maandag 25 oktober 2010

De buurbar (63)

De wijk heet São Judas en ligt in het noorden van Goiãnia. Een stad met ruim 1,2 miljoen inwoners en niet direct de mooiste van Brazilië. São Judas is geen wijk waar rijke mensen wonen. Simpele huizen, kotjes, een grote fabriek van Unilever, supermarktjes, restaurantjes en wat barretjes. En natuurlijk ´pitch-dogs`, waar broodjes hamburgers en warm vlees te koop zijn. Dat is het wel zo´n beetje. Geen uitgaanswijk, geen theater, geen bioscoop, niets. Sinds kort is er iedere vrijdagavond een kleine markt, met hoofdzakelijk allerlei etenswaren. Die markt is geen lang leven beschoren, eenvoudigweg omdat de mensen in de wijk amper extra geld hebben om uit te geven.



Bar Dos Violeiros ligt aan Rua Santana. Vlakbij de markt. Roberto Abrantes de Araujo is de eigenaar. Hij is 54 jaar. Een kwiek baasje met bril, symphatiek, vriendelijk, rustig. Hij woont samen met zijn familie en zwarte teckel Mike in een woning naast de bar. Roberto opent wanneer hij wil. Zaterdag en zondag al vroeg in de ochtend, zo tegen tienen. Hij sluit nadat de laatste klant de deur uit is. Het interieur is simpel. Tafels en stoelen van wit plastic, twee biljarts, een kleine eenvoudige toonbank, wat ijskasten en een wandkast met sterke drank. Zo op het oog niets bijzonders.
Maar Bar Dos Violeiros is zeker wél bijzonder. De naam verraadt het, al moet een uitleg volgen. Het is de Bar van de Vioolspelers. Binnen wordt volop op de akoestische gitaar gespeeld én gezongen. Roberto voorop. Maar iedereen kan en mag meezingen, verzoeknummers indienen. Het repertoire staat vast. Oude en klassieke Braziliaanse countrymuziek. Muziek met een verhaal. Met een lach en een traan. Met nadruk op traan.



Nu de uitleg. De barnaam zegt vioolspelers. Waarom geen gitaarspelers? Omdat de viool een van de meest authentieke instrumenten van deze soort muziek op het Braziliaanse platteland is. En het platteland, oftewel sertão, daar draait het om in deze bar. De harde strijd om het dagelijks bestaan in die uitgestrekte gebieden werd en wordt nog steeds volop bezongen. Levensliederen bij uitstek.
Een man stapt binnen op een droge en hete zondagochtend in oktober. Hij is in de veertig. Hij ziet een andere man aan de toog. Oude vrienden, elkaar jaren niet gezien. Een geanimeerd gesprek volgt. De andere klanten zwijgen, luisteren en genieten mee. Oude koeien uit de sloot. Op het droge, wat betreft de verloren vriend, want hij drinkt al twaalf jaar niet meer. Zegt hij. Diens maat daarentegen voor twee, zo blijft het leven toch in evenwicht.
´´Ik moet weer gaan, ik ben aan het werk``, zegt de niet-drinker. Hij bestuurt een personenauto met op het dak een grote geluidsbox. Die box braakt reclames uit, van alles en nog wat. Van supermarkten, een schoenenzaak, zelfs kerkdiensten worden aanbevolen. ´´Nee``, zegt vriend drinker, ´´we gaan eerst nog een beetje gitaar spelen en zingen.`` De niet-drinker verschiet van kleur. ´´Ik heb echt geen tijd.`` Maar de drinker is niet te vermurwen. Hij wendt zich tot de cliëntèle: ´´Deze man kan spelen én zingen, dat wil je weten.`` De niet-drinker kan niet meer weigeren, na zoveel lof. Hij pakt de gitaar van Roberto en begint. En houdt niet meer op. Een concert van bijna drie kwartier, het gaat maar door. Het moet ook doorgaan, het is verschrikkelijk mooi. Ogen worden vochtig.
Na iedere nummer hard applaus uit ´de zaal`. De kroegbaas zingt de tweede stem en geniet met volle teugen. Dit is zijn leven. Een klant pakt zelf een fles bier uit de ijskast, de kroegbaas kijkt er amper naar om. Hij weet het: niet storen, dit is te mooi om te onderbreken. Na het spontane optreden nemen de twee verloren vrienden omhelzend afscheid van elkaar. Het is even stil in de bar. Maar niet voor lang. Een man op leeftijd komt binnen, ongeschoren, verschoten spijkerbroek, T-shirt dat de beste tijd heeft gehad. Hij zegt hallo tegen Roberto en kruipt achter de bar. Hij zoekt iets. Ah, gevonden, het is een mandoline. De kroegbaas pakt zijn gitaar op en zet een nieuw lied in. De man met mandoline tokkelt mee. Een nieuw concert begint.
Ondertussen is het een komen en gaan van mensen op deze zondag. Zoals op elke zondag. Daar is de vriendin van de buurtzwerver. De buurtzwerver zit weer in het gevang, weer voor een stomzinnige diefstal. Zijn aan alcohol verslaafde vriendin leeft op straat en bietst sigaretten en drank. Ondanks haar voorkomen, haar lichaamsgeur en haar manier van doen, wordt ze geaccepteerd. Meer medelijden dan afschuw. Ze verlaat de kroeg, lallend. Buiten leunt ze tegen een boom en begint te kotsen. Ze valt en schurkt tegen een muur aan. De straat als bed.
Een oude man met scherpe bruine ogen, zonder tanden en een fel geel Brazilië-shirt arriveert en gaat aan een tafeltje zitten. Hij bestelt niets, hij heeft geen rooie cent. Maar de oude man bietst niet, hij heeft zijn trots. De man geniet van de muziek, van de gesprekken en de mensen om hem heen. Gratis warmte voor een eenzaam mens. Na een half uurtje stapt hij op, immer zwijgend, maar met een tevreden blik.
Het loopt tegen het middaguur. Eén voor één verlaten de klanten het etