donderdag 23 augustus 2012

Brazilië, Turkije en houvast

Het moet een boekje worden. Een idee van jaren. Het kan nog. Gelukkig zijn via het web data en andere details te achterhalen, want die zijn én noodzaak voor een degelijk verhaal én maken opgeschreven gebeurtenissen geloofwaardig. Niks is gelogen, maar daar kan en mag een ieder aan twijfelen. Ik verzeker u, het is allemaal waar, net als alle blogs over Brazilië. Weer een lange inleiding. Waarover? Over een gebeurtenis in Turkije, in 1999, die me in Brazilië houvast geeft, nu het zachtjes geschreven een ´beetje minder gaat` (zie vorige blog Met de billen bloot).
Een apart jaar, 1999. Ik zou op 23 december, vlak voor Kerstmis dus, voor de eerste keer voet aan wal zetten in het grootste Latijns-Amerikaanse continent. Waar ik nu bijna onafgebroken negen jaren woon. Dat was zeker niet gepland en de gedachte aan een emigratie kwam al helemaal niet bij me op. Welnee, ik ging gewoon op vakantie, met een maat. Gewoon naar Rio de Janeiro, gewoon naar de stranden van Copacabana (foto boven) en Leblon, naar het grote voetbalstadion Maracanã.
Een turbulent jaar ook, 1999. Feyenoord zou weer eens kampioen van Nederland worden. Dat was op zondag 25 april, na 2-2 thuis tegen NAC. Maar we spoelen vooruit. Eerst was er die winterstop van het voetbalseizoen ´98-´99. Voor voetbalsupporters die niet in 23 seizoenen honderden wedstrijden in binnen- en buitenland van hun club hebben bezocht, een korte uitleg. Wedstrijden in winter- en zomerstop, de weken dat de landelijke voetbalcompetitie stilligt, zijn een groot feest. Zeker voor de vaste kern van Feyenoordsupporters. Geen zenuwen voor wederom verlies, lekker reizen, wat zien van andere culturen en toch dichtbij het cluppie. Feyenoord belegde in de genoemde winterstop een trainingskamp in Turkije, van zaterdag 16 tot en met zaterdag 23 januari. Het speelde een wedstrijd in Istanbul en eentje in Antalya.
Daar zag het evenwel niet naar uit. Feyenoord was verdraaid slordig met tijdig duidelijke informatie te geven over de te spelen wedstrijden in Turkije. Fijn voor de supporters. Spelen in Istanbul én Antalya, eerste mededeling, daarna alleen in Antalya en toen ik uiteindelijk via Istanbul in Antalya aankwam, kon ik gelijk terug die gammele bus in voor een gekke oefenpot tegen Galatasaray. Gek ja, omdat de spelers van Feyenoord werden bestolen. Een Turks onverlaatje had zijn kans schoon gezien om tijdens de eerste helft via een klein raam de kleedkamer van Feyenoord binnen te klimmen om er waardevolle spullen en geld buit te maken van de spelers. Het zou goedkomen, de dader werd later gepakt. Feyenoord wilde aanvankelijk de tweede helft niet meer het veld op. Dat deed het toch en maakte een 2-0-achterstand ongedaan: (2-2).
Voldoende gezeverd. Die gebeurtenis. Ik kwam vrijdagavond 15 januari 1999 aan in Istanbul. Boekte een hotel en ben de volgende dag de stad ingegaan. Op een bankje in het weidse park bij de Blauwe Moskee (foto rechtsboven) ontmoette ik een Turkse man die Duits sprak. Om een lang verhaal kort te maken, de man palmde me helemaal in, vroeg welk hotel ik had, of ik geld bij me droeg en waar ik dat dan had verborgen. Ik moest weg uit het hotel, zei hij, het was er niet veilig. Hij wist een betere plek om te overnachten. Eerst met een taxi naar een bar, waar ik natuurlijk alles betaalde, terug naar mijn hotelletje, uitchecken en met de man mee in een andere taxi. Het was al nacht. We hadden een goed biertje gedronken. De man zat voorin de taxi, die een onbestemde donkere buitenwijk van Istanbul in reed. De auto stopte. Mijn Turkse vrind kondigde aan een neef van hem op te halen die mijn o zo veiligere overnachting zou regelen. Overmoedig door zoveel warmte en sympathieke aandacht gaf ik de man mijn portemonnee met bankpasje en al mijn Turks en Nederlandse geld. Met de bedoeling om de taxichauffeur te betalen. En weg was de Duitse Turk, weg was mijn portemonnee. Kan het dommer?
