maandag 22 oktober 2012

Het leven in Tocantins

Het wonder is geschied. Ik ben verhuisd van Goiânia naar Palmas, hoofdstad van de noordelijke staat Tocantins (zie vorige twee blogs). Ik zal en wil niet schrijven over de manier waarop de verhuizing is verlopen. Ik ben er, punt uit. Nu woon ik bij schoonmama en schoonpapa. Lief is nog steeds in Goiânia. Aan het werk. Ze is werkelijk een prachtvrouw. Ze woont bij een getrouwde vriendin en niet, zoals eerder gemeld, bij een zus. De belangrijkste reden is de tijd die ze kwijt is om naar haar werk te reizen. Drie bussen moet ze in en uit. En weer terug natuurlijk. Dat was vanuit ons huisje in het noorden van Goiânia slechts één bus. En slechts een kwartiertje reistijd. Die is opgelopen tot ruim een uur.
En de schrijver? Die is in een warm bad terechtgekomen. Schrijft hij warm? Fout! Het is een heet bad. In meerdere opzichten. Temperaturen van meer dan veertig graden Celsius in de zon overdag zijn geen uitzondering. Niet zo´n ramp, maar het koelt ´s avonds niet af. Hooguit tot laag in de twintig graden. Een buurman zegt: ´´Man, kom je uit Goiânia? Ken ik, heb er gewerkt. Daar was het in juni een keer achttien graden. Een ramp, wat een kou.``
Over verschillen tussen Goiânia en Palmas gesproken. Twee hoofdsteden van Braziliaanse staten (Goiânia van Goiás). Een dikke 900 kilometer redelijk goed asfalt ligt er tussen. Het is het volk! Palmas is niet te vergelijken met Goiânia. De mensen in de Braziliaans jongste staat Tocantins (opgericht 1 januari 1989, voorheen deel uitmakend van noordelijk Goiás) komen hoofdzakelijk uit de noordoostelijke staat Maranhão. Kleiner van gestalte, donkerder van huidskleur. Geweldig volk. Gastvrij, open en bizar behulpzaam. Dat geldt voor alles. Voorbeeldje. In Tocantins heeft ieder beetje huisje een tuin. Of wat daarvoor doorgaat, zeg maar een stuk open terrein om het huisje heen. Waar daar groeit aan vruchten, is onvoorstelbaar. Ieder deelt die met elkaar. Er wonen veel arme mensen hier, mensen die lijden of hebben geleden. Weinig werk. Strijd om het dagelijks bestaan. Mijn lief heeft er een prachtige monografie over geschreven, de afstudeerscriptie voor haar universitaire studie geografie. Ze haalde er dik verdiend een negen voor.
Wat zijn de mensen hier geweldig aardig. Wat een welkom! Wat een bescheidenheid. Dat laat ik mijn lief in berichtjes via mijn ouderwetse mobiele telefoon weten. Zij bericht terug over dat lijden. En zij kan het weten. Een heet bad dus. Want veel uitnodigingen. Van familie, van buren. Heerlijk eten. Binnenkort gefrituurde mierenbillen en gongo. Dat laatste is een witte larve die in een speciale kokosnoot woont. Die kokosnoten gaan tijdens de regentijd, die volgende maand aanvangt, van bomen op de grond vallen. Larven gaan op een spies en worden gegrild. Boven houtskool. Smaak moet er één van kokosnootmelk zijn. Ik zie er naar uit. Maar dat mag helemaal niet, ik moet afvallen. Het wordt een gevecht.
Ander voorbeeldje. Over dat geweldige volk. Ik moet werken, heb geen cent. Naar organisaties die zich met toerisme bezighouden. Die zijn in het centrum. Palmas is erg uitgestrekt. Van de wijk waar ik woon naar dat centrum is zo´n 25 kilometer. Lopend in een drukke stad met veertig graden in een volle zon, is verstikkend. Netjes op briefjes geschreven in welk deel van de stad, welke buurt, welk nummer ik moet zijn. Dan nog. Brazilië is en blijft Brazilië. Een straatje verkeerd rechts- of linksaf en dag met het handje naar het zo perfecte richtingsgevoel. Vragen. Dat is link. Nooit doen aan een groepje. De één weet het beter dan de ander, ze sturen je alle richtingen uit. Nog net niet naar boven. Erger, als een Braziliaan het niet weet, stuurt hij je domweg naar een straat toe. Echt waar.
En hier? Het is super. Een motorboy, die op een motor medicijnen aan huis brengt, rijdt stapvoets een eindje met me mee. NE 11 is daar, NE 3 is een stukje terug. Zie je die witte auto in de verte passeren? Daar is NE 11. Twee organisaties ga ik bezoeken, twee keer zitten ze in een zaal met het nummer drie, op genoemde NE 3 en NE 11. En ja hoor, twee keer nul. Betreffende zalen zijn leeg. Wel grote uithangborden. Met de tekst ´Te huur` erop. Fijn. Vraag bij buren van de zalen drie of iemand weet over een verhuizing. Mensen zijn uiterst bereid, willen gaan bellen, vragen voor mij aan de overkant van de straat. Wederom nul op rekest. Geeft niet, ben het gewend. Verstuur weer emails, nu bij een zus van lief die op steenworp afstand van schoonouders woont.
Langs geweest bij het Secretariaat van Toerisme van de staat Tocantins. Helaas niemand nodig. Informatie in een mooie knapzak. Dienstdoende mevrouw belt. Naar SENAC, een instituut waar ze opleiden tot gids en Engelse lessen geven. Je bent volgende week welkom. Ga daar praten. Prachtig. Die volgende week is deze week. Morgen weer met de bus naar het centrum. Hopen op een baantje. Tocantins is erg mooi, erg weids. Oppervlakte: 277.620 vierkante kilometer. Beetje groter dan Equador, beetje groter dan Nieuw-Zeeland. Er wonen slechts zo´n anderhalf miljoen mensen in de gehele staat; een kleine vijf per vierkante kilometer. Palmas, dat in het midden van de staat ligt, herbergt 245.000 zielen.
Veel water is er in heel Tocantins. Jalapão is een woestijngebied met prachtige watervallen, ik ben er nog niet geweest. Maar een familielid die er vandaan komt, vertrouwt me toe dat er geen gids is die een andere taal dan Portugees spreekt. Daar ligt een markt voor me. Evenals het geven van Engelse lessen. Het zal duren en uiteraard, ik wil vandaag al aan de slag. Zo werkt het niet in dit land. Mensen leren kennen, kletsen, vertrouwen opbouwen. Ga het zien. Eerst onder een douche. Lauw water. Afdrogen hoeft niet. Kletsen met lieve schoonpapa en met lieve schoonmama, die mijn kleren wast, koffie zonder suiker maakt. Over het leven van toen. In Brazilië. In het droge noorden en noordoosten. Ja, over het lijden, het zweten, het afzien. Het platteland zonder vooruitzichten. De migratie. Over elkaar opvangen en elkaar steunen. Mooie gesprekken. Schoonmoeder kan schitterend vertellen. Droog, zonder opsmuk, zonder emoties. Ik hang aan haar lippen. Kippenvel. Ze zegt: ´´Het was gewoon zo. Punt uit.``

vrijdag 5 oktober 2012

Verhuizing?

Het is vrijdag 5 oktober in 2012. Het is half tien in de ochtend in mijn woonplaats Goiânia, het centrale westen van Brazilië. Het is bloedheet. Nog een uurtje en de zon bereikt haar hoogste punt van de dag. Dat betekent ruim 40 graden Celsius in diezelfde zon. Ik type weer bij de kapster van mijn lief. Niets verandert. We moeten verhuizen. Dat moeten we al anderhalve maand. Naar Palmas, hoofdstad van Braziliaans jongste staat Tocantins, een kleine duizend kilometer noordwaarts. Ons huisje is één grote bende, vol met ingepakte dozen. Al weken. We kamperen. Familie van lief belooft gratis verhuizing. Dat is pure noodzaak, er zijn geen centen. Verkering van zus van lief kent een chauffeur. Die heeft een vrachtwagen. Chauffeur is vriend van die verkering. Zus kent een politicus. Die helpt ze met diens campagne. Want het is zondag 7 oktober in het hele land verkiezingsdag. Raadsleden, burgemeesters en vice-burgemeesters worden gekozen, voor vier jaren. Politicus geeft centjes voor benzine, een broer van lief doet ook een duit in het zakje. Afspraken worden gemaakt. We komen die of die dag. Alles ingepakt? Mooi zo. Maar niemand arriveert die dag. Of een volgende. De eerste afspraak is er één van zeker twee maanden geleden. Daarna volgen om de twee á drie dagen telefoontjes vanuit Tocantins. Over verhuizen, ja . Het zal echter bij telefoontjes blijven. Het is vrijdag 21 oktober. Aankondiging, uit Palmas, waar een mens van schrikt. We komen! Niet de vriend van de verkering van de zus van lief komt. Een andere chauffeur. Oké. Als hij maar rijdt. De vrachtwagen heeft een niet af te sluiten laadbak. De vrachtwagen vervoert gasflessen. Niet zoveel hoor. In het midden van de laadbak is er ruimte zat. Oké, als de belangrijkste spullen maar meegaan, de rest verkopen we. Of slaan we op. Of er komt een andere oplossing. Gelukje. Broerlief Edmundo van lief rijdt mee. Voor de broodnodige hulp. Dat komt goed uit, ondergetekende kan al jaren vanwege zwakke rug, tegen hernia aan, niet sjouwen. Ten strengste verboden. Hoe laat vrachtwagen te verwachten is? Passend antwoord blijft uit. In de late ochtend, is de planning. O ja. En verder? Vaag wederom. Of chauffeur levert eerst die gasflessen af, neemt lege mee terug, of andersom. Of chauffeur komt eerst bij ons langs om in te laden, gaat met huisraad naar een onbekend adres om de volgende ochtend voor het krieken van de dag ons op te halen en naar Palmas te koersen. Voor alle begrip, en voor de overzichtelijkheid, met ons worden Edmundo en ik bedoeld. Lief blijft bij een zus, die dertig kilometer verderop woont. Lief blijft nog een paar maanden in Goiânia werken, om schulden te betalen, en ik ga aan de slag in Palmas. ´´Se Deus quiser``, zeggen de Brazilianen. Als God het wilt. Ga er nu goed voor zitten. Want wat er tot en met dinsdag 25 oktober gebeurt, is te zot voor woorden. Op een rijtje. Voor chauffeur en broerlief vertrekken, belt lief met familie. ´´Laat die chauffeur me bellen, als hij vrijdagochtend het plaatsje Nerópolis is gepasseerd. Dan zijn jullie bijna in Goiânia. Jullie rijden via onze wijk de stad in, het kan niet beter. Dan gaat Norbert met zijn fiets naar een rotonde, daar komen jullie vanzelf langs en hij loodst jullie naar ons huisje. Kwestie van nog geen drie kilometer.`` Perfect. Echter, geen telefoontje die vrijdagochtend de 21ste. Vrijdagmiddag wel. Van broerlief. ´´Bij een groot benzinestation op die doorgaande weg, na de rotonde. Daar ben ik.`` Oké. Eerst naar rotonde gefietst, grote weg op, naar dat benzinestation. Groot parkeerterrein, veel (grote) vrachtwagens. Geen gasfles te bekennen. Ik rij een rondje. Bij het bord van het benzinestation staat hij. Broerlief. Met een grote juten zak en twee rugzakken. Zonder vrachtwagen, zonder chauffeur. Ik snap er niks van. In de juten zak zit pequi, een speciale vrucht. Die ruikt! Edmundo legt uit. Chauffeur liet hem uitstappen, reed vervolgens door, vanwege die gasflessen en zal maandagochtend rond elf uur bij ons huisje voorrijden. Logisch. Wat rest? De juten zak achterop de fiets, dat gaat net, twee rugzakken aan schouders en lopend op huis aan. Edmundo blijft vrijdag slapen en gaat de volgende middag naar zijn zus, dezelfde die lief zal huisvesten. Zondag gaat vriendin naar kapster, ja, die van internet. Ik ga broerlief ophalen, dan zijn we maandagochtend vroeg met zijn drieën . Maandag inderdaad vroeg op, het loopt tegen elven, geen teken van leven van een chauffeur, geen gaslucht. Lief, die niet gaat werken, belt. Oeps. Chauffeur is in ziekenhuis. Hij plast bloed. Wellicht nierstenen. Kan niet rijden. Geen nood aan vrouw en man, hij belooft een andere chauffeur, die zijn plaats zal innemen. Deze vervanger laat telefonisch aan lief weten dat hij om vier uur ´s middags met vrachtwagen bij het grote benzinestation zal zijn. ´´Ik rij nu weg``, meldt hij maandagmiddag om drie uur aan lief. Geen misverstanden meer. Ik met de fiets naar het ontmoetingspunt. Het is half vier. Een uur later verschijnt Edmundo. Lopend. Nee, nog geen chauffeur, nog geen gasflessen, leg ik uit. Wij wachten gezamenlijk. Tot het bijna donker is. Dan belt Edmundo naar de chauffeur met de nierstenen. ´´Nee, vervanger zal niet meer aankomen, het is donker, dan verhuis je niet.`` Een reden? Die blijft uit. ´´Ikzelf?Nee, sorry, ben in het ziekenhuis, dokters laten me niet gaan.`` Fijn, dat weten we dan. Nou ja, we weten niks. Dinsdag weer vroeg op. Lief moet werken. Geen enkele notitie meer over welke verhuizing dan ook. Het wordt gekker. Rond elf uur ´s ochtends paniek. Edmundo krijgt telefoontje. Chauffeur, die van de nierstenen, staat bij het benzinestation. Met zijn vrachtwagen. Al een hele tijd. Probeert te bellen, krijgt geen gehoor. Zegt hij. Edmundo springt op mijn fiets en racet weg. Net vertrokken, of lief belt vanaf haar werk. Nee, je moet naar een ander benzinestation. Ja, die. Dáár is hij. Ga maar lopen. Snel. Einde bericht. Oké. Rustig blijven, ademhalen en op weg. Het is een kwartiertje lopen. Ik ben er bijna. Hé, daar staat een vrachtwagen met gasflessen. Op het nummerbord staat Palmas, Tocantins. Bingo. Ik maak kennis met een niet al te vriendelijke chauffeur. We rijden naar ons huisje. Drie straten. Ik leg hem uit dat Edmundo bij een ander benzinestation is, met mijn fiets, zonder mobiele telefoon. Zullen we hem niet ophalen? Daar ziet de chauffeur echter geen heil in. Fijne vent. Ik vraag hoe het met hem en met zijn nieren gaat. Hij zegt dat het gaat. Nog geen vier seconden thuis en Edmundo verschijnt. Joepie, we kunnen inladen. Niks joepie, niks inladen. Want chauffeur heeft het aan zijn nieren, nee, kan niet helpen. En ik kan met geen mogelijkheid samen met Edmundo een grote ijskast, een wasmachine en een bankstel door een nauwe gang slepen en boven mijn macht een vrachtwagen in tillen. De belangrijkste spullen. Nee hè. Op de fiets, op zoek naar loslopend volk in de straten. Niemand. Mensen werken, zijn thuis. Nee hè. Maandag nog klampte ik een buurman aan. Die kon helpen, zeker, maar na vijf uur ´s middags, want eerst naar de baas. Dat zag er goed uit. Maar hoe kon of kan ik zo plannen, afspraken maken? Ik zie het niet meer zitten en bel lief. Ze explodeert, zo heerlijk op zijn Braziliaans. Vrij vertaald: ´´Laat ze verrekken en vertrekken.`` En zo gebeurt het. Hoe het verder gaat? Niks aan de hand. Wederom veel telefoontjes over en weer. Goiânia-Palmas, Palmas-Goiâna. Wederom een serieuze aankondiging. Komende maandag, 8 oktober, zal er ´s ochtends een vrachtwagen arriveren. Voor een verhuizing. Met een chauffeur achter het stuur, met gasflessen, met of zonder nierstenen. Se Deus quiser.