het op zijn beloop laten. Dat heb je dus goed begrepen, je kunt door naar de volgende ronde.´´