Ik stapte uit de taxi en ging met mijn tas met schone onderbroeken en Feyenoordkleding in een portiek zitten. De taxichauffeur wist niet hoe snel hij weg moest rijden. Ik wist bij Allah niet waar ik was en wat ik moest doen. Een potje janken. Niet vanwege verdriet, maar vanwege die oerdomme actie van me. Machteloos. Daar stopte een auto. Drie oudere Turken stapten uit. Een man vroeg mij, weer in het Duits, wat er aan de hand was. Ik legde het uit. ´´Eerst naar de toeristenpolitie, stap in, ik zal je helpen.`` Ik twijfelde geen moment, kon niets meer kwijtraken. Gelukkig had ik mijn paspoort en vliegtickets in mijn jas verborgen, die waren gered. Bij de toeristenpolitie gaf de nieuwe reddende engel een visitekaartje. ´´Bel me als je me nodig hebt.``
De dienstdoende politie-officier maakte een proces-verbaal op. Een vriendelijke man, al had ik het wel gehad met vriendelijke Turkse mannen. Toen. ´´Wat ga je doen? Als je wilt, gaan we nu naar het vliegveld en zorg ik ervoor dat je ticket wordt veranderd. Kun je vanavond of morgen vroeg terug naar Nederland.`` Ik keek de politieman aan, begreep niet wat hij zei. ´´Terug? Ik moet naar Antalya. Daar speelt Feyenoord.`` Hij lachte: ´´Maar hoe dan? Antalya is ver weg.`` Ik haalde mijn schouders op. ´´Weet je wat, ik heb een vriend die heeft een hotel hier vlakbij. Kun je gratis slapen. Je bent doodop, het is laat. Morgen zien we verder.``
In dat hotel mocht ik ook gratis naar Nederland bellen en kon zo mijn pas blokkeren. Dat was één. De volgende ochtend, na een slapeloze nacht, de Turk gebeld die me naar de politie had gebracht. Hij draafde direct op. Het was die dag het einde van de Ramadan, ik moest het samen met hem vieren. Naar Antalya? Geen punt, ik koop een buskaartje voor je. Joh.
Nog één telefoontje naar Belek, naar een superluxe hotel/sportcomplex op zo´n dertig kilometer van Antalya. Daar huisde de Feyenoordselectie, daar waren collega-journalisten. Die journalisten kende ik goed. Michel van Egmond onder anderen. Ik kreeg er één aan de telefoon, weet niet meer wie, ik dacht Michel ja, en legde mijn situatie uit. ´´Als ik dat trainingskamp binnenwip, kunnen jullie me dan geld lenen. Genoeg op de girorekening, maar geen pasje meer, zie je.`` Geen probleem. Opluchting.
De dag met die Turkse engelbewaarder werd een regelrechte ramp. Wat hij deed, was perfect. Daar niet van. Hij zorgde goed voor me. Hij nam me mee naar zijn huis, naar zijn vrienden, verzorgde een tour door het waanzinnig fascinerende Istanbul, gratis heerlijk eten in een restaurant en naar het busstation, waar hij bij me bleef tot de bus naar Antalya vertrekte. Gaf me zelfs nog een paar Turkse Lira´s mee. Maar de aap kwam uit de mouw. De man bleek fervent aanhanger van de Grijze Wolven. Een extreem rechtse groepering in Turkije. Hij dweepte met Hitler. Mein Kampf, dat was zijn bijbel. Hij toonde dat boek in zijn woonkamer. Ik schrok me een ongeluk. Hij maakte steevast dat verschrikkelijke handgebaar van de Grijze Wolven (foto linksboven). Ik moest het van hem nadoen, maar vertikte het. Ik deed net of ik erg onhandig was, het lukte van geen kanten. Hij wilde dat ik in Nederland sympathie en (financiële) steun zou werven voor die groepering. Ik beloofde niks, knikte wat wezenloos voor me uit. Ben je helemaal gek, dacht ik, als ik ergens allergisch voor ben, is het voor alles dat maar een beetje naar extreem rechts ruikt. Enge en heel verkeerde mensen zijn het die er zulk een gedachtengoed op na houden. Dat gold ook voor die Turkse wolf in schaapskleding. Ondanks alles.
De busreis naar Antalya duurde zo´n tien uur. Een nachtreis. Weer geen oog dicht. De volgende ochtend kwam ik steenkapot aan in Belek. Een weer vriendelijke Turk bracht mij daar met zijn auto. Oef. Wat een complex. Nog chiquer dan verwacht, nog mooier dan op dat fotootje op een pagina van een editie van de Feyenoordkrant. De pagina met dat fotootje had ik in Nederland uit die Feyenoordkrant gescheurd en bij mijn paspoort gestoken. Een gelukkie, anders was ik nooit in Belek gekomen.
Nog één horde. Het sportcomplex (foto rechtsboven) was hermetisch afgesloten van de buitenwereld. Enorme slagbomen, Turken in uniformen en met enge geweren. Kom ik aan. Stinkend naar zweet, wallen onder de ogen tot aan de enkels, een verschoten spijkerbroek. Alles of niets, was het credo. Ik had van Feyenoordspeler Jean-Paul van Gastel in 1997 in Kosiçe in Slowakije (waar de club de laatste wedstrijd dat seizoen in de Champions League speelde) zijn trainingsjack gekregen. Super. Meegenomen, natuurlijk. Ik viste het uit mijn tas, deed het aan en stapte onvervaard op de slagbomen af. Met een hart dat bijkans uit het lichaam klopte, commandeerde ik in het Nederlands: ´´Opendoen! Feyenoord.`` En wees op mijn jack. Nog nooit ging een slagboom zo snel open.
Gered. Nu dat beloofde geld ophalen, terug naar Antalya, een goedkoop hotel, douchen en slapen. Ik kon geen stap meer zetten, had ook geen lira meer over van die wolf. In de lounche van hotel een lange tafel en daar zaten ze. De heren journalisten. Mijn eigen bloed. ´´Geld? Nou, uh, we hebben geprobeerd te pinnen, het ging niet. Nee, ook met een creditcard lukte het niet.`` Daar kon ik het mee doen. Ik stond erbij en luisterde ernaar. Zei niks. Geen kopje koffie, geen glaasje prik. Niks. Naar de toilet, water, ik had dorst. Fijne collega´s. Stelletje idioten.
Terug naar de lounche, zitten op een grote stenen wenteltrap die naar boven leidde. En wat nou? Ik wist het niet. Ik hoorde mensen de trap aflopen. Ik werd op mijn schouder getikt. Keeper Jerzy Dudek, verdediger Kees van Wonderen. ´´Hé, ben jij er ook weer?`` Ik keek Van Wonderen aan en vertelde in het kort mijn verhaal. Woest was ik. ´´En die collega´s van me...`` Andere spelers liepen voorbij, op weg naar een lunch. Ik bleef waar ik was, verroerde geen vin. Daar kwam die goeie Van Gastel aan (foto rechtsboven, uit 1999, met de landskampioenschaal). ´´Hé, ik heb net van Kees gehoord wat er met je is gebeurd. Niet weglopen, blijf hier. Ik kom zo naar je toe.`` Ik snapte er niks van. Het werd snel duidelijk. Na een kwartiertje kwam Van Gastel inderdaad naar me toe. Hij gaf 585 gulden, die had hij ingezameld tijdens de lunch. ´´Daar red je het wel mee, denk ik.`` Ik had geen woorden. Geen daden ook. Collega-journalisten toonden op slag interesse. Spelers geven geld aan gedupeerde supporter, da´s nieuws. Interview met mij op Radio Rijnmond. Ja, ik heb het gegeven, je bent toch journalist, hè? Dat hoorde ´onze` blonde zangeres Vanessa (wie kent haar nog?). Vrouw van de grote en rijke baas van Free Record Shop. Van Breukhoven. Vanessa: ´´Wat een zielig verhaal. Die man geef ik duizend piek.`` Die heb ik gekregen. Einde gebeurtenis.
Naderhand is er veel meer gebeurd in Turkije, ben er vier keer teruggeweest voor een hopeloze verkering, heb een Nederlandse vriend voor het leven ontmoet die toen al in Antalya woonde en dat nog steeds doet. Het is Jan Dubbeldam (foto rechts), een weergaloze vent die jong Turks voetbaltalent deskundig begeleidt en een reisbureau heeft (www.jantalyareizen.nl is zijn site, wat een simpele en wereldse naam toch).
Ja, een boekje over Feyenoordbelevingen, over Turkije, een land waar ik ook veel van ben gaan houden. Echter, echt geen tijd. Snel deze veel te lange blog publiceren. Want internet kan ieder uur worden afgesloten, de rekening is niet betaald. Familie van lief beloofde een gratis verhuizing te regelen naar Palmas, hoofdstad van de Braziliaanse jongste staat Tocantins, zo´n kleine duizend kilometer noordwaarts. Daar gaan we inwonen bij de ouders van lief. Dozen zijn ingepakt, kasten van de muur. Maar geen verhuiswagen. Chauffeur heeft het druk, is de mededeling van familie deze week, we gaan op zoek naar een ander. Dat gaat wederom ´even duren`. Op zich niks bijzonders, het duurt altijd ´even` in dit land. Maar we willen weg, ik wil aan de slag in Palmas (zie vorige blog). Opwinden heeft geen zin, dat betekent negatieve energie. Wachten is de boodschap. Gedachten de vrije loop. Peinzen. En zo passeren gebeurtenissen uit het verleden. Gebeurtenissen die deze burger moed en houvast bieden.

woensdag 15 augustus 2012

Met de billen bloot

Het leven gaat beginnen in Brazilië. Schrijft hij met bravoure. En dat mag best een beetje minder. Want na bijna negen jaar in- en uitademen in het Latijns-Amerikaanse continent, geëmigreerd op 27 november 2003, is de realiteit er één van een enorme puinhoop. Hij woont samen met een geweldige vrouw (foto linksboven), in een absoluut geweldig land, dat zijn de enige twee pluspunten. De minpunten, oei, het is beter daar niet naar over naar huis te schrijven. Ik doe het toch. Officieel getrouwd met een Braziliaanse, een bloedeigen dochter (foto rechts, enkele jaren geleden genomen) bij die vrouw, die vaderlief al sinds 2006 niet meer heeft gezien. Moeder en dochter wonen in Mexico, in het noorden nog wel. Lekker veilig gebied. Contact? Nee, natuurlijk niet. Mama heeft het wel gezocht, ze wil geld, ze heeft gelijk. Maar papa heeft geen rooie euro meer. Hij had voordat hij oversteek maakte netjes de ontvangen afkoopsom van zijn werkgever, het regionale dagblad BN/De Stem in Breda, voor negen jaar belegd. Iedere maand een toelage. Dat is voorbij, sinds januari dit jaar. Alles op en er echt niet zomaar doorgedraaid.
Hij zou te ver voeren om een diepe analyse te geven over het wegvloeien van al dat geld (2000 tot 3000 reais per maand!), maar er is niet echt slim gehandeld. Op zijn Hollands zou oerdom ook kunnen hoor. Dat is aan de lezer. Maar gedane zaken nemen geen keer, lang leve het cliché. Ik laat er ook geen traan om, het is mijn eigen schuld, mag ik het daarbij laten? Te lang stilgezeten, te lang alles op zijn beloop gelaten. Te snel geëmigreerd wellicht, maar ja, de regeling voor afkoopsom was actueel en de Braziliaanse was tijdens haar bezoek aan Nederland plotsklaps zwanger van de nu oud-eindredacteur in kwestie. Opgeteld een mooie gelegenheid om te verkassen. Ik had het gezien in Nederland, wilde weg. Was ook al drie jaren op en neer aan het reizen van vaderland naar Brazilië. Zo onbekend leek het tropische leventje niet, maar toch. De Nederlandse cultuur na 43 jaar binnen zeg maar 24 uur definitief inruilen voor de Braziliaanse, na aankomst snel trouwen en voor de eerste keer papa worden, welja. Dat had die papa met zijn gezonde verstand beter kunnen en wellicht moeten inschatten.
Helemaal stilgezeten? Nee, zeker niet. Een lunchroom geëxploiteerd, even in een hotel gewerkt, leraar Engels, hulp-leraar op de Federale Universiteit van Goiás in mijn woonplaats, meehelpen aan het uitbouwen van een (sport-)federatie voor lichamelijk gehandicapten. Van korte duur, zonder vooruitzichten op een goed en doorlopend loontje. Ook te laat ingezet, laat ik het weer herhalen. De situatie nu van mijn lief en engel Belgna en ik is er één van behalve puinhoop, ook één van schande.
Belgna is vorig jaar weliswaar afgestudeerd als lerares geografie, maar kan daarin geen baan vinden. Ze werkt bij een ziekenhuis, waar ze onderzoeken van de doktoren digitaliseert. Via een bandje of via slecht schrift moet ze medisch taalgebruik in netjes medisch Portugees intikken op een computer.
Het loon is een drama. We kunnen ervan eten, gas, water en licht betalen. De vaste telefoon daarentegen is al afgesloten, de computer volgt eind deze maand. Drie maanden huurachterstand bij tante van lief, bij wie het huisje huren, het maakt het leven er zeker niet zonniger op. Ik heb gelukkig mijn Nederlandse girorekeningen weten te beëindigen, dus daar zijn geen kosten meer aan verbonden. Daarentegen is mijn Nederlandse paspoort in juni dit jaar verlopen, daarvoor moet ik naar de hoofdstad Brasilia toe om die te verlengen. Voor die reis en de kosten van verlenging, helaas, even geen reais voorhanden.
De kogel is door de kerk. Zo kan het niet langer. We gaan verhuizen, naar Palmas, naar de staat Tocantins, de jongste Braziliaanse staat (van 1989). We gaan inwonen bij mams (foto links) en paps van lief, twee oudjes van rond de tachtig jaar. Lief blijft vooralsnog in Goiânia, bij een zus. Om te blijven werken en schulden te betalen (er is meer dan die huurschuld, maar dat blijft privé). Ik ken de ouders van Belgna goed, het zijn fantastische oudjes, heb er ook over geschreven op mijn blog (Reisverslag 1 en Reisverslag 2). Ik heb via de lerares die ik op de universiteit heb geholpen (journalistiek natuurlijk), een aanbevelingsbrief gekregen. Zij heeft contact gezocht met de baas van een papieren krant, internetkrant en radiostation in Palmas. Van harte welkom, kom maar praten. Verder heb ik via internet alle zo´n beetje ´respectabele` reisorganisaties in de hoofdstad van Tocantins gemaild, en het zal niet waar zijn, zeker twee zijn gïnteresseerd. Dat is nieuw voor me, want uiteraard heb ik dat ook in Goiânia gedaan, echter, nul op rekest. Het moet me van het hart, dat vergeleken met Goiás, de staat waar Goiânia de hoofdstad van is, Tocantins verschrikkelijk mooie toeristische plekken en plekjes kent en daarbij op internationaal toeristisch gebied een redelijke maagd is (foto rechtsboven). Ja, da´s reclame, niet zeuren alsjeblieft, maar gewoon boeken. Krijgen jullie de gids en vakantie van je leven. Kijk via internet naar het duinen- en watergebied Jalapão, echt uniek in Brazilië. Puur ecotoerisme is het en bizar om ergens in het midden-noorden in een enorm land tot de enkels in heet duinenzand weg te zinken. U bent bij deze vast voorverwarmd.
Nu het toch over de hitte van de dag gaat, daar zal ik aan moeten wennen in het huisje van ´schoonouders`. Palmas en Tocantins liggen bijna duizend kilometer noorderlijker dan Goîânia, dus een fellere zon. Lekker frisjes voor Braziliaanse begrippen zoals Goiânia in deze tijd kan zijn (zestien graden Celsius in de ochtend) kan ik op mijn veel te dikke buik schrijven.
Het is wel goed zo. Geen tijd, het is tijd om puin te ruimen. De trein moet op de rails. Oh, wie suggereert dat terugkeren naar Nederland een optie is, zal ik moeten teleurstellen. Ik ga nooit terug. Verkeerd? Misschien, maar dat is dwangmatig. Voorbeeldje? Als ik fiets, wat een grote passie van me is, en ik rijd verkeerd, wat vaak gebeurt in Goiânia, dan rij ik liever acht kilometer om dan ik één kilometer terugkeer. Helaas pindakaas. En ik ben een vechter, geef niet op als het ´even` tegenzit. Met bravoure geschreven? Ja en met al het optimisme dat een Braziliaan eigen is. Geen keus immers, het leven gaat beginnen.

maandag 13 augustus 2012

Olympische Spelen in Rio de Janeiro

Het is voorbij. Even maar. Slechts vier jaartjes geduld en het spektakel staat opnieuw op de internationale sportagenda. In ongetwijfeld een van de meest fascinerende steden op deze aardbol, in een absoluut feestland. Het gaat over de Olympische Spelen in Rio de Janeiro in Brazilië, van 5 tot 21 augustus 2016. Dat worden legendarische Spelen voor het Latijns-Amerikaanse continent. In meerdere opzichten. Op sportief gebied, zal de gastheer eindelijk beginnen met een goede professionele structuur voor het opleiden en begeleiden van atleten? Oké, voetbal en volleybal, daar hoeven geen misverstanden over te bestaan. Die zijn geworteld in de Braziliaanse samenleving. Basketbal en handbal zijn groeiende. Dat is het wel zo´n beetje.
Maar dan. De 30-jarige vrouwelijke boxer Adriana Araújo won in Londen een bronzen medaille (categorie tot zestig kilo). De eerste medaille voor een Braziliaanse vrouwelijke bokser op de Olympische Spelen. Brazilië heeft 44 jaar moeten wachten op boks-succes: Servílio de Oliveira won de laatste medaille in 1968 tijdens de Olympische Spelen in Mexico. In plaats van respect en feest is er kritiek. Want ene meneer Mauro José da Silva, president van de Braziliaanse boksfederatie, heeft in de voorbereiding van ´zijn` boksteam doodleuk in de pers gezegd dat, vrij vertaald, mevrouw Adriana helemaal niets heeft te zoeken in Londen en dat ze nooit en te nimmer zelfs de kwalificaties door zal komen. Nee Nederlanders, het is echt niet zo dat die uitspraken waren bedoeld als extra prikkel. Typisch Brazilië. We hebben altijd een mening, we weten het altijd beter, we houden onze mond niet. En dan te bedenken dat het brons van Adriana de honderdste medaille van Brazilië is in haar olympische geschiedenis. Natuurlijk sneerde de bokster met de medaille om haar nek richting federatie: ´´Ik weet wat ik kan``, schreeuwde ze voor Braziliaanse camera´s toen haar werd gevraagd over de vernederende opmerkingen van ´haar` bobo. ´´Geef je je medaille nou aan hem``, vroeg een Braziliaanse verslaggever, vol ironie. Adriana stak een vuist in de lucht. Als antwoord. Het was afdoende, de prijs is binnen. Die bobo kan nu beter in een heel diep gat wegkruipen. Kritiek ook in achtergrondreportages op televisie en in kranten in Brazilië. Atletisme. Hoogspringen, verspringen, hardlopen, noem het maar. Weer het ontbreken van structuren, van goede opvang en uiteraard de benodigde centjes. Brazilië wil echt schitteren in 2016. Dat is de trots van het volk. Terecht. Het piepkleine Nederland, Brazilië is 251 keer groter, behaalde twintig medailles in Londen. En dat enorme Brazilië, met bijna tweehonderd miljoen inwoners? Zeventien, drie gouden, vijf zilveren, negen bronzen. Nederland: zes gouden, zes zilveren, acht bronzen. Verdere uitleg overbodig.
Legendarische Spelen? Ze gaan de geschiedenis in. Op wat voor manier dan ook. Het is een gewaagde voorspelling, maar ik durf het aan. Want er zijn stekende angels in die vijf ringen te verwachten. De veiligheid. Hoe garandeert Rio de Janeiro die? Welke maatregelen worden genomen en zullen ze voldoen? Jawel, het is een ´stuk rustiger` in de grote favela´s (krottenwijken) in Rio. Maar schijn kan bedriegen. Die krottenwijken liggen slechts op steenworpjes afstand van de plaatsen waar in 2016 duizenden atleten hun best gaan doen. Begeleiders, volgers, internationale pers, supporters uit de hele wereld. De Spelen hebben in geluk. Ze worden na het wereldkampioenschap voetbal voor landenteams in 2014 gehouden. Gaat daar wat mis, dan zou ´voortijdig` ingrijpen verdere problemen kunnen voorkomen.
Voortijdig. Daar zit ´em nou net de kneep. Dat WK is nakende. Werkzaamheden vlotten van geen meter. Stadions zijn nog in volle (ver)bouw, adequate aanvoer-, afvoer- en rondwegen bestaan veelal alleen op papier. Om over de o zo benodigde aanpak van de internationale vliegvelden in het Latijns-Amerikaanse continent maar te zwijgen. Dat is wellicht het grootste probleem. Een kleine storing, en die gebeuren het hele jaar door nog veel te vaak, en er stijgt of landt urenlang geen vliegtuig of wat daar op lijkt op grote luchthavens als São Paulo en Rio de Janeiro. Fijn als de deelnemende voetballers aan het WK voor een volgende wedstrijd van São Paulo naar Brasilia moeten verkassen. De wereldvoetbalbond FIFA maakt zich zorgen en laten dat te pas en te onpas weten. Maar Brazilië is Brazilië, alles op het laatste moment. Het land is er rotsvast van overtuigd dat het goedkomt, voor de eerste aftrap van het toernooi. En dat laat het weten. Te pas en te onpas. En rotsen zijn er maar zat in het land.
Ophouden met gezeur. Het waren mooie Spelen in Engeland, mooie beelden. De opening en afsluiting maakten indruk. Marisa Monte maakte haar opwachting tijdens het sluitingsfeest, ik ben een grote fan van haar. Natuurlijk weer die verdraaide Pelé, daar ontkomt een mens niet aan. Hij is de grote ambassadeur van voetballend en sportend Brazilië voor de evenementen in 2014 en 2016. Het is erg leuk nu, en zeker voor Nederlanders die Brazilië kennen, om te mijmeren over die opening en dat slotfeest. Neem me niet kwalijk, het loog er niet om in Londen zeg. Paul McCartney, Spice Girls, een halve Who, driekwart Queen, Eric Idle (Monty Python, wat blijft dat toch leuk), Annie Lennox, Britse blikken werden opengetrokken. En wat is die ouwe Roger Daltrey van The Who nog goed van stem! Kippenvel. Zeker voor deze vijftiger, die toen hij nog in Nederland woonde, duizenden elpees had verzameld, het merendeel popmuziek uit de jaren zestig en zeventig. Aan de slag. Willen lezers meedenken alsjeblieft. Eerst een mooi Braziliaans openingsfeest voor Rio 2016. Met nadruk op de muziek. Die sluiting doen we later. Suggesties voor de ronde tafel. De Braziliaanse Frank Sinatra zal wel optreden, Robert Carlos. Ook daar ontkomt de mens niet aan. Vreselijk vind ik die man, maar over smaak valt niet te twisten. Samba natuurlijk. Zullen we een sambaschool uit Rio de Janeiro een presentatie laten doen? Beija-Flor ofzo? Olodum en capoeira, de internationaal bekende gevechtsdans, zijn verplichte nummers, moet. Maar wie gaat bossa-nova, zoals The Girl of Ipanema, zingen. Goeroe Tom Jobim is dood. Gal Gosta weer? Marisa Monte toch? Over samba geschreven. Wie gaat dat ´voordragen`? João Bosco, Martinho da Vila of de overbekende Brahma-bierdrinker Zeca Pagodinho. Wat moeten we met rap, erg populair in Brazilië. Racionais? Of zijn ze te grof, de teksten liegen er immers niet om, volop kritiek op politie en politiek in niet mis te verstane woorden. Sertaneja, de Braziliaanse country. Bruno e Marrone, de iconen van die muzieksoort, wellicht. En wat moeten we met zangeres Yvete Sangalo?
Vragen, vragen. Oeps, ik zie door bomen het Atlantische oerwoud even niet meer. Hulp. En niet te lang wachten, hè. Wij zijn geen Brazilianen, wij zijn Nederlanders. Op tijd klaar en alles dik in orde. Ja toch?