donderdag 27 december 2012

Wondervrouw in haar element

Ze heet Arabela Ribeiro Ramos. Ze ziet op dinsdag 27 juni 1939 het levenslicht op het platteland
van het Braziliaans tropisch dorpje met de naam Carolina. Dat ligt in het diepe zuiden van de noordoostelijke staat Maranhão, tegen de rivier Rio Tocantins aan. In de tijd van Arabela een druk bevaren rivier met Carolina als haven (foto rechtsboven). Hedentendage een prachtig toeristisch stadje met ruim 24.000 inwoners. Met indrukwekkende watervallen. Daar zal Arabela echter niets van zien.
Zij is de tweede in de rij van elf kinderen van João Ribeiro en Dalzira Nascimento. Pa Ribeiro zal bijna zijn hele leven op het platteland werken. In het zweet des aanschijns. Arabela zal op haar beurt net als haar moeder elf kinderen baren, die allen gezond op het aardvlak leven. Met hetzelfde zweet voedt ze haar kroost op.
De 73-jarige Arabela leeft nu met echtgenoot, een zoon, een dochter en haar man (schrijver dezes blog) in een huisje in Taquaralto, een buitenwijk van de hoofdstad Palmas van de noorderlijke dunbevolkte staat Tocantins.
Arabela heeft indiaans bloed, gekregen van opa, van moederszijde. Arabela kent de natuur, weet alles van de natuur, is één met de natuur. Ze kijkt naar de hemel, als wolken zich aandienen en weet of het gaat regenen, wanneer, of het een stortbui wordt, slechts een buitje, met of zonder onweer en bliksem. Daar kan geen KNMI met alle technologie tegenop. Echt. Ik kan het natuurlijk niet nalaten haar op de proef te stellen. Zien is geloven. Een wolkje, een donderlucht, windvlagen (die meestal voorafgaan aan regenbuien in dit land) of ik begin. ´´Regen ma?`` Arabela kijkt een seconde naar de hemel, haalt haar schouders op. ´´Vandaag niet, het gaat aan de andere kant van de wijk plensen.`` Of: ´´Een stijf kwartiertje en dan gaat het hier loos.`` En ja hoor.
Over natuur geschreven. Achter haar huisje een grote tuin. Een soort moestuin. Met bomen die vruchten geven, zoals manga´s, met medicinale planten, hete pepers in alle kleuren en maten, kleine tomaatjes (jammie). Meer dan driehonderd verschillende planten. Pijn in het buikje, droog keeltje, loopneusje? Mams biedt een kopje thee aan. Eerst een blaadje of een takje in de tuin afbreken. Dan in water koken. Soms is het drapje zo verschrikkelijk vies dat het moed vergt om het binnen te houden. Of het helpt, wilt u weten? Moet daar nog een antwoord op volgen?
Arabela is een wondervrouw, niet iemand van veel woorden, maar daarentegen van heel veel daden. Ze is bizar creatief. Ze ziet geen dag stil. Ze maakt van lege plastic tweeliter limonadeflessen, draad, garen en stoffen erg mooie toiletpapierhouders (foto rechts). Diezelfde flessen snijdt Arabel aan een soort flarden en bevestigt ze aan een oude stok. Een bezem, goed om spinnenrag weg te halen. Een andere type bezem wordt gefabriceerd van takken van een acai-boom. Arabela gebruikt alles, gooit niets weg. Helemaal niets.
Echt een wonder is een maken van een hangmat. Niet te volgen. De hangmat in wording wordt gespannen tussen aan de ene zijde een versleten antieke wasmachine, die ze al heeft omgetoverd tot tafel, en aan de andere zijde een boom. Ze gebruikt de botte kant van een groot mes en een weefgetouwtje, gemaakt van houten ijslolliestokjes, jawel. Het werkt perfect. Op het gemakkie bewegen de handen van Arabela. Ze houden niet op. Af en toe stopt ze, kijkt ze, voelt ze. Het is goed zo, weet ze. ´´Moet je niet tellen om de hoeveel keer je een lus moet steken?``, vraag ik. Ze doet het om de zeven keer. Arabela lacht. ´´Nee hoor, ik hoef niet te tellen.`` Stomme vraag. Vroeger, heel vroeger, maakte ze van katoenpluis draden. En vervolgens doeken. Ja, ze heeft nog wat katoenpluis. Ze toont het. Uh, die draden? Hoppa, gaan die vingertjes weer, voorzichtig trekken, en daar verschijnt een sterke draad. Kind kan de was doen. Vergeet het maar. Hoe ik het ook probeer, ik krijg geen enkele millimeter draad uit dat verrekte pluis. Opgeven is beter.
Arabela maakte in drie dagen een hangmat die zeker tien jaar meeging. Noodzaak, want al haar kinderen sliepen in het ouderlijk huis in een hangmat. Evaldo, een van hen, vertrouwde me eens toe: ´´Pas na mijn trouwen, sliep ik voor de eerste keer in een bed. Dat was me wennen zeg.`` Arabela maakt op verzoek ook mini-hangmatjes voor kleinkinderen. Daar kunnen poppen in slapen. Schattig zijn ze, die hangmatjes, en ze kloppen, tot in het kleinste detail.
Arabela is niet gewend vroeg haar bed op te zoeken. ´s Avonds laat kruipt ze in de woonkamer achter een antieke zwarte Singer naaimachine. Die is ongetwijfeld nog te vinden in het Nederlandse Naaimachine Museum in Weert. De Singer heeft dat prachtig sonore geluid. Arabela herstelt er kleren. Of talloze kleine lappen afvalstoffen worden aaneengenaaid tot een compleet dekbed. Dat engelengeduld. Die kleine ogen. Niets ontgaat haar. Tellen? Da´s voor de dommen. Op de vloer vallen stukjes draad. Arabela trekt tijdens het naaien aan de lappen. Beetje naar links, beetje naar rechts. Knip knip, zegt een schaar. De Singer stopt niet. Het lijkt meer op boetseren. Dat is Arabela ten voeten uit. Een Braziliaanse wondervrouw in haar element.

donderdag 20 december 2012

Opmerkelijk


Wat is mis met gezonde afwijkingen? Helemaal niets. Sterker, ze kunnen zout in de hedendaagse grijze en grauwe pap betekenen. Zo lang de afwijkingen onschadelijk voor mens en omgeving zijn en blijven. Vandaar de extra toevoeging ´gezond`. Ik heb er een paar, één ervan is ´aparte namen van (semi-)professionele voetbalclubs in Brazilië`. Het is iedere keer een waar genot als via een of ander medium een naam opduikt die mij terstond een geestelijk orgasme oplevert. Zoals:
Andirá Esporte Clube. Een club uit de hoofdstad Rio Branco (Witte Rivier) van de afgelegen en vergeten staat Acre. Die staat is te vinden in het noordwesten van Brazilië, grenst aan Peru en Bolivia en aan de Braziliaanse staten Amazonia en Rondônia. Over afgelegen geschreven: de grootte van Acre is iets meer dan 164.000 vierkante kilometer en Rio Branco komt niet verder dan amper 343.000 inwoners. Terug naar voetbal. Dantes, een van de meest traditionele families in Acre, richtte Andirá 1 november 1964 op. Andirá is afgeleid van het indiaanse Tupi-woord andyrá en betekent vleermuis. Dat edele dier is tot heden dan ook de mascotte van de club. De Vleermuis Sport Club. Hulde. Meer: verder dan vice-kampioen van het staatskampioenschap Acre zijn de vleermuizen nooit gekomen (in 2007). Brazilië kent vier landelijke professionele voetbalcompetities. Daarnaast heeft iedere staat een eigen competitiestelsel en zijn er ieder jaar na afloop van de landelijke competities de altijd erg populaire staatskampioenschappen. De vleermuizen spelen nu in de Tweede Divisie van de Staat Acre. Ze degradeerden uit de Eerste Divisie in 2010. Het zit de club niet mee, maar wat wil je? Een vleermuis is een slechtziend dier.
O ja, Andirá speelde aanvankelijk in het zwart en wit, logisch, maar in 2006 werd het een groen en zwart clubtenue. Als eerbetoon aan het Amazonegebied en de winning van rubber in Acre. Minpunt: een vleermuis hoort zwart te zijn. Daarentegen: de club heeft in 2006 een wereldactie gehouden. ´Doe Sangue`, dat Geef Bloed betekent. Een oproep om bloeddonor te worden. Niet tegen dovermansoren. Brazilië heeft immer een chronisch tekort aan bloed. Maar kan het fraaier? Vleermuizen die voor het goede doel om bloed vragen?

zaterdag 1 december 2012

Brazilië op weg naar WK 2014 (5)

Brazilië en het wereldkampioenschap voetbal voor landenteams in eigen land in 2014. Het is dé titel voor een drama in drie bedrijven. Goed voor een onderhoudend toneelstuk, reportage, film of boek. Neen, stom. Natuurlijk moet het een telenovela worden, geheel in Braziliaanse stijl. Een meeslepende televisie-soap, waar de Braziliaan al tientallen jaren gek van is en waarvan er wekelijks ´s middags en ´s avonds op verschillende zenders minimaal acht te zien zijn. Uit het leven gegrepen. Prachtig. Miljoenen voor de buis. Gegarandeerd. Ondertitel van de novela? Hoe Brazilië er telkens in slaagt om van hoop een puinhoop te maken.
Eerste bedrijf, eerste helft: historie. Het WK in Zuid-Afrika, vrijdag 2 juli 2010. Welke beetje in voetbal geïnteresseerde Nederlander zal het ooit vergeten? Brazilië in de kwartfinale met 1-0 voor tegen Oranje. Rust. Twee doelpunten in de tweede helft vonnissen echter het lot van de gele kanaries; Nederland door naar de halve finales. Brazilië in rouw. Trainer Dunga krijgt op vrijdag 23 juli 2010 zijn ontslag. De Braziliaanse voetbalbond CBF laat dezelfde dag nog weten haar zinnen te zetten op Mano Menezes. Die accepteert de uitnodiging en wordt de nieuwe trainer van de seleção.
Eerste bedrijf, tweede helft: verwikkelingen. Het lijkt een normale gang van zaken, de aanstelling van Menezes. Maar is het geenszins. Hij is tweede keus. CBF-baas Ricardo Teixeira polst diezelfde vrijdag 23 juli ´s ochtends vroeg Muricy Ramalho (foto linksboven), trainer van de Braziliaanse eerste-divisieclub Fluminense uit Rio de Janeiro, of die geen interesse heeft om Dunga op te volgen. Dat gebeurt tijdens een geregisseerde ontmoeting met Ramalho op het terrein van de chique Itanhangá Golf Club, in de eveneens chique buurt Barra Tijuca in Rio de Janeiro. Ramalho zegt onomwonden: ´´Ik wil. Logisch.`` Detail. President Roberto Horcades van Fluminense moet wel instemmen met het vertrek van zijn trainer. De als uiterst koppig en narrig bekendstaande Ramalho heeft immers op dinsdag 27 april 2010 een contract getekend met Fluminense. Voor zeker een jaar. De pers komt achter de ontmoeting van trainer en bondsbaas. Geen wonder. Want wat staat dezelfde ochtend toch op het programma van genoemde golfclub? Een ronde van het Braziliaanse nationale golfkampioenschap! Joh. Wat een toeval. Hoezo, goed geregisseerd.
De rondbuikige en irritante Teixeira schreeuwt het bijna uit van genot: ´´Ik ben zeker dat Ramalho komt, ik ben zeker dat hij geschikt is als bondscoach.`` Een paar uurtjes lijkt Muricy wat minder enthousiast: ´´Het is in handen van Horcades (foto links). Hij heeft me van São Paulo naar Fluminense gehaald.`` Horcades laat er op zijn beurt ook geen gras over groeien en spreekt het Salamonsoordeel uit: ´´Met trots kan ik melden dat Muricy bij ons blijft, dat hij zich houdt aan zijn contract. Wij geven hem niet vrij.`` Normale gang van zaken? Ten eerste: Muricy protesteert niet, praat zonder enkele emotie zijn baas na. Gek, welke Braziliaanse clubtrainer wil geen bondscoach van Brazilië zijn? Een functie, belangrijker dan de president van het grootste Latijns-Amerikaanse continent. Journalist Luiz Antônio Prósperi schrijft acht maanden later in zijn column in de kwaliteitskrant Jornal da Tarde (São Paulo): ´Muricy kreeg van het CBF geen garantie dat hij kon blijven tot het WK in 2014. Dat zat hem dwars`. Nog één. Teixeira passeert de president van Fluminense, een van de vooraanstaande profclubs in Brazilië, in 2009 voor twee jaarlijks terugkerende belangrijke CBF-bijeenkomsten over het Braziliaanse voetbal. Horcades voelt zich gepasseerd en breekt terstond met Teixeira. En laat nu natuurlijk Ramalho niet gaan. Het is pure kinnesinne. Mannen zijn en blijven kinderen.
Tweede bedrijf, eerste helft: tijdperk Mezenes, 2010 en 2011. De heer van stand Mano Menezes (foto rechts) reageert rustig op de hamvraag van de pers. ´´Tweede keus? Zo voelt het niet. Het is een eer om gekozen te worden tot bondscoach.`` Menezes debuteert op dinsdag 10 augustus 2010, als Brazilië in East Rutherford in de Verenigde Staten vriendschappelijk speelt tegen het gastland. Het wordt 2-0 voor de Brazilianen. Geen grootse wedstrijd, maar belofte Neymar scoort en er is winst. Twee maanden later treedt Brazilië vervolgens aan in Abu Dhabi in de Verenigde Arabische Emiraten (3-0 winst op Iran) en in het Engelse Derby (2-0 winst op Oekraïne). Dan is het woensdagavond 17 november in de hoofdstad Doha van het Arabische landje Qatar. Volgende oefenpot. Tegen aartsrivaal Argentinië. Brazilië verliest, met 1-0. Wie scoort? Natuurlijk, Lionel Messi, de nummer 10 van Argentinië. En hoe! Dat doet pijn.
Parijs, woensdag 9 februari 2011. Weer verlies, weer 1-0, tegen gastland Frankrijk. Weer pijn. Vijftien wedstrijden staan er nog op de agenda in 2011. Voornamelijk vriendschappelijk. In Goiânia, mijn oude woonplaats, speelt Brazilië in juni gelijk tegen Oranje (0-0). Ik ben erbij, het is een open wedstrijd. Belangrijkste: Brazilië slaagt er niet in zich te revancheren voor de uitschakeling tijdens het WK in Zuid-Afrika. In juli volgt het toernooi in Argentinië om de Copa América. Het Zuid-Amerikaanse voetbalkampioenschap voor landenteams, de Latijns-Amerikaanse versie van de Africa Cup. Succes blijft uit voor Menezes. Hij haalt de finale niet: wel 4-2-winst tegen Equador, maar drie keer gelijk: tegen Paraquay (twee keer, 2-2 en 0-0) en een schamelijke 0-0 tegen Venezuela.
Kritiek neemt toe. Op keuze van spelers, te jong, te weinig kwaliteit. Menezes blijft heer, blijft uiterst kalm. Oefenpotjes tegen tegenstanders als Roemenië, Ghana en Costa Rica worden in winst omgezet. Maar op woensdagavond 10 augustus 2011 in Stuttgart verliezen de Brazilianen met 3-2 van Duitsland. Kansloos, al laat de uitslag het niet zien. Dan tot grote opluchting het eerste succesje. Winst in de Superclássico das Américas (foto boven). De Superklassieker van de Amerika´s, nou ja, zeg. Het zijn twee wedstrijden tussen Argentinië en Brazilië, eentje in Argentinië, eentje in Brazilië. Regel. Alleen spelers die in de Argentijnse en Braziliaanse voetbalcompetities uitkomen, mogen meedoen. Geen Messi dus, wel Neymar, die vooralsnog bij Santos in São Paulo (de club van Pelé) blijft.
Het elftal van Brazilië bestaat uit tachtig/negentig procent uit spelers die bij grote Europese clubs spelen. Die superklassieker stelt domweg niks voor. Maar daar willen ze in Brazilië niets van weten. Het land wint de cup, wint van Argentinië. Brazilië speelt september in Córdoba met 0-0 gelijk en wint thuis in Belém met 2-0. Menezes haalt wat geruster adem. Hij haalt op het oog ongeschonden de kerst. Zijn laatste wedstrijd van 2011 is op woensdag 14 november, wederom in Doha: 2-0 winst tegen Egypte. Conclusie: Menezes wint, maar verliest te veel van grotere teams. En zo is het.
Tweede bedrijf, tweede helft: tijdperk Menezes, 2012 en verwikkelingen. Het is nieuwjaarsdag 2012. Wat zal Menezes denken? Wat zal het nieuwe jaar brengen? Menezes ziet Abraham op maandag 11 juni. Dat is in ieder geval zeker. Zijn toekomst als bondscoach? Twaalf wedstrijden staan op het programma in 2012. De eerste is op dinsdag 28 februari in het Zwitserse Sankt Gallen. Tegenstander Bosnië-Herzegovina, weer zo´n tegenstander van formaat. Brazilië wint met 2-1.
Het wordt maandag 12 maart 2012. Het nieuws komt niet eens onverwacht. Ricardo Teixeira (foto links) treedt af als president van de CBF en maakt plaats voor José Maria Marin, die onder Teixeira als vice-president fungeerde. Teixeira was 23 jaar bondsbaas en maakt zijn aftreden bekend middels een brief. Als reden geeft hij zijn zwakke gezondheid op. Via een zijdeur gaat Teixeira af. Laf. De ex-bondsbaas staat al jaren onder druk. Terecht. Hij wordt verdacht van zelfverrijking. Teixeira zou via zijn CBF een percentage van de veelal hoge opbrengsten van oefenwedstrijden op zijn privérekening hebben ontvangen. Teixeira zou in de jaren negentig 9,5 miljoen harde Amerikaanse dollars hebben gekregen. Tegenprestatie? Een aantal sponsors krijgt exclusieve uitzendrechten tijdens WK-wedstrijden. Welke sponsors, is onbekend. Teixeira zou volgens ex-president David Triesman van de Engelse voetbalbond geld hebben gevraagd voor zijn steun om Engeland te kiezen als organiserend land van de WK in 2018. Rusland won overigens die verkiezing. De oud-PSV´er Romário, tegenwoordig lid van de Braziliaanse Tweede Kamer en goed voor vlijmscherpe kritiek, zegt over het vertrek van Teixeira: ´´We hebben een kankergezwel verwijderd uit het Braziliaanse voetbal.`` Vrij vertaald.
Het zal Menezes om het even zijn. Hij wint in mei nog eens twee potjes tegen Denemarken (3-1) en de Verenigde Staten (4-1). Dan volgen in juni twee debacles: Mexico wint met 2-0 en Argentinië met 4-3. Die deksele Argentijnen toch!
De Olympische Spelen worden in 2012 in Engeland gehouden. Brazilië geeft hoog op over de kansen op een Olympische voetbaltitel. Menezes en de zijnen bijten de spits af op donderdag 26 juli in Coventry. Winst tegen Egypte: 3-2. Brazilië ´stoomt` door naar de finale: Bielo Rusland (3-1), Nieuw Zeeland (3-0), Honduras (3-2) en Zuid-Korea (3-0). De finale tegen Mexico is op zaterdag 11 augustus in Londen. Een bloedhete dag in het overgrote deel van Brazilië. En Mexico verslaat geheel tegen de verwachting in de Brazilianen van Menezes met 2-1. Bizarre wedstrijd, met een totaal gedesoriënteerde verdediging van de kanaries. Die deksele Mexicanen toch. Ze kunnen het zelf amper geloven, Menezes verdwijnt met een gezicht op onweer in de catacomben. De pers spreekt schande. Brazilianen zijn verdeeld; een deel wenst hardop een andere bondscoach.
Menezes pakt in augustus de draad op met winst in Zweden tegen het Zweedse elftal (3-0). Die mag er zijn. Brazilië speelt goed. Opleving van zeer korte duur. In september een schandelijke victorie op Zuid-Afrika, slechts 1-0. Een draak van een oefenpot. In augustus 3-0 winst tegen Zwitserland. Dat kan. En in september veert heel Brazilië op: in Recife, in eigen land nog wel, veegt Brazilië China van de mat met maar liefst 8-0. Euforie. Ja, China...
De superklassieker in september is het daaropvolgende evenement; de eerste ontmoeting wordt thuis met 2-1 gewonnen. Een strafschop in de laatste minuut. Neymar weer. De uitwedstrijd twee weken later, begin oktober, gaat niet door. Die is in een oud stadion in verweggistan in Argentinië, in Restistencia. Stadionlampen vallen uit. Kortsluiting. Spelers op het veld. Geen licht meer. Afgelasting. In dezelfde maand oktober maakt Brazilië korte metten met Irak (6-0) en Japan (4-0). Nog twee wedstrijden. De laatste twee met Menezes als bondscoach. Brazilië komt woensdag 14 november in New Yersey niet verder dan een 1-1 gelijkspel tegen Colombia. Met zweet en tranen.
Dan de lang verwachte return van de superklassieker. Nu wel in de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires, op woensdag 21 november. Argentinië wint met 2-1. Op de valreep. Argentinië stelt niets voor, Brazilië nog minder. Saaie pot. Verlenging brengt geen beslissing, dat moeten strafschoppen doen. Brazilië wint met 4-3. De laatste penalty? Zeker, Neymar. Het is zeer laat in Buenos Aires als Brazilië de cup de lucht inhoudt, al ver over middernacht. Donderdag dus.
Op vrijdag 23 november brengt het belangrijkste televisiejournaal van Brazilië (Rede Globo) tegen de avond het grote nieuws. CBF ontslaat Mano Menezes en de gehele technische staf. In januari zal de bond diens opvolger bekendmaken. Nieuwe bondsbaas Marin komt zelf niet in beeld. Hij laat de persconferentie over aan Andrés Sanchez, directeur van de nationale selecties (foto rechtsboven). Arme ziel. Sanchez protesteert fel tijdens de vergadering over het besluit om Menezes te ontslaan. Het mag niet baten. Marin is te machtig en krijgt steun van medebestuursleden. Sanchez besluit om de CBF te verlaten. Een eerlijk mens. Hij zegt: ´´Hoe kan ik blijven terwijl ik altijd Menezes heb gesteund?`` Marin is er blij mee. Want die heeft het niet op Sanchez, die nooit een blad voor de mond neemt. De daaropvolgende dagen wordt bekend dat Marin al acht maanden (!) rondloopt met de gedachte Menezes te ontslaan. Dat die gedachte al definitieve vorm krijgt enkele dagen na het terugtreden van Teixeira! Marin heeft echter steun nodig. Het vergt zeker tien blogs om precies uit de doeken te doen hoe hij dat voor elkaar krijgt. Kort door de bocht: het wordt een politiek steekspel tussen bobo´s van toonaangevende profclubs. Met lijmen en slijmen, toezeggingen op voetbalgebied, handig manoevreren. Het zal het volk een biet zijn. De meerderheid juicht het vertrek van Menezes toe. De pers daarentegen niet. Die spreekt terecht van een politiek spel, een politiek ontslag. Op talloze Braziliaanse internetsites wordt het nieuws over Menezes gebracht.
Het aardige van internet is dat lezers kunnen reageren op een bericht. Het is onvoorstelbaar hoeveel Brazilianen in de virtuele pen klimmen op die verschillende sites. Ongelogen, het zijn er in totaal duizenden. Het geeft weer hoe voetbal in het Braziliaanse bloed zit. Wat telkens terugkomt? Of beter: wie telkens terugkomt? Josep ´Pep` Guardiola (foto linksboven). De topcoach van FC Barcelona. ´´Die moet het worden! Niemand anders!`` Guardiola maakt vrijdag 27 april 2012 bekend dat hij aan het einde van het lopende seizoen vertrekt bij de Spaanse topclub. De pijp is leeg, geeft hij aan. Speculaties volgen: Tite (succesvol trainer bij Corinthias), en ja hoor Ramalho weer en Felipão worden genoemd als mogelijke opvolgers van Menezes. De CBF zwijgt. Pas in januari, wordt er met klem gezegd.
Derde bedrijf, eerste helft: nieuwe trainers. Zes dagen verstrijken. Dan een donderslag bij heldere hemel. Op donderdag 29 november 2012. CBF kondigt officieel de aanstelling van Felipão (foto links), die eigenlijk voluit Felipe Scolari heet, als hoofdcoach en Carlos Alberta Parreira als assistent-coach van het nationale elftal aan. Huh? Het is toch geen januari? Jawel, erkent bondsbaas Marin, die nu wel en vol trots in televisiebeeld verschijnt, maar we willen geen onrust onder de spelers veroorzaken door langer te wachten. Huh? Ja, want in december lopen de voetbalcompetities af en is het druk op de spelersmarkt. We willen spelers die aanmerking (kunnen) komen voor selectie van het nationale elftal snel laten weten wie de nieuwe trainers worden. Dat brengt rust. Verrekte Marin. Naast het voornemen acht maanden terug om Menezes te ontslaan, wist de bobo ook al wie hij op diens post wilde. Juist. Felipão! Over politiek spel geschreven.
De keuze voor beide heren is een duidelijke. Brazilië won vijf keer de wereldbeker. De laatste twee keren gebeurde dat in 1994 in de Verenigde Staten onder leiding van Parreira en in 2002 in Zuid-Korea/Japan onder aanvoering van Felipão. Natuurlijk weer volop internet-commentaar. Dat die Felipão voor geen meter deugt en dat de spelers het moeten doen en niet de trainers. En dat die spelers níet deugen! Tja.
Derde bedrijf, tweede helft: actualiteit. Op televisie een verheugde Felipão met aan zijn zijde een eveneens stralende Parreira. Ze omarmen elkaar hartstochtelijk. ´´Of we over een huwelijk kunnen spreken``, lacht de grote Felipe, ´´nou en of.`` Parreira lacht gedwee mee.
Het is zaterdagochtend 1 december 2012 als deze veel te lange blog wordt gepubliceerd. De loting voor de Confederations Cup komt zometeen live op de Braziliaanse televisie, om half twaalf. Het resultaat ervan kan mooi mee. De wereldvoetbalbond FIFA houdt dit toernooi in het jaar voor een WK in het land waar het WK wordt gespeeld. Het is een toernooi tussen de kampioenen van de zes overkoepelende continentale voetbalbonden, aangevuld met de wereldkampioen en het organiserende land. Brazilië opent zaterdag 15 juni 2013 de Confederations Cup met de wedstrijd tegen Japan. In groep A speelt het gastland vervolgens tegen Italië en Mexico. Een zware poule. In poule B spelen Tahita, de kampioen van Afrika (nog niet bekend), Uruguay en wereldkampioen Spanje.
Reacties, vers van de pers? ´´Poule A is een poule des doods``, aldus Braziliaanse journalisten. Felipão: ´´Het is een goede poule. We moeten minder fouten maken in het veld. Daar gaan we aan werken.`` Parreira: ´´Ik zie dit toernooi als een ultieme test voor het WK.`` Bla-bla. Te verwachten. Rust in de Braziliaanse voetbaltent in aanloop van de Confederations Cup in 2013 en het WK in 2014 is geboden. Geen gekonkel, gedraai en achterdeurtjes-politiek meer. Anders wordt het vast en zeker één grote puinhoop voor Brazilië op het WK in 2014. En wordt iedere Braziliaanse hoop bij voorbaat de bodem ingeslagen.

maandag 12 november 2012

Dit is Brazilië!

Over en uit. Het is zo klaar als een klontje. Bijna 200 blogs over Brazilië. Ze kunnen met het waswater worden doorgespoeld. Zeker, ze deugen, zeker ze zijn waarheidsgetrouw. Maar het is wel gemakkelijk. Een Nederlander emigreert naar het grootste Latijns-Amerikaanse land, negen jaar lang een maandelijkse toelage, in principe voldoende om er goed van te leven, lekker onafhankelijk. Het zou anders lopen en niet alleen met die centjes (lees blog Met de billen bloot). Die Nederlander woont nu ruim een maand bij zijn oude schoonouders in een klein huisje. In hoofdstad Palmas van de noorderlijke en jongste staat van Brazilië, Tocantins. Zónder centjes.
Afhankelijk van schoonouders, die van een karig pensioentje moeten rondkomen. Nederlander schaamt zich en is druk bezig met het zoeken naar een baantje. Het geven van Engelse lessen, werken in de toerisme-sector. Zijn lief is nog in Goiânia, zo´n 900 kilometer zuidelijker, maar sluit haar werk af en komt ook over. Samen op weg naar een nieuwe toekomst. Nederlander heeft geluk. Zonen en dochters van schoonouders wonen niet ver weg. En hij is altijd welkom, in iedere woning van die zonen en dochters, 24 uur per dag. Altijd staat er een bord warm eten klaar, een glas koud water.
Meer zelfs. De grote vriend van de Nederlander is zwager Lázaro. Hij woont met zijn vrouw Vanessa en dochtertje Nicole in Guarai. Een stadje met 24.000 inwoners dat 180 kilometer ten noorden van Palmas ligt. Lázaro nodigt Nederlander uit in zijn huisje. Voor een paar dagen. Daar zegt deze Nederlander geen ´nee` tegen.
Hoe dat gaat? Nou, schoonmoeder zegt op een ochtend dat haar zoon Evaldo, die schuin tegenover Lázaro woont, over twaalf dagen naar Palmas komt. Hij blijft er drie dagen en Nederlander kan mee terug, als hij dat wilt. Oké, geregeld. Volgende dag, een woensdag. Schoonmoeder zegt ´s ochtens dat Lázaro zojuist belde. Nederlander kan komende vrijdag naar Guarai, zwager betaalt buskaartje. Het enige is bellen naar chauffeur van het busje, er zijn slechts zo´n 25 plaatsen. Reserveren. Bij aankomst betaalt Lázaro die chauffeur. Oké, geregeld. Reserveer morgen vroeg en zus Ani, die vlakbij mijn ouders woont, helpt daarbij. Bedankt Lázaro, tot vrijdag dan.
Donderdag gaat Nederlander vroeg naar Ani. Bij binnenkomst staat zij met een mobiele telefoon in haar rechterhand. ´´Lázaro belde net``, zegt ze, ´´waarom niet vandaag al afreizen?`` Uh, oh, ja, goed. Ani belt naar chauffeur, regelt plekje. Ze legt uit: ´´Het busje naar Guarai stopt bij de eerste bushalte van de grote weg JK, die door het centrum van Palmas loopt. Pak een uurtje eerder hier stadsbus 050 naar JK en vraag aan de chauffeur of hij een seintje geeft waar die eerste halte is.``
Nederlander blijft Nederlander en besluit niet een uurtje, maar ruim twee uur eerder in stadsbus 050 te stappen. Het gaat van een leien dakje. Buschauffeur uiterst vriendelijk en zeker, dat seintje komt eraan. Rit naar JK is drie kwartier. Bus wordt onderweg voller en voller. Bijna geen staanplek meer. Centrum in zicht. Nederlander wat ongerust, maar heeft tactisch een plekje rechts schuin achter chauffeur gekozen. Voor het zicht. Nederlander is eerder met 050 naar centrum geweest. Hij moet er zo zijn. Dat klopt. Als een bus. Alleen de chauffeur vergeet te waarschuwen, Nederlander staat binnen een goede vijf minuten buiten de bus in het centrum van het centrum. Hij moet terug. Waar is die halte? Geen real op zak, een motortaxi nemen, zit er niet in. Ah, daar is de halte. Bus in, vragen weer, ditmaal niet aan chauffeur, beter om medereiziger te kiezen. Wonder, hij stapt bij de goede halte uit. Het is een doodgewone bushalte, waar de kleine busjes naar plaatsen buiten Palmas de passagiers oppikken.
Nederlander is veel te vroeg, dat wordt wachten. Flesje met gekoeld kraanwater van ´thuis` meegenomen. Dat scheelt, het is bloedheet in Palmas. Mobiele telefoon gaat. Lief van Nederlander verzorgt vanuit Goiânia beltegoed. Chauffeur van busje aan de lijn. ´´Waar ben je? Ga je nog? Ben je er al? Mooi, ik kom er zo aan.`` En zo gebeurt het. Nederlander moet lachen. Het is de eerste keer in zijn Braziliaanse leven dat een bus te vroeg komt. Binnen twee uur stapt hij voor het huisje van Lázaro uit. Busje haalt namelijk niet thuis op, maar levert wel op bestemming af. Perfect. Een warm weerzien volgt. Ook met Evaldo, diens vrouw Jane en hun kinderen Ana en Roniel.
Een paar dagen? Het worden er negen. Waarvan drie op het platteland. Daar heeft de vader van Jane een huisje. Met een groot stuk land en een vijver. Drie dagen en nachten verblijft de Nederlander er. Zonder het huisje binnen te stappen. Slapen? Buiten in een hangmat, gespannen tussen twee bomen. Poepen en plassen? Buiten. Baden, tanden poetsen? In de vijver. Eten op houtsvuur. Lázaro is een te gekke kok. Jane kan er ook wat van.
Ook weer: het zijn geen rijke mensen. Eten? De Nederlander doet zich te goed aan gefrituurde larven, die in een bepaalde kokosnoot wonen, aan gefrituurde larven van een enge wesp. Heerlijk, vindt hij het. Gongo heten de larven van die kokosnoot. Lázaro heeft nog een verrassing. Geroosterde krokodillen-biefstukjes, konijnenboutjes en oneindig tropisch fruit, dat in geen winkel of op een markt in heel Brazilië en daarbuiten te koop is. Het is het fruit van het oerwoud, van het platteland. Het zijn de dieren van het oerwoud. Heerlijk en apart.
Natuurlijk, de Nederlander weet, het is ten strengste verboden om op krokodillen te jagen. Dat geldt voor heel veel meer (bedreigde) diersoorten in het land. Dat is meer dan terecht. Geeft Brazilië deze jacht vrij, dan is het afgelopen met de tatu, de paga en de capivara die in het wild leven. Dan gaat het vlees de markt op. De mensen in het binnenland halen hun schouders op. Zij weten wanneer ze jagen, hoe ze jagen en laten genoeg mama´s en papa´s van ieder dier over. Ze moeten de volgende dag weer eten, niet?
Nederlander moet met Lázaro en Evaldo mee. Achterop de motor. Door kuilen, over bergjes, rul zand. Nederlander heeft het niet zo op ´achterop de motor`. Niet zeuren. Op naar een buur. Die heeft ganzen te koop. Evaldo wil er één voor in de vijver. Hij koopt er één. Nederlander moet die in een soort juten zak met gaten achterop de motor vasthouden. Terug. Gans leeft, gans beweegt, gans protesteert, gans poept, gans plast, gans kotst. Het arme dier is doodsbang, vreest voor zijn leven. Dat geldt ook voor degene die hem in bedwang moet houden. Gelukkig. Lázaro, Evaldo, Nederlander en gans komen bij vijver aan. Niks aan de hand. Nou ja, niks? Zwagers van Nederlander liggen in een deuk. Nederlander niet, die moet zelf bijna overgeven. Zijn shortje en linkerbeen zijn bedekt met diverse uiterst geurige levenssappen van ontembaar wild gevogelte.
De negen dagen zitten er op. Naar Palmas. Nederlander krijgt lift van Luiz en Belcina, zus van de lief van de Nederlander. Om in stijl te blijven. De auto van Luiz is er één van het type open laadbak. Voorin Belcina, haar man Luiz achter het stuur, natuurlijk zonder rijbewijs, en de twee kinderen van Belcina. Achterin de laadbak en in de volle wind zwager Edmundo en de Nederlander. En niet zeuren. Dit is Brazilië!

maandag 22 oktober 2012

Het leven in Tocantins

Het wonder is geschied. Ik ben verhuisd van Goiânia naar Palmas, hoofdstad van de noordelijke staat Tocantins (zie vorige twee blogs). Ik zal en wil niet schrijven over de manier waarop de verhuizing is verlopen. Ik ben er, punt uit. Nu woon ik bij schoonmama en schoonpapa. Lief is nog steeds in Goiânia. Aan het werk. Ze is werkelijk een prachtvrouw. Ze woont bij een getrouwde vriendin en niet, zoals eerder gemeld, bij een zus. De belangrijkste reden is de tijd die ze kwijt is om naar haar werk te reizen. Drie bussen moet ze in en uit. En weer terug natuurlijk. Dat was vanuit ons huisje in het noorden van Goiânia slechts één bus. En slechts een kwartiertje reistijd. Die is opgelopen tot ruim een uur.
En de schrijver? Die is in een warm bad terechtgekomen. Schrijft hij warm? Fout! Het is een heet bad. In meerdere opzichten. Temperaturen van meer dan veertig graden Celsius in de zon overdag zijn geen uitzondering. Niet zo´n ramp, maar het koelt ´s avonds niet af. Hooguit tot laag in de twintig graden. Een buurman zegt: ´´Man, kom je uit Goiânia? Ken ik, heb er gewerkt. Daar was het in juni een keer achttien graden. Een ramp, wat een kou.``
Over verschillen tussen Goiânia en Palmas gesproken. Twee hoofdsteden van Braziliaanse staten (Goiânia van Goiás). Een dikke 900 kilometer redelijk goed asfalt ligt er tussen. Het is het volk! Palmas is niet te vergelijken met Goiânia. De mensen in de Braziliaans jongste staat Tocantins (opgericht 1 januari 1989, voorheen deel uitmakend van noordelijk Goiás) komen hoofdzakelijk uit de noordoostelijke staat Maranhão. Kleiner van gestalte, donkerder van huidskleur. Geweldig volk. Gastvrij, open en bizar behulpzaam. Dat geldt voor alles. Voorbeeldje. In Tocantins heeft ieder beetje huisje een tuin. Of wat daarvoor doorgaat, zeg maar een stuk open terrein om het huisje heen. Waar daar groeit aan vruchten, is onvoorstelbaar. Ieder deelt die met elkaar. Er wonen veel arme mensen hier, mensen die lijden of hebben geleden. Weinig werk. Strijd om het dagelijks bestaan. Mijn lief heeft er een prachtige monografie over geschreven, de afstudeerscriptie voor haar universitaire studie geografie. Ze haalde er dik verdiend een negen voor.
Wat zijn de mensen hier geweldig aardig. Wat een welkom! Wat een bescheidenheid. Dat laat ik mijn lief in berichtjes via mijn ouderwetse mobiele telefoon weten. Zij bericht terug over dat lijden. En zij kan het weten. Een heet bad dus. Want veel uitnodigingen. Van familie, van buren. Heerlijk eten. Binnenkort gefrituurde mierenbillen en gongo. Dat laatste is een witte larve die in een speciale kokosnoot woont. Die kokosnoten gaan tijdens de regentijd, die volgende maand aanvangt, van bomen op de grond vallen. Larven gaan op een spies en worden gegrild. Boven houtskool. Smaak moet er één van kokosnootmelk zijn. Ik zie er naar uit. Maar dat mag helemaal niet, ik moet afvallen. Het wordt een gevecht.
Ander voorbeeldje. Over dat geweldige volk. Ik moet werken, heb geen cent. Naar organisaties die zich met toerisme bezighouden. Die zijn in het centrum. Palmas is erg uitgestrekt. Van de wijk waar ik woon naar dat centrum is zo´n 25 kilometer. Lopend in een drukke stad met veertig graden in een volle zon, is verstikkend. Netjes op briefjes geschreven in welk deel van de stad, welke buurt, welk nummer ik moet zijn. Dan nog. Brazilië is en blijft Brazilië. Een straatje verkeerd rechts- of linksaf en dag met het handje naar het zo perfecte richtingsgevoel. Vragen. Dat is link. Nooit doen aan een groepje. De één weet het beter dan de ander, ze sturen je alle richtingen uit. Nog net niet naar boven. Erger, als een Braziliaan het niet weet, stuurt hij je domweg naar een straat toe. Echt waar.
En hier? Het is super. Een motorboy, die op een motor medicijnen aan huis brengt, rijdt stapvoets een eindje met me mee. NE 11 is daar, NE 3 is een stukje terug. Zie je die witte auto in de verte passeren? Daar is NE 11. Twee organisaties ga ik bezoeken, twee keer zitten ze in een zaal met het nummer drie, op genoemde NE 3 en NE 11. En ja hoor, twee keer nul. Betreffende zalen zijn leeg. Wel grote uithangborden. Met de tekst ´Te huur` erop. Fijn. Vraag bij buren van de zalen drie of iemand weet over een verhuizing. Mensen zijn uiterst bereid, willen gaan bellen, vragen voor mij aan de overkant van de straat. Wederom nul op rekest. Geeft niet, ben het gewend. Verstuur weer emails, nu bij een zus van lief die op steenworp afstand van schoonouders woont.
Langs geweest bij het Secretariaat van Toerisme van de staat Tocantins. Helaas niemand nodig. Informatie in een mooie knapzak. Dienstdoende mevrouw belt. Naar SENAC, een instituut waar ze opleiden tot gids en Engelse lessen geven. Je bent volgende week welkom. Ga daar praten. Prachtig. Die volgende week is deze week. Morgen weer met de bus naar het centrum. Hopen op een baantje. Tocantins is erg mooi, erg weids. Oppervlakte: 277.620 vierkante kilometer. Beetje groter dan Equador, beetje groter dan Nieuw-Zeeland. Er wonen slechts zo´n anderhalf miljoen mensen in de gehele staat; een kleine vijf per vierkante kilometer. Palmas, dat in het midden van de staat ligt, herbergt 245.000 zielen.
Veel water is er in heel Tocantins. Jalapão is een woestijngebied met prachtige watervallen, ik ben er nog niet geweest. Maar een familielid die er vandaan komt, vertrouwt me toe dat er geen gids is die een andere taal dan Portugees spreekt. Daar ligt een markt voor me. Evenals het geven van Engelse lessen. Het zal duren en uiteraard, ik wil vandaag al aan de slag. Zo werkt het niet in dit land. Mensen leren kennen, kletsen, vertrouwen opbouwen. Ga het zien. Eerst onder een douche. Lauw water. Afdrogen hoeft niet. Kletsen met lieve schoonpapa en met lieve schoonmama, die mijn kleren wast, koffie zonder suiker maakt. Over het leven van toen. In Brazilië. In het droge noorden en noordoosten. Ja, over het lijden, het zweten, het afzien. Het platteland zonder vooruitzichten. De migratie. Over elkaar opvangen en elkaar steunen. Mooie gesprekken. Schoonmoeder kan schitterend vertellen. Droog, zonder opsmuk, zonder emoties. Ik hang aan haar lippen. Kippenvel. Ze zegt: ´´Het was gewoon zo. Punt uit.``

vrijdag 5 oktober 2012

Verhuizing?

Het is vrijdag 5 oktober in 2012. Het is half tien in de ochtend in mijn woonplaats Goiânia, het centrale westen van Brazilië. Het is bloedheet. Nog een uurtje en de zon bereikt haar hoogste punt van de dag. Dat betekent ruim 40 graden Celsius in diezelfde zon. Ik type weer bij de kapster van mijn lief. Niets verandert. We moeten verhuizen. Dat moeten we al anderhalve maand. Naar Palmas, hoofdstad van Braziliaans jongste staat Tocantins, een kleine duizend kilometer noordwaarts. Ons huisje is één grote bende, vol met ingepakte dozen. Al weken. We kamperen. Familie van lief belooft gratis verhuizing. Dat is pure noodzaak, er zijn geen centen. Verkering van zus van lief kent een chauffeur. Die heeft een vrachtwagen. Chauffeur is vriend van die verkering. Zus kent een politicus. Die helpt ze met diens campagne. Want het is zondag 7 oktober in het hele land verkiezingsdag. Raadsleden, burgemeesters en vice-burgemeesters worden gekozen, voor vier jaren. Politicus geeft centjes voor benzine, een broer van lief doet ook een duit in het zakje. Afspraken worden gemaakt. We komen die of die dag. Alles ingepakt? Mooi zo. Maar niemand arriveert die dag. Of een volgende. De eerste afspraak is er één van zeker twee maanden geleden. Daarna volgen om de twee á drie dagen telefoontjes vanuit Tocantins. Over verhuizen, ja . Het zal echter bij telefoontjes blijven. Het is vrijdag 21 oktober. Aankondiging, uit Palmas, waar een mens van schrikt. We komen! Niet de vriend van de verkering van de zus van lief komt. Een andere chauffeur. Oké. Als hij maar rijdt. De vrachtwagen heeft een niet af te sluiten laadbak. De vrachtwagen vervoert gasflessen. Niet zoveel hoor. In het midden van de laadbak is er ruimte zat. Oké, als de belangrijkste spullen maar meegaan, de rest verkopen we. Of slaan we op. Of er komt een andere oplossing. Gelukje. Broerlief Edmundo van lief rijdt mee. Voor de broodnodige hulp. Dat komt goed uit, ondergetekende kan al jaren vanwege zwakke rug, tegen hernia aan, niet sjouwen. Ten strengste verboden. Hoe laat vrachtwagen te verwachten is? Passend antwoord blijft uit. In de late ochtend, is de planning. O ja. En verder? Vaag wederom. Of chauffeur levert eerst die gasflessen af, neemt lege mee terug, of andersom. Of chauffeur komt eerst bij ons langs om in te laden, gaat met huisraad naar een onbekend adres om de volgende ochtend voor het krieken van de dag ons op te halen en naar Palmas te koersen. Voor alle begrip, en voor de overzichtelijkheid, met ons worden Edmundo en ik bedoeld. Lief blijft bij een zus, die dertig kilometer verderop woont. Lief blijft nog een paar maanden in Goiânia werken, om schulden te betalen, en ik ga aan de slag in Palmas. ´´Se Deus quiser``, zeggen de Brazilianen. Als God het wilt. Ga er nu goed voor zitten. Want wat er tot en met dinsdag 25 oktober gebeurt, is te zot voor woorden. Op een rijtje. Voor chauffeur en broerlief vertrekken, belt lief met familie. ´´Laat die chauffeur me bellen, als hij vrijdagochtend het plaatsje Nerópolis is gepasseerd. Dan zijn jullie bijna in Goiânia. Jullie rijden via onze wijk de stad in, het kan niet beter. Dan gaat Norbert met zijn fiets naar een rotonde, daar komen jullie vanzelf langs en hij loodst jullie naar ons huisje. Kwestie van nog geen drie kilometer.`` Perfect. Echter, geen telefoontje die vrijdagochtend de 21ste. Vrijdagmiddag wel. Van broerlief. ´´Bij een groot benzinestation op die doorgaande weg, na de rotonde. Daar ben ik.`` Oké. Eerst naar rotonde gefietst, grote weg op, naar dat benzinestation. Groot parkeerterrein, veel (grote) vrachtwagens. Geen gasfles te bekennen. Ik rij een rondje. Bij het bord van het benzinestation staat hij. Broerlief. Met een grote juten zak en twee rugzakken. Zonder vrachtwagen, zonder chauffeur. Ik snap er niks van. In de juten zak zit pequi, een speciale vrucht. Die ruikt! Edmundo legt uit. Chauffeur liet hem uitstappen, reed vervolgens door, vanwege die gasflessen en zal maandagochtend rond elf uur bij ons huisje voorrijden. Logisch. Wat rest? De juten zak achterop de fiets, dat gaat net, twee rugzakken aan schouders en lopend op huis aan. Edmundo blijft vrijdag slapen en gaat de volgende middag naar zijn zus, dezelfde die lief zal huisvesten. Zondag gaat vriendin naar kapster, ja, die van internet. Ik ga broerlief ophalen, dan zijn we maandagochtend vroeg met zijn drieën . Maandag inderdaad vroeg op, het loopt tegen elven, geen teken van leven van een chauffeur, geen gaslucht. Lief, die niet gaat werken, belt. Oeps. Chauffeur is in ziekenhuis. Hij plast bloed. Wellicht nierstenen. Kan niet rijden. Geen nood aan vrouw en man, hij belooft een andere chauffeur, die zijn plaats zal innemen. Deze vervanger laat telefonisch aan lief weten dat hij om vier uur ´s middags met vrachtwagen bij het grote benzinestation zal zijn. ´´Ik rij nu weg``, meldt hij maandagmiddag om drie uur aan lief. Geen misverstanden meer. Ik met de fiets naar het ontmoetingspunt. Het is half vier. Een uur later verschijnt Edmundo. Lopend. Nee, nog geen chauffeur, nog geen gasflessen, leg ik uit. Wij wachten gezamenlijk. Tot het bijna donker is. Dan belt Edmundo naar de chauffeur met de nierstenen. ´´Nee, vervanger zal niet meer aankomen, het is donker, dan verhuis je niet.`` Een reden? Die blijft uit. ´´Ikzelf?Nee, sorry, ben in het ziekenhuis, dokters laten me niet gaan.`` Fijn, dat weten we dan. Nou ja, we weten niks. Dinsdag weer vroeg op. Lief moet werken. Geen enkele notitie meer over welke verhuizing dan ook. Het wordt gekker. Rond elf uur ´s ochtends paniek. Edmundo krijgt telefoontje. Chauffeur, die van de nierstenen, staat bij het benzinestation. Met zijn vrachtwagen. Al een hele tijd. Probeert te bellen, krijgt geen gehoor. Zegt hij. Edmundo springt op mijn fiets en racet weg. Net vertrokken, of lief belt vanaf haar werk. Nee, je moet naar een ander benzinestation. Ja, die. Dáár is hij. Ga maar lopen. Snel. Einde bericht. Oké. Rustig blijven, ademhalen en op weg. Het is een kwartiertje lopen. Ik ben er bijna. Hé, daar staat een vrachtwagen met gasflessen. Op het nummerbord staat Palmas, Tocantins. Bingo. Ik maak kennis met een niet al te vriendelijke chauffeur. We rijden naar ons huisje. Drie straten. Ik leg hem uit dat Edmundo bij een ander benzinestation is, met mijn fiets, zonder mobiele telefoon. Zullen we hem niet ophalen? Daar ziet de chauffeur echter geen heil in. Fijne vent. Ik vraag hoe het met hem en met zijn nieren gaat. Hij zegt dat het gaat. Nog geen vier seconden thuis en Edmundo verschijnt. Joepie, we kunnen inladen. Niks joepie, niks inladen. Want chauffeur heeft het aan zijn nieren, nee, kan niet helpen. En ik kan met geen mogelijkheid samen met Edmundo een grote ijskast, een wasmachine en een bankstel door een nauwe gang slepen en boven mijn macht een vrachtwagen in tillen. De belangrijkste spullen. Nee hè. Op de fiets, op zoek naar loslopend volk in de straten. Niemand. Mensen werken, zijn thuis. Nee hè. Maandag nog klampte ik een buurman aan. Die kon helpen, zeker, maar na vijf uur ´s middags, want eerst naar de baas. Dat zag er goed uit. Maar hoe kon of kan ik zo plannen, afspraken maken? Ik zie het niet meer zitten en bel lief. Ze explodeert, zo heerlijk op zijn Braziliaans. Vrij vertaald: ´´Laat ze verrekken en vertrekken.`` En zo gebeurt het. Hoe het verder gaat? Niks aan de hand. Wederom veel telefoontjes over en weer. Goiânia-Palmas, Palmas-Goiâna. Wederom een serieuze aankondiging. Komende maandag, 8 oktober, zal er ´s ochtends een vrachtwagen arriveren. Voor een verhuizing. Met een chauffeur achter het stuur, met gasflessen, met of zonder nierstenen. Se Deus quiser.

vrijdag 14 september 2012

Nederlands paspoort verlengen in Brasilia

Weldoener wil niet met naam in deze blog. Dat laat hij ten overvloede weten via een mailtje. Het is zijn goed recht en verdient respect. Ik zal het dan ook zeker niet doen. Het enige dat ik kwijt wil, is het volgende. Een lezer van mijn blog heeft kennis genomen van mijn perikele situatie (lees: Met de billen bloot). Geen rooie real meer, afhankelijk van mijn lief, die een hongerloontje verdient. Schulden, paspoort verlopen, wachten op een gratis verhuizing naar het Palmas in de noordelijke staat Tocantins, bijna duizend kilometer van mijn huidige woonplaats Goiânia in de staat Goiás. Dozen zijn al bijna een maand ingepakt. Beloofde verhuizing blijft uit, het maakt het dagelijkse klimaat in het huisje van mijn lief en ik er niet beter op. Tel daarbij op de hitte en droogte, vochtigheid gelijk of minder dan in de sahara, temperaturen van 40 graden Celsius of meer in de zon. Afkoeling ´s nachts? Vergeet het.
Weldoener is begaan met mijn lot en zendt een mail. Zeg wat het kost om je paspoort te vernieuwen en dan maak ik geld over. Ik kan me ogen niet geloven. Ik ken de man niet, ja, via mijn blog. Nooit gesproken, nooit gezien. Ik maak een rekening en mail terug. Paspoort dient te worden verlengd in een van de ambassades van Brazilië. Brasilia, hoofdstad van het land (foto bovenin), Rio de Janeiro of São Paulo. Gelukkig ligt Brasilia dichtbij Goiânia, slechts een kleine driehonderd kilometer. Van huis tot ambassade. Ik maak die rekening en binnen een week staan er voldoende reais op mijn Braziliaanse rekening. Vreemd gevoel. Nooit ben ik afhankelijk van derden, altijd zelf de nootjes gekraakt. Het is honderdtachtig graden gedraaid. Alleen al het feit dat ik nu tik en op internet zit, is te danken aan lief. Of beter geschreven, aan de kapster van lief. Die heeft wifi en ik mag daar gebruik van maken. Je bent welkom wanneer je maar wilt, laat kapster weten. Ook een scheet dus.
Woensdagochtend 12 september, nog geen vijf uur in de ochtend. Onder de douche. Want om zes staat ene Alfonso voor de deur. Met zijn auto. Een illegale taxi. Officieel vervoert hij onder meer onderdelen van motoren van boten tussen Brasilia en Goiânia. Die gaan in de achterbak. Ruimte zat in de wagen zelf. Alfonso verdient er een dikke boterham bij om minimaal twee keer per werkdag maximaal drie personen tussen genoemde plaatsen mee te nemen. Hij haalt af op huisadres en levert af bij bestemming, en vice versa natuurlijk. Lief regelde via een neef van haar een plekje voor mij in de auto. Voor veertig reais. Van huis tot Nederlandse ambassade. Perfect. Ik neem twee foto´s mee die vijf jaren geleden zijn gemaakt. Bij de laatste verlenging van mijn paspoort. In Brasilia. Ik hoop dat er één van voldoet. Zo niet, dan moet ik ruim vier kilometer naar een winkelcentrum lopen en weer vier kilometer terug. Want die foto moet speciaal worden genomen en afgedrukt. Ik doe voor de zekerheid dezelfde blouse aan als vijf jaar terug. En laat mijn haar weer kort knippen. Wie weet, helpt het.
Alfonso komt helemaal niet om zes uur, maar ruim een uur later. Ik moet achterin, naast een vrouw van in de veertig. Het is een kleine drie uur rijden. Halverwege breekt het ijs. Alfonso vraagt honderduit aan de vrouw. Of ze getrouwd is, wat ze doet, hoe oud ze is, of ze kinderen heeft. Ah, gescheiden? Hoe lang, waarom? De vrouw geeft in alle rust bevredigende antwoorden. ´´Ik ben acht maanden gescheiden. We waren 21 jaar getrouwd. Hij was lui, deed niks, en had andere vrouwen.`` Respect van de man voor de vrouw in Brazilië. Daar mankeert nog wel wat aan in het grootste macho-continent van Latijns-Amerika. Ah, mevrouw heeft een eigen zaak? Oppassen hè, heb je het goed geregeld? Zodat je ex-man dadelijk niet met jouw centjes ervan doorgaat? Alfonso begint allerlei wetten te noemen. De vrouw zucht: ´´Nee, wat je nu zegt, heb ik allemaal gedaan.``
De man die voorin naast Alfonso zit, is 64 jaar. Zijn naam? Wat hij precies doet en heeft gedaan? Ik weet het niet meer. Wel vertelt hij vol trots over de tijd van de dictatuur in Brazilië, van beginjaren zestig tot beginjaren tachtig. ´´Ik werd opgepakt door militairen in São Paulo en naar een kazerne gebracht. Een kolonel daar ontstak in grote woede. ´Weet je wie je hebt opgepakt!? De zoon van een bekende collega van mij. Idioten! Laat die man onmiddellijk vrij`. En zo gebeurde het``, vertelt de 64-jarige kolonelszoon met onverholen trots.
We houden halt bij een groot benzinestation aan de snelweg, waar altijd een restaurant is. Koffiepauze, vijf minuten, kondigt Alfonso aan. Ik maak van de gelegenheid gebruik foto´s te maken van het weidse Goiás (zie rechts). Prachtig, altijd weer, en indrukwekkend leeg.
Weer op weg. We zijn bijna in Brasilia. De gescheiden vrouw gaat er als eerste uit, bij een groot winkelcentrum in Taguatinga, satellietstadje van de hoofdstad. Er zijn verscheidene reportages op de Braziliaanse televisie gemaakt over die satellietstadjes. Het loon in Brasilia is goed, het levensonderhoud aanzienlijk duurder, het trekt ongeschoold volk van buiten aan. Schoonmakers, portiers, afwassers, hotelpersoneel. Die gaan niet in de diplomatenstad zelf wonen, veel te duur. De periferie van Brasilia dijdt dus uit. Vieze stadjes/dorpjes, zo´n tien in getal. Slechte wegen, veel geweld. In Taguatinga wonen ruim 220.000 mensen, het wordt bestempeld als ´de rijkste regio van Brasilia`. Nieuwsbericht, donderdag 16 augustus 2012: politie pakt twaalf mensen op. In een overdekte markt in Taguatinga ontdekt de hermandad maar liefst 300.000 illegaal gekopieerde cd´s en dvd´s (zie foto linksboven). Het blijft bizar. Die illegale cd´s en dvd´s blijven overal te koop. Gewoon op de markt. Gewoon op straat. Politie pakt nu en dan de grote jongens op, maar de straathandel floreert als nooit tevoren. Zo wordt het probleem nooit opgelost.
Weg uit die drukke satellietstad. De kolonelszoon gaat er als tweede uit, bij het vliegveld in Brasilia. Hè, hè, op naar de ambassade van Paises Baixos, aan Quadro 801, een lange slingerende zijweg van de drukke doorgaande Avenida das Nações. Ik pak veertig reais uit mijn zak. ´´Zoals afgesproken``, voeg ik eraan toe. Alfonso schudt zijn hoofd: ´´Het is 50 reais tot aan de ambassade``. Ik voelde deze nattigheid al aankomen en besluit niet te bekvechten. Ik ben vroeg bij de ambassade en dat is winst. Tijd zat als ik toch naar dat winkelcentrum moet.
De Nederlandse ambassade verdient absoluut geen schoonheidsprijs. Van buiten lijkt het wat, mooie tuin, maar de bezoekersruimte binnen is klein. Eén tafeltje, wat stoelen en een bank. Toilet? Bij de portier, weer terug richting uitgang.
Ik maak kennis met André. Een zestiger, schat ik in, want vraag hem niet naar zijn leeftijd. Hij woont in Canoa Quebrada, aan het strand nog wel (foto links). Het is een prachtig stadje op 170 kilometer van Fortaleza, hoofdstad van de noordoostelijke staat Ceará. Dré is een Brabander, van Eindhoven, woont al zo´n tien jaar in Brazilië en is met zijn Braziliaanse vriendin of vrouw naar de ambassade gereisd. Zijn paspoort is gestolen, in Brazilië. Een gedoe van jewelste om een nieuw paspoort aan te vragen. Want de laatste keer dat hij zijn document heeft verlengd, was in Eindhoven. Dat betekent dat de Nederlandse ambassade in Brazilië moet verifiëren of dat allemaal waar is en dus contact opnemen met de gemeente Eindhoven. Nee, dat gaat niet even via een fax, zal de symphatieke en hardwerkende Levi uitleggen als ´ons Dré` is vertrokken. Levi is een jonge Vlaming uit Leuven die bij de Nederlandse ambassade in Brasila werkt. Leve de mondialisering.
Arme Dré. Hij geeft meer dan duizend euro uit aan de reis naar Brasilia en weer terug, aan zijn nieuwe paspoort en een nacht verblijfskosten. En het gaat zeker zo´n maand duren voordat zijn nieuwe paspoort er is. Gelukkig voor hem, en voor mij, wordt die via Sedex naar het huis van de aanvrager opgestuurd. Hij vertelt een mooi verhaal over de aanvraag van een voorlopig paspoort zodat hij naar zijn vaderland kan reizen. Want moeders is 91 jaar en ziekelijk. Hij belt voor dat voorlopige paspoort naar de consul in Brasilia. Die moet toestemming verlenen. Geeft hij die, dan kan Dré het document zo in Fortaleza afhalen. Maar consul zegt droogjes dat Dré naar de ambassade moet komen. Punt uit, Dré in alle staten. ´´Ze zijn ervoor om medelanders te helpen zeg, wat is dit!`` Levi legt het, weer later, uit. ´´Ik ken het verhaal. Maar we moeten alles nagaan. Is het echt waar wat er is gebeurd? Moeder ziek, of overleden, dan moeten wij een officieel document uit Nederland hebben. Een attest. Van een arts. We kunnen niks anders doen.`` Ik snap het, er wordt wereldwijd zoveel gerommeld met paspoorten en verblijfsvergunningen. Maar voor Dré is het uiterst lullig. Hij is een prachtvent, geen boef. Tja, ook in Nederland zijn regels regels. En daar zijn minder mouwen aan te passen dan in Brazilië.
Oef! Ik heb geluk. Mijn foto doet het. Eerst niet, ik dring aan, Levi probeert het opnieuw via een apparaat. ´´Ja, hij pakt ´em.`` Geluk. Dat scheelt centjes. Want het opsturen van mijn nieuwe paspoort via Sedex blijkt geen 42,50 reais te kosten, zoals gemeld in een mail van de ambassade, maar 50 reais.
Binnen een uurtje sta ik buiten. Wachten op neef Rodrigo van lief. Die zou me afhalen bij de ambassade, dat beloofde hij gisteren. Lief had dat geregeld. Rodrigo werkt vlakbij de Nederlandse ambassade, bij een werf voor boten. Daar reviseren ze onder meer motoren. De werf ligt aan het kunstmatige meer Lago Paranoa van Brasilia. Het is 48 kilometer lang en ligt rondom het centrum. Daar wil ik heen.
Het wordt een Braziliaans drama. Anderhalf uur duurt het voordat een vriend van Rodrigo aankomt met de auto. Na diverse telefoontjes mijnerzijds. ´´Rustig maar, hij is even eten aan het kopen en is op weg``, zegt neeflief telkens. Als die alleraardigste vriend me eindelijk ophaalt, blijkt Rodrigo niet meer dan een half uurtje lopen van de ambassade te werken. De schurk. Aangekomen, geef ik hem een verdiende en flinke por in zijn buik. Gek! Hij moet er om lachen. Hij lacht altijd (foto rechtsboven). Zijn commentaar? ´´Ik liet je gewoon staan daar, hoor. Beetje lijden, kan geen kwaad.`` Die krijgt hij terug, verzeker ik hem. Als ik eenmaal in Palmas woon en hij aan het einde van het jaar zijn ouders daar bezoekt, wacht hem een verrassing. Wat, ik weet het nog niet, tijd zat om te bedenken. Ik mag Rodrigo, het is een lang verhaal, maar hij is oké.
Zorgen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Op zijn Nederlands gesproken. Wat is het hier mooi! Het meer doet denken aan een binnenzee. Het ruikt zelfs zo. Wat zit daar toch? Bij de jachtwerf, op het droge? Nee! Het is een capivara, een Braziliaanse bever (foto rechtsboven). Uit de kluiten gewassen. Groot. Levend. In het centrum van de Braziliaanse hoofdstad, dat is maf. De bever is alom bekend in Brazilië. Er wordt in de binnenlanden stiekem jacht op gemaakt. ´s Nachts, met lantaarns. Het is ten strengste verboden. Het is een beschermde diersoort. Ik heb vaak capivara gegeten. Het is een kunst om goed klaar te maken. Het vlees is heerlijk. Ja, ik weet het, ik ben schuldig. Nu, oog in oog met het dier, beloof ik plechtig nooit meer capivara te eten. ´´Ga er maar naar toe``, zegt Rodrigo. Ik doe het te snel, het dier snelt het water in. Ik vraag of ze niet worden gestroopt hier. ´´Geen denken aan, iedere capivara heeft een chip en er is controle``, legt neeflief uit.
Ik eet mee met het personeel van de werf. Daarna brengt de baas me naar een busstation in Brasilia. Er zijn diverse busstations in de hoofdstad, niet ieder heeft connecties met Goiânia. Het is een kwartiertje. Aangekomen, neem ik snel afscheid. Terug naar huis. Ik ben moe. Gelukkig heb ik de kosten van nieuwe foto´s bespaard, want het buskaartje is ook alweer duurder van verwacht. En van te voren geïnformeerd. Ik hou nog geen tien reais extra over van het geld dat weldoener heeft gestort. Daar koop ik een colaatje en wat mineraalwater van voor de zeker bijna vier uur durende terugweg. Ik hoop dat het oké is.
Het zit erop. De bus in, het is donker. Weldoener kan zijn borst natmaken, want dit laat ik niet over mijn kant gaan. Tijden veranderen, en wanneer alles weer in de kan en de kruik is, ga ik hem een mooi presentje opsturen. Vanuit Palmas, vanuit Tocantins. Ik weet al wat, ik weet waar hij van houdt, maar hou het uiteraard ook lekker geheim. Bedankt jongen, deze geste en prachtige dag zal ik mijn leven meedragen. Nu nog wat surfen op het web en die kapster een dikke zoen op een wang geven. Ze vraagt om de haverklap of het goed met me gaat. ´´Sim senhora, tudo de bom.`` Ja mevouw, alles goed. Welk recht heb ik om te klagen?

donderdag 23 augustus 2012

Brazilië, Turkije en houvast

Het moet een boekje worden. Een idee van jaren. Het kan nog. Gelukkig zijn via het web data en andere details te achterhalen, want die zijn én noodzaak voor een degelijk verhaal én maken opgeschreven gebeurtenissen geloofwaardig. Niks is gelogen, maar daar kan en mag een ieder aan twijfelen. Ik verzeker u, het is allemaal waar, net als alle blogs over Brazilië. Weer een lange inleiding. Waarover? Over een gebeurtenis in Turkije, in 1999, die me in Brazilië houvast geeft, nu het zachtjes geschreven een ´beetje minder gaat` (zie vorige blog Met de billen bloot).
Een apart jaar, 1999. Ik zou op 23 december, vlak voor Kerstmis dus, voor de eerste keer voet aan wal zetten in het grootste Latijns-Amerikaanse continent. Waar ik nu bijna onafgebroken negen jaren woon. Dat was zeker niet gepland en de gedachte aan een emigratie kwam al helemaal niet bij me op. Welnee, ik ging gewoon op vakantie, met een maat. Gewoon naar Rio de Janeiro, gewoon naar de stranden van Copacabana (foto boven) en Leblon, naar het grote voetbalstadion Maracanã.
Een turbulent jaar ook, 1999. Feyenoord zou weer eens kampioen van Nederland worden. Dat was op zondag 25 april, na 2-2 thuis tegen NAC. Maar we spoelen vooruit. Eerst was er die winterstop van het voetbalseizoen ´98-´99. Voor voetbalsupporters die niet in 23 seizoenen honderden wedstrijden in binnen- en buitenland van hun club hebben bezocht, een korte uitleg. Wedstrijden in winter- en zomerstop, de weken dat de landelijke voetbalcompetitie stilligt, zijn een groot feest. Zeker voor de vaste kern van Feyenoordsupporters. Geen zenuwen voor wederom verlies, lekker reizen, wat zien van andere culturen en toch dichtbij het cluppie. Feyenoord belegde in de genoemde winterstop een trainingskamp in Turkije, van zaterdag 16 tot en met zaterdag 23 januari. Het speelde een wedstrijd in Istanbul en eentje in Antalya.
Daar zag het evenwel niet naar uit. Feyenoord was verdraaid slordig met tijdig duidelijke informatie te geven over de te spelen wedstrijden in Turkije. Fijn voor de supporters. Spelen in Istanbul én Antalya, eerste mededeling, daarna alleen in Antalya en toen ik uiteindelijk via Istanbul in Antalya aankwam, kon ik gelijk terug die gammele bus in voor een gekke oefenpot tegen Galatasaray. Gek ja, omdat de spelers van Feyenoord werden bestolen. Een Turks onverlaatje had zijn kans schoon gezien om tijdens de eerste helft via een klein raam de kleedkamer van Feyenoord binnen te klimmen om er waardevolle spullen en geld buit te maken van de spelers. Het zou goedkomen, de dader werd later gepakt. Feyenoord wilde aanvankelijk de tweede helft niet meer het veld op. Dat deed het toch en maakte een 2-0-achterstand ongedaan: (2-2).
Voldoende gezeverd. Die gebeurtenis. Ik kwam vrijdagavond 15 januari 1999 aan in Istanbul. Boekte een hotel en ben de volgende dag de stad ingegaan. Op een bankje in het weidse park bij de Blauwe Moskee (foto rechtsboven) ontmoette ik een Turkse man die Duits sprak. Om een lang verhaal kort te maken, de man palmde me helemaal in, vroeg welk hotel ik had, of ik geld bij me droeg en waar ik dat dan had verborgen. Ik moest weg uit het hotel, zei hij, het was er niet veilig. Hij wist een betere plek om te overnachten. Eerst met een taxi naar een bar, waar ik natuurlijk alles betaalde, terug naar mijn hotelletje, uitchecken en met de man mee in een andere taxi. Het was al nacht. We hadden een goed biertje gedronken. De man zat voorin de taxi, die een onbestemde donkere buitenwijk van Istanbul in reed. De auto stopte. Mijn Turkse vrind kondigde aan een neef van hem op te halen die mijn o zo veiligere overnachting zou regelen. Overmoedig door zoveel warmte en sympathieke aandacht gaf ik de man mijn portemonnee met bankpasje en al mijn Turks en Nederlandse geld. Met de bedoeling om de taxichauffeur te betalen. En weg was de Duitse Turk, weg was mijn portemonnee. Kan het dommer?
Ik stapte uit de taxi en ging met mijn tas met schone onderbroeken en Feyenoordkleding in een portiek zitten. De taxichauffeur wist niet hoe snel hij weg moest rijden. Ik wist bij Allah niet waar ik was en wat ik moest doen. Een potje janken. Niet vanwege verdriet, maar vanwege die oerdomme actie van me. Machteloos. Daar stopte een auto. Drie oudere Turken stapten uit. Een man vroeg mij, weer in het Duits, wat er aan de hand was. Ik legde het uit. ´´Eerst naar de toeristenpolitie, stap in, ik zal je helpen.`` Ik twijfelde geen moment, kon niets meer kwijtraken. Gelukkig had ik mijn paspoort en vliegtickets in mijn jas verborgen, die waren gered. Bij de toeristenpolitie gaf de nieuwe reddende engel een visitekaartje. ´´Bel me als je me nodig hebt.``
De dienstdoende politie-officier maakte een proces-verbaal op. Een vriendelijke man, al had ik het wel gehad met vriendelijke Turkse mannen. Toen. ´´Wat ga je doen? Als je wilt, gaan we nu naar het vliegveld en zorg ik ervoor dat je ticket wordt veranderd. Kun je vanavond of morgen vroeg terug naar Nederland.`` Ik keek de politieman aan, begreep niet wat hij zei. ´´Terug? Ik moet naar Antalya. Daar speelt Feyenoord.`` Hij lachte: ´´Maar hoe dan? Antalya is ver weg.`` Ik haalde mijn schouders op. ´´Weet je wat, ik heb een vriend die heeft een hotel hier vlakbij. Kun je gratis slapen. Je bent doodop, het is laat. Morgen zien we verder.``
In dat hotel mocht ik ook gratis naar Nederland bellen en kon zo mijn pas blokkeren. Dat was één. De volgende ochtend, na een slapeloze nacht, de Turk gebeld die me naar de politie had gebracht. Hij draafde direct op. Het was die dag het einde van de Ramadan, ik moest het samen met hem vieren. Naar Antalya? Geen punt, ik koop een buskaartje voor je. Joh.
Nog één telefoontje naar Belek, naar een superluxe hotel/sportcomplex op zo´n dertig kilometer van Antalya. Daar huisde de Feyenoordselectie, daar waren collega-journalisten. Die journalisten kende ik goed. Michel van Egmond onder anderen. Ik kreeg er één aan de telefoon, weet niet meer wie, ik dacht Michel ja, en legde mijn situatie uit. ´´Als ik dat trainingskamp binnenwip, kunnen jullie me dan geld lenen. Genoeg op de girorekening, maar geen pasje meer, zie je.`` Geen probleem. Opluchting.
De dag met die Turkse engelbewaarder werd een regelrechte ramp. Wat hij deed, was perfect. Daar niet van. Hij zorgde goed voor me. Hij nam me mee naar zijn huis, naar zijn vrienden, verzorgde een tour door het waanzinnig fascinerende Istanbul, gratis heerlijk eten in een restaurant en naar het busstation, waar hij bij me bleef tot de bus naar Antalya vertrekte. Gaf me zelfs nog een paar Turkse Lira´s mee. Maar de aap kwam uit de mouw. De man bleek fervent aanhanger van de Grijze Wolven. Een extreem rechtse groepering in Turkije. Hij dweepte met Hitler. Mein Kampf, dat was zijn bijbel. Hij toonde dat boek in zijn woonkamer. Ik schrok me een ongeluk. Hij maakte steevast dat verschrikkelijke handgebaar van de Grijze Wolven (foto linksboven). Ik moest het van hem nadoen, maar vertikte het. Ik deed net of ik erg onhandig was, het lukte van geen kanten. Hij wilde dat ik in Nederland sympathie en (financiële) steun zou werven voor die groepering. Ik beloofde niks, knikte wat wezenloos voor me uit. Ben je helemaal gek, dacht ik, als ik ergens allergisch voor ben, is het voor alles dat maar een beetje naar extreem rechts ruikt. Enge en heel verkeerde mensen zijn het die er zulk een gedachtengoed op na houden. Dat gold ook voor die Turkse wolf in schaapskleding. Ondanks alles.
De busreis naar Antalya duurde zo´n tien uur. Een nachtreis. Weer geen oog dicht. De volgende ochtend kwam ik steenkapot aan in Belek. Een weer vriendelijke Turk bracht mij daar met zijn auto. Oef. Wat een complex. Nog chiquer dan verwacht, nog mooier dan op dat fotootje op een pagina van een editie van de Feyenoordkrant. De pagina met dat fotootje had ik in Nederland uit die Feyenoordkrant gescheurd en bij mijn paspoort gestoken. Een gelukkie, anders was ik nooit in Belek gekomen.
Nog één horde. Het sportcomplex (foto rechtsboven) was hermetisch afgesloten van de buitenwereld. Enorme slagbomen, Turken in uniformen en met enge geweren. Kom ik aan. Stinkend naar zweet, wallen onder de ogen tot aan de enkels, een verschoten spijkerbroek. Alles of niets, was het credo. Ik had van Feyenoordspeler Jean-Paul van Gastel in 1997 in Kosiçe in Slowakije (waar de club de laatste wedstrijd dat seizoen in de Champions League speelde) zijn trainingsjack gekregen. Super. Meegenomen, natuurlijk. Ik viste het uit mijn tas, deed het aan en stapte onvervaard op de slagbomen af. Met een hart dat bijkans uit het lichaam klopte, commandeerde ik in het Nederlands: ´´Opendoen! Feyenoord.`` En wees op mijn jack. Nog nooit ging een slagboom zo snel open.
Gered. Nu dat beloofde geld ophalen, terug naar Antalya, een goedkoop hotel, douchen en slapen. Ik kon geen stap meer zetten, had ook geen lira meer over van die wolf. In de lounche van hotel een lange tafel en daar zaten ze. De heren journalisten. Mijn eigen bloed. ´´Geld? Nou, uh, we hebben geprobeerd te pinnen, het ging niet. Nee, ook met een creditcard lukte het niet.`` Daar kon ik het mee doen. Ik stond erbij en luisterde ernaar. Zei niks. Geen kopje koffie, geen glaasje prik. Niks. Naar de toilet, water, ik had dorst. Fijne collega´s. Stelletje idioten.
Terug naar de lounche, zitten op een grote stenen wenteltrap die naar boven leidde. En wat nou? Ik wist het niet. Ik hoorde mensen de trap aflopen. Ik werd op mijn schouder getikt. Keeper Jerzy Dudek, verdediger Kees van Wonderen. ´´Hé, ben jij er ook weer?`` Ik keek Van Wonderen aan en vertelde in het kort mijn verhaal. Woest was ik. ´´En die collega´s van me...`` Andere spelers liepen voorbij, op weg naar een lunch. Ik bleef waar ik was, verroerde geen vin. Daar kwam die goeie Van Gastel aan (foto rechtsboven, uit 1999, met de landskampioenschaal). ´´Hé, ik heb net van Kees gehoord wat er met je is gebeurd. Niet weglopen, blijf hier. Ik kom zo naar je toe.`` Ik snapte er niks van. Het werd snel duidelijk. Na een kwartiertje kwam Van Gastel inderdaad naar me toe. Hij gaf 585 gulden, die had hij ingezameld tijdens de lunch. ´´Daar red je het wel mee, denk ik.`` Ik had geen woorden. Geen daden ook. Collega-journalisten toonden op slag interesse. Spelers geven geld aan gedupeerde supporter, da´s nieuws. Interview met mij op Radio Rijnmond. Ja, ik heb het gegeven, je bent toch journalist, hè? Dat hoorde ´onze` blonde zangeres Vanessa (wie kent haar nog?). Vrouw van de grote en rijke baas van Free Record Shop. Van Breukhoven. Vanessa: ´´Wat een zielig verhaal. Die man geef ik duizend piek.`` Die heb ik gekregen. Einde gebeurtenis.
Naderhand is er veel meer gebeurd in Turkije, ben er vier keer teruggeweest voor een hopeloze verkering, heb een Nederlandse vriend voor het leven ontmoet die toen al in Antalya woonde en dat nog steeds doet. Het is Jan Dubbeldam (foto rechts), een weergaloze vent die jong Turks voetbaltalent deskundig begeleidt en een reisbureau heeft (www.jantalyareizen.nl is zijn site, wat een simpele en wereldse naam toch).
Ja, een boekje over Feyenoordbelevingen, over Turkije, een land waar ik ook veel van ben gaan houden. Echter, echt geen tijd. Snel deze veel te lange blog publiceren. Want internet kan ieder uur worden afgesloten, de rekening is niet betaald. Familie van lief beloofde een gratis verhuizing te regelen naar Palmas, hoofdstad van de Braziliaanse jongste staat Tocantins, zo´n kleine duizend kilometer noordwaarts. Daar gaan we inwonen bij de ouders van lief. Dozen zijn ingepakt, kasten van de muur. Maar geen verhuiswagen. Chauffeur heeft het druk, is de mededeling van familie deze week, we gaan op zoek naar een ander. Dat gaat wederom ´even duren`. Op zich niks bijzonders, het duurt altijd ´even` in dit land. Maar we willen weg, ik wil aan de slag in Palmas (zie vorige blog). Opwinden heeft geen zin, dat betekent negatieve energie. Wachten is de boodschap. Gedachten de vrije loop. Peinzen. En zo passeren gebeurtenissen uit het verleden. Gebeurtenissen die deze burger moed en houvast bieden.

woensdag 15 augustus 2012

Met de billen bloot

Het leven gaat beginnen in Brazilië. Schrijft hij met bravoure. En dat mag best een beetje minder. Want na bijna negen jaar in- en uitademen in het Latijns-Amerikaanse continent, geëmigreerd op 27 november 2003, is de realiteit er één van een enorme puinhoop. Hij woont samen met een geweldige vrouw (foto linksboven), in een absoluut geweldig land, dat zijn de enige twee pluspunten. De minpunten, oei, het is beter daar niet naar over naar huis te schrijven. Ik doe het toch. Officieel getrouwd met een Braziliaanse, een bloedeigen dochter (foto rechts, enkele jaren geleden genomen) bij die vrouw, die vaderlief al sinds 2006 niet meer heeft gezien. Moeder en dochter wonen in Mexico, in het noorden nog wel. Lekker veilig gebied. Contact? Nee, natuurlijk niet. Mama heeft het wel gezocht, ze wil geld, ze heeft gelijk. Maar papa heeft geen rooie euro meer. Hij had voordat hij oversteek maakte netjes de ontvangen afkoopsom van zijn werkgever, het regionale dagblad BN/De Stem in Breda, voor negen jaar belegd. Iedere maand een toelage. Dat is voorbij, sinds januari dit jaar. Alles op en er echt niet zomaar doorgedraaid.
Hij zou te ver voeren om een diepe analyse te geven over het wegvloeien van al dat geld (2000 tot 3000 reais per maand!), maar er is niet echt slim gehandeld. Op zijn Hollands zou oerdom ook kunnen hoor. Dat is aan de lezer. Maar gedane zaken nemen geen keer, lang leve het cliché. Ik laat er ook geen traan om, het is mijn eigen schuld, mag ik het daarbij laten? Te lang stilgezeten, te lang alles op zijn beloop gelaten. Te snel geëmigreerd wellicht, maar ja, de regeling voor afkoopsom was actueel en de Braziliaanse was tijdens haar bezoek aan Nederland plotsklaps zwanger van de nu oud-eindredacteur in kwestie. Opgeteld een mooie gelegenheid om te verkassen. Ik had het gezien in Nederland, wilde weg. Was ook al drie jaren op en neer aan het reizen van vaderland naar Brazilië. Zo onbekend leek het tropische leventje niet, maar toch. De Nederlandse cultuur na 43 jaar binnen zeg maar 24 uur definitief inruilen voor de Braziliaanse, na aankomst snel trouwen en voor de eerste keer papa worden, welja. Dat had die papa met zijn gezonde verstand beter kunnen en wellicht moeten inschatten.
Helemaal stilgezeten? Nee, zeker niet. Een lunchroom geëxploiteerd, even in een hotel gewerkt, leraar Engels, hulp-leraar op de Federale Universiteit van Goiás in mijn woonplaats, meehelpen aan het uitbouwen van een (sport-)federatie voor lichamelijk gehandicapten. Van korte duur, zonder vooruitzichten op een goed en doorlopend loontje. Ook te laat ingezet, laat ik het weer herhalen. De situatie nu van mijn lief en engel Belgna en ik is er één van behalve puinhoop, ook één van schande.
Belgna is vorig jaar weliswaar afgestudeerd als lerares geografie, maar kan daarin geen baan vinden. Ze werkt bij een ziekenhuis, waar ze onderzoeken van de doktoren digitaliseert. Via een bandje of via slecht schrift moet ze medisch taalgebruik in netjes medisch Portugees intikken op een computer.
Het loon is een drama. We kunnen ervan eten, gas, water en licht betalen. De vaste telefoon daarentegen is al afgesloten, de computer volgt eind deze maand. Drie maanden huurachterstand bij tante van lief, bij wie het huisje huren, het maakt het leven er zeker niet zonniger op. Ik heb gelukkig mijn Nederlandse girorekeningen weten te beëindigen, dus daar zijn geen kosten meer aan verbonden. Daarentegen is mijn Nederlandse paspoort in juni dit jaar verlopen, daarvoor moet ik naar de hoofdstad Brasilia toe om die te verlengen. Voor die reis en de kosten van verlenging, helaas, even geen reais voorhanden.
De kogel is door de kerk. Zo kan het niet langer. We gaan verhuizen, naar Palmas, naar de staat Tocantins, de jongste Braziliaanse staat (van 1989). We gaan inwonen bij mams (foto links) en paps van lief, twee oudjes van rond de tachtig jaar. Lief blijft vooralsnog in Goiânia, bij een zus. Om te blijven werken en schulden te betalen (er is meer dan die huurschuld, maar dat blijft privé). Ik ken de ouders van Belgna goed, het zijn fantastische oudjes, heb er ook over geschreven op mijn blog (Reisverslag 1 en Reisverslag 2). Ik heb via de lerares die ik op de universiteit heb geholpen (journalistiek natuurlijk), een aanbevelingsbrief gekregen. Zij heeft contact gezocht met de baas van een papieren krant, internetkrant en radiostation in Palmas. Van harte welkom, kom maar praten. Verder heb ik via internet alle zo´n beetje ´respectabele` reisorganisaties in de hoofdstad van Tocantins gemaild, en het zal niet waar zijn, zeker twee zijn gïnteresseerd. Dat is nieuw voor me, want uiteraard heb ik dat ook in Goiânia gedaan, echter, nul op rekest. Het moet me van het hart, dat vergeleken met Goiás, de staat waar Goiânia de hoofdstad van is, Tocantins verschrikkelijk mooie toeristische plekken en plekjes kent en daarbij op internationaal toeristisch gebied een redelijke maagd is (foto rechtsboven). Ja, da´s reclame, niet zeuren alsjeblieft, maar gewoon boeken. Krijgen jullie de gids en vakantie van je leven. Kijk via internet naar het duinen- en watergebied Jalapão, echt uniek in Brazilië. Puur ecotoerisme is het en bizar om ergens in het midden-noorden in een enorm land tot de enkels in heet duinenzand weg te zinken. U bent bij deze vast voorverwarmd.
Nu het toch over de hitte van de dag gaat, daar zal ik aan moeten wennen in het huisje van ´schoonouders`. Palmas en Tocantins liggen bijna duizend kilometer noorderlijker dan Goîânia, dus een fellere zon. Lekker frisjes voor Braziliaanse begrippen zoals Goiânia in deze tijd kan zijn (zestien graden Celsius in de ochtend) kan ik op mijn veel te dikke buik schrijven.
Het is wel goed zo. Geen tijd, het is tijd om puin te ruimen. De trein moet op de rails. Oh, wie suggereert dat terugkeren naar Nederland een optie is, zal ik moeten teleurstellen. Ik ga nooit terug. Verkeerd? Misschien, maar dat is dwangmatig. Voorbeeldje? Als ik fiets, wat een grote passie van me is, en ik rijd verkeerd, wat vaak gebeurt in Goiânia, dan rij ik liever acht kilometer om dan ik één kilometer terugkeer. Helaas pindakaas. En ik ben een vechter, geef niet op als het ´even` tegenzit. Met bravoure geschreven? Ja en met al het optimisme dat een Braziliaan eigen is. Geen keus immers, het leven gaat beginnen.

maandag 13 augustus 2012

Olympische Spelen in Rio de Janeiro

Het is voorbij. Even maar. Slechts vier jaartjes geduld en het spektakel staat opnieuw op de internationale sportagenda. In ongetwijfeld een van de meest fascinerende steden op deze aardbol, in een absoluut feestland. Het gaat over de Olympische Spelen in Rio de Janeiro in Brazilië, van 5 tot 21 augustus 2016. Dat worden legendarische Spelen voor het Latijns-Amerikaanse continent. In meerdere opzichten. Op sportief gebied, zal de gastheer eindelijk beginnen met een goede professionele structuur voor het opleiden en begeleiden van atleten? Oké, voetbal en volleybal, daar hoeven geen misverstanden over te bestaan. Die zijn geworteld in de Braziliaanse samenleving. Basketbal en handbal zijn groeiende. Dat is het wel zo´n beetje.
Maar dan. De 30-jarige vrouwelijke boxer Adriana Araújo won in Londen een bronzen medaille (categorie tot zestig kilo). De eerste medaille voor een Braziliaanse vrouwelijke bokser op de Olympische Spelen. Brazilië heeft 44 jaar moeten wachten op boks-succes: Servílio de Oliveira won de laatste medaille in 1968 tijdens de Olympische Spelen in Mexico. In plaats van respect en feest is er kritiek. Want ene meneer Mauro José da Silva, president van de Braziliaanse boksfederatie, heeft in de voorbereiding van ´zijn` boksteam doodleuk in de pers gezegd dat, vrij vertaald, mevrouw Adriana helemaal niets heeft te zoeken in Londen en dat ze nooit en te nimmer zelfs de kwalificaties door zal komen. Nee Nederlanders, het is echt niet zo dat die uitspraken waren bedoeld als extra prikkel. Typisch Brazilië. We hebben altijd een mening, we weten het altijd beter, we houden onze mond niet. En dan te bedenken dat het brons van Adriana de honderdste medaille van Brazilië is in haar olympische geschiedenis. Natuurlijk sneerde de bokster met de medaille om haar nek richting federatie: ´´Ik weet wat ik kan``, schreeuwde ze voor Braziliaanse camera´s toen haar werd gevraagd over de vernederende opmerkingen van ´haar` bobo. ´´Geef je je medaille nou aan hem``, vroeg een Braziliaanse verslaggever, vol ironie. Adriana stak een vuist in de lucht. Als antwoord. Het was afdoende, de prijs is binnen. Die bobo kan nu beter in een heel diep gat wegkruipen. Kritiek ook in achtergrondreportages op televisie en in kranten in Brazilië. Atletisme. Hoogspringen, verspringen, hardlopen, noem het maar. Weer het ontbreken van structuren, van goede opvang en uiteraard de benodigde centjes. Brazilië wil echt schitteren in 2016. Dat is de trots van het volk. Terecht. Het piepkleine Nederland, Brazilië is 251 keer groter, behaalde twintig medailles in Londen. En dat enorme Brazilië, met bijna tweehonderd miljoen inwoners? Zeventien, drie gouden, vijf zilveren, negen bronzen. Nederland: zes gouden, zes zilveren, acht bronzen. Verdere uitleg overbodig.
Legendarische Spelen? Ze gaan de geschiedenis in. Op wat voor manier dan ook. Het is een gewaagde voorspelling, maar ik durf het aan. Want er zijn stekende angels in die vijf ringen te verwachten. De veiligheid. Hoe garandeert Rio de Janeiro die? Welke maatregelen worden genomen en zullen ze voldoen? Jawel, het is een ´stuk rustiger` in de grote favela´s (krottenwijken) in Rio. Maar schijn kan bedriegen. Die krottenwijken liggen slechts op steenworpjes afstand van de plaatsen waar in 2016 duizenden atleten hun best gaan doen. Begeleiders, volgers, internationale pers, supporters uit de hele wereld. De Spelen hebben in geluk. Ze worden na het wereldkampioenschap voetbal voor landenteams in 2014 gehouden. Gaat daar wat mis, dan zou ´voortijdig` ingrijpen verdere problemen kunnen voorkomen.
Voortijdig. Daar zit ´em nou net de kneep. Dat WK is nakende. Werkzaamheden vlotten van geen meter. Stadions zijn nog in volle (ver)bouw, adequate aanvoer-, afvoer- en rondwegen bestaan veelal alleen op papier. Om over de o zo benodigde aanpak van de internationale vliegvelden in het Latijns-Amerikaanse continent maar te zwijgen. Dat is wellicht het grootste probleem. Een kleine storing, en die gebeuren het hele jaar door nog veel te vaak, en er stijgt of landt urenlang geen vliegtuig of wat daar op lijkt op grote luchthavens als São Paulo en Rio de Janeiro. Fijn als de deelnemende voetballers aan het WK voor een volgende wedstrijd van São Paulo naar Brasilia moeten verkassen. De wereldvoetbalbond FIFA maakt zich zorgen en laten dat te pas en te onpas weten. Maar Brazilië is Brazilië, alles op het laatste moment. Het land is er rotsvast van overtuigd dat het goedkomt, voor de eerste aftrap van het toernooi. En dat laat het weten. Te pas en te onpas. En rotsen zijn er maar zat in het land.
Ophouden met gezeur. Het waren mooie Spelen in Engeland, mooie beelden. De opening en afsluiting maakten indruk. Marisa Monte maakte haar opwachting tijdens het sluitingsfeest, ik ben een grote fan van haar. Natuurlijk weer die verdraaide Pelé, daar ontkomt een mens niet aan. Hij is de grote ambassadeur van voetballend en sportend Brazilië voor de evenementen in 2014 en 2016. Het is erg leuk nu, en zeker voor Nederlanders die Brazilië kennen, om te mijmeren over die opening en dat slotfeest. Neem me niet kwalijk, het loog er niet om in Londen zeg. Paul McCartney, Spice Girls, een halve Who, driekwart Queen, Eric Idle (Monty Python, wat blijft dat toch leuk), Annie Lennox, Britse blikken werden opengetrokken. En wat is die ouwe Roger Daltrey van The Who nog goed van stem! Kippenvel. Zeker voor deze vijftiger, die toen hij nog in Nederland woonde, duizenden elpees had verzameld, het merendeel popmuziek uit de jaren zestig en zeventig. Aan de slag. Willen lezers meedenken alsjeblieft. Eerst een mooi Braziliaans openingsfeest voor Rio 2016. Met nadruk op de muziek. Die sluiting doen we later. Suggesties voor de ronde tafel. De Braziliaanse Frank Sinatra zal wel optreden, Robert Carlos. Ook daar ontkomt de mens niet aan. Vreselijk vind ik die man, maar over smaak valt niet te twisten. Samba natuurlijk. Zullen we een sambaschool uit Rio de Janeiro een presentatie laten doen? Beija-Flor ofzo? Olodum en capoeira, de internationaal bekende gevechtsdans, zijn verplichte nummers, moet. Maar wie gaat bossa-nova, zoals The Girl of Ipanema, zingen. Goeroe Tom Jobim is dood. Gal Gosta weer? Marisa Monte toch? Over samba geschreven. Wie gaat dat ´voordragen`? João Bosco, Martinho da Vila of de overbekende Brahma-bierdrinker Zeca Pagodinho. Wat moeten we met rap, erg populair in Brazilië. Racionais? Of zijn ze te grof, de teksten liegen er immers niet om, volop kritiek op politie en politiek in niet mis te verstane woorden. Sertaneja, de Braziliaanse country. Bruno e Marrone, de iconen van die muzieksoort, wellicht. En wat moeten we met zangeres Yvete Sangalo?
Vragen, vragen. Oeps, ik zie door bomen het Atlantische oerwoud even niet meer. Hulp. En niet te lang wachten, hè. Wij zijn geen Brazilianen, wij zijn Nederlanders. Op tijd klaar en alles dik in orde. Ja toch?