maandag 7 februari 2011

Reisverslag 1 (87)

Het Braziliaans-Nederlands stel Belgna Ribeiro Ramos en Norbert Bruggeman vertrekken zaterdagavond 18 december 2010 vanuit hun woonplaats Goiãnia naar Palmas. Een kleine duizend kilometer met de bus. Palmas is de hoofdstad van Braziliaans jongste staat Tocantins, in het noorden van het land. Familie van Belgna woont er. Een kerst- en oudejaarsbezoekje moet het worden. Het geplande bezoekje loopt evenwel uit tot een reis door Tocantins van maar liefst 43 dagen. Dat levert een reisverslag op in twee delen, met opmerkelijke ontmoetingen en gekke ervaringen.

Het grote busstation in Goiãnia biedt deze avond een rustig aanblik. Logisch, het is pas zaterdag 18 december en dat is voor Brazilianen nog ver weg van kerstmis. Een paar dagen later en dan is het wél bal. Het busstation verandert in een mierenhoop. Mensen die onhandig slepen met grote zware koffers en enorme dozen. Oppassen dat je niet omver wordt gelopen. Daarbij, je kunt elkaar zomaar op een vierkante meter kwijtraken. Vriendin heeft op donderdag 16 december nog de presentatie van haar eindscriptie op de universiteit. Nog geen 48 uur later stappen wij de bus in, naar Palmas.
Onderweg regent het. Dat is normaal, het is de tijd van het jaar. We zitten helemaal voorin de bus, op de tweede verdieping. Ik doe geen oog dicht, ook normaal, maar heb wel een mooi uitzicht zo. De bus is gewend aan regen en de nacht, ze snijdt er doorheen. De mensen ook, ze slapen allemaal. Het klinkt gek, maar ik ben onrustig. Ik draai te veel op mijn ligstoel. Het klimaat is van slag in de hele wereld. Voor Brazilië kan dat een ramp betekenen. Meer regen, weer overstromingen, weer en meer dodelijke slachtoffers. Ik stop de gedachtes weg, we gaan op reis, vriendin verdient het, ze heeft een jaar afgezien, enorm veel gestudeerd.
Zondagochtend, het wordt licht, we zijn er. Naar het muffe en simpele huisje van de ouders van Belgna, in het zuiden van Palmas. Het is pas zes uur, erg vroeg. Moeder en vader worden wakker, het weerzien is meer dan hartelijk. Ik ben doodop, wil een koude douche en fris bed. Even dan, benadrukt vriendin, dan naar de supermarkten, die om twaalf uur sluiten. Ik had een welkomstbarbecue beloofd, familie van vriendin heeft het zachtjes gezegd niet zo breed. Om negen uur is het huisje al vol. Vriendin wekt me. Nu moet je echt opstaan, gebiedt ze. Zucht, het moet maar.
Iedereen is op de been. En fit. Broers, zussen, kinderen. Lachende gezichten, omhelzingen, tientallen vragen. Weg is de moeheid. Bier en cachaça moeten er komen. En vlees, houtskool. Het zal een geanimeerd welkomstfeest worden.
Enkele dagen verblijven we in het huisje. Om bij te komen. Nou ja, bijkomen. Slapen moet onder een muskietennet. Dat net is te klein, het bed ook. Of anders gezegd, wij zijn dikker geworden. Van allebei een beetje dan. Ik raak met mijn tenen verstrikt in dat verdraaide net. Dan wek ik mijn lief en die moet me bevrijden. Niet meer vragen hoe vissen zich voelen als ze hun laatste uren doorbrengen in een groot visnet. Zo dus.
De thermometer geeft bij het ochtendgloren 26 graden Celsius aan. De hanen kraaien in concert. Dat concert begint tegen vijven. Om zes uur zit ik al buiten. Welkom in het noordoosten van Brazilië. Veel regen ook, alhoewel het meevalt. Het betekent een hoge vochtigheidsgraad. De kleine wc in het huisje ruikt dan ook niet fris, hoewel het iedere dag wordt schoongemaakt. Het toiletpapier is geen dag kurkdroog. Vader van Belgna lijdt aan astma, moeder heeft last van haar kniegewrichten. Ze moeten verhuizen. De lieve mensjes zijn rond de tachtig. Moeder houdt nog dagelijks een grote moestuin bij en zeult met zware volle zakken tuinafval. Dom, mensen genoeg die kunnen helpen. Maar moeder, met indiaans bloed in de aderen, is een stijfkop. Haar man ook al. Het schiet van geen meter op zo. Dokter komt langs, vader heeft een zware astma-aanval. Dokter zegt: ´´Andere omgeving zou beter zijn.`` Moeder en vader knikken gedwee. ´´Is het droog, ventileer goed en ga naar buiten.`` Moeder en vader knikken gedwee. De dokter gaat weg. Moeder en vader gaan weer hun eigen gangetje. Vriendin wordt er triest van.
Groot nieuws. Een zus van Belgna gaat scheiden. Haar man is alcoholist, drinkt dagelijks ruim een liter van de beroemdste, bijna goedkoopste en smerigste cachaça die er is in het land: 51. Zus van Belgna heeft ook al een nieuwe liefde: Luiz. Die gaan wij binnenkort ontmoeten. Niet in het huisje van de ouders. Daar kan die Luiz maar beter niet binnenkomen. Dat heeft weer te maken met Rodrigo, een landlopertje van in de twintig. Hij is de zoon van die zus, woont bij zijn grootouders. Pikzwart, eigenlijk best innemend, maar een luis in de pels. Hij voert amper een flikker uit, even plat geschreven. Zus was op jongere leeftijd zwanger van Rodrigo en na geboorte moest ze werken en hebben haar ouders het jongetje opgevoed. Maffe gewaarwording. Rodrigo noemt oma en opa domweg moeder en vader. Zijn echte moeder woont vlakbij en komt bijna dagelijks over de vloer. Wie niet beter weet, zou nooit bevroeden dat in een kleine huiskamer een moeder en een zoon zitten. Rodrigo moet niets hebben van een nieuwe vriend van zijn moeder. Waarom? Niemand weet het, maar hij zegt ronduit: ´´Die man moet hier niet binnenkomen.`` Fijn, weer zo´n harmonieus Braziliaans gezinnetje. Dus dienen wij een straatje verder af te spreken, met zus en heuren nieuwe liefde. Zover is het echter nog niet.
Kerstmis! In de regen. Geen minuut is het droog. Weer dat nare gevoel. Wat is het toch? Het kerstfeest is bij een andere zus van Belgna, die met haar man en drie kinderen op steenworp van de ouders woont. Het is er stervens druk, barbecue, frisdrank en bier. Leuke mensen, veel geintjes. Eigenlijk niets anders dan een ´gewoon Braziliaans feessie`. Geen enkel kerstgevoel, maar een kniesoor die daar op let.
Joepie! We gaan Pedro en Casparinha. Pedro is de oudste en liefste broer van Belgna en Casparinha is een geweldig mensje. Ze wonen op een kleine boerderij van een absurd rijke hereboer, aan de andere kant van Palmas. Pedro verdient er een hongerloontje, werkt op het land, houdt het vee bij. Ik was er vorig jaar even geweest, wilde eigenlijk toen al langer blijven. Dat langer wordt nu een week. We gaan er oud en nieuw vieren, ik zie er naar uit. Het is er rustig, geen lawaai van binnen stormende en schreeuwende kinderen en heerlijk vers eten van het land. Ook bijna iedere dag bezoek van familie van Casparinha, buren, kennissen, nog meer buren, nog meer kennissen. Buiten het grote woonhuis staat een klein kotje, het is een keukentje en een overdekt verandaatje. Met een oud houtvuuroventje. Met een grote houten tafel en stoeltjes. Drie grote honden, ontelbare kippen en een poes nemen nu en dan ongevraagd een kijkje. De poes is de grootste vriend van die honden, ze schurkt tegen hen aan en vraagt om genegenheid. Prachtig.
De eerste dagen breng ik met hoge koorts door in bed. De muggen hebben me flink te pakken genomen en ik heb ´s nachts als een gek lopen krabben. Open zweren levert dat krabben op en goed geïnfecteerd. Domoor! Het zal bijna twee maanden duren voor ze weer dicht zijn. Natuurlijk níet naar de dokter, daar heb ik geen vertrouwen in. Maar ik krijg van alle kanten natuur-middeltjes en die helpen goed, zij het langzaam. Ach, we zijn in Brazilië, daar gaat alles langzaam, niet?
Op oudjaarsavond gaan we met zijn vieren naar een kleine supermarkt. Dat is een eindje weg. We moeten een snelweg over en dan een paar kilometer over onverhard terrein naar een aanpalende wijk. Wat heet onverhard! De regen heeft modderpoelen, lees moddervijvers, gecreërd. Maar Pedro laveert er handig omheen en als er geen mogelijkheid is, doorheen. Oeps. Rijden we bijna tegen een geparkeerde auto aan, die zonder lichten aan een zijkant van weer een moddervijver staat. In het donker en in de gestaag neervallende regen ontwaar ik twee silhouetten van nerveus heen en weer lopende mensen.
Pedro stopt onmiddellijk. Hulp nodig? De twee silhouetten blijken verre buren. Ze kampen met motorpech en proberen de auto aan de praat te krijgen. Maar die geeft geen kik. Nu wil het gedupeerde stel de auto naar huis duwen. Die komen dit jaar nooit meer aan, denk ik. Pedro maant de twee tot rust. ´´We gaan inkopen doen en op de terugweg sleep ik jullie naar huis.`` Een geschenk uit de pikdonkere en geopende hemel. We gaan naar super, doen op het gemakkie boodschapjes, ook maf, zo op oudejaarsavond, het is al over negenen. Maar personeel is in opperste stemming.
Op de terugweg werkt Pedro zich in het zweet en in het modder en slaagt er wonder boven wonder in een touw te bevestigen tussen de twee auto´s. Iedereen helpt. Over tienen komen we thuis. Ik voel me niet zo goed, neem een douche en ga even liggen. Als ik wakker word, is het al lang 1 januari 2011. Oudjaarsnacht in bed dus. Het kan verkeren.
Ik sterk wat aan de volgende dagen. We gaan terug naar het huisje van Belgna´s ouders. Een uitnodiging via de telefoon. In Paraíso, een stadje 62 kilometer ten zuiden van Palmas, woont een broer van de moeder van Belgna met zijn vrouw. Op een heuvel. Op een hoogte van 1.200 meter. Daar staan hoge televisiemasten en het echtpaar beheert en bewaakt die masten. Het moet een spectaculaire plek zijn. Met veel moeite weet ik de moeder van Belgna te overtuigen mee te gaan. Zo vaak ziet zij haar zussen en broers niet. Geen geld om te reizen. Nog twee broers zullen overkomen voor een weekeinde. Familie-reünie in het klein. Moeder gaat mee, maar wil volgende dag snel terug. Ze blijft er maar over zeuren. Het zullen uiteindelijk bijna drie dagen worden, met moeder in een opperst humeur.
Het huisje op de heuvel is klein. Negen mensen slapen er, het past precies. Weer die sprekende Braziliaanse gastvrijheid. Geweldig. Het is er koud, fris. Het uitzicht over Paraíso is inderdaad adembenemend. Twee routes zijn er. Een zandpad van acht kilometer voor gemotoriseerd vervoer en een klein heel steil pad voor wandelaars. Dat steile pad laat ik voor het is, vanwege hoogtevrees. Als ik met de heer des huizes inkopen ga doen, stap ik snel bij hem in de auto. Een oude kever, zonder vering. Goed voor het ruggetje. ´´Zeker weten dat je niet wilt lopen? Mooie route, hoor.`` Ik sla hem met liefde op zijn hoofd. Beter dan woorden.
Het echtpaar van de heuvel zijn neef en nicht. Raimundo Nonato Ribeiro en Maria Mercês Ribeiro, allebei 56 jaar. Toevallig zal ik in die 43 dagen Tocantins nog twee echtparen ontmoeten die eveneens neef en nicht van elkaar zijn. Maria en Nona hebben drie kinderen. Allemaal in de dertig. Ze zijn gezond en wel, maar twee van de drie zijn geboren met afwijkingen. Het gebeurde vaak in Brazilië, waar families enorm groot kunnen zijn en afstanden eveneens, waardoor vaker ´binnen de familie` werd getrouwd. Ik maak kennis met een dochter van Maria en Nona. Een beetje wereldvreemd mensje, lief, afstandelijk en eng broodmager. Later zal ik voorzichtig een mening aan mijn vriendin verwoorden. Dat het misschien beter is in relaties tussen nichten en neven níet voor kinderen te kiezen. Adopteren zou een oplossing zijn. Risico´s blijven, toch? Het is een heel delicaat onderwerp. Ik hou ´em tussen ons, maar moet er wel over schrijven. Lucht op. Welke Braziliaanse en/of Braziliaan wil geen eigen kinderen? Aan de andere kant: ouders zadelen hun kinderen op met een zekere achterstand, psyschisch, lichamelijk en die achterstanden kunnen die kinderen een leven lang problemen geven. Wie heeft de wijsheid in pacht?
De eerste dagen van januari 2011 vliegen voorbij. De hitte wordt ´gewoon`, maar die rotmuskieten en dat muskietennet niet. Ook de gestaag neervallende regen blijft irriteren. Ik weet maar niet waarom. Op een woensdag in de namiddag roept mijn vriendin me. Een hoosbui. We zijn weer in het huisje van haar ouders. In minder dan een minuut loopt de achtertuin van een buur die grenst aan de achtertuin van ´ons` huisje vol. Het is bizar. Het water kan niet weg, wil naar beneden, maar er is geen beneden. Tien centimeter water in luttele tellen. De hoosbui stopt ineens. Gelukkig. Binnen gaat de televisie aan. Rechtsstreekse reportages vanuit de steden Novo Friburgo en Teresópolis in staat Rio de Janeiro. Overstromingen. Wassend water, heuvels kalven af, huizen storten ineen, mensen sterven, ze worden meegesleurd door enorme golven. Gruwelijke verdrinkingsdood, de adem wordt afgesneden. Ik kijk er met afgrijzen naar, breng geen woord uit. Nu weet ik waar die gevoelens vandaan kwamen. Gelukkig nieuwjaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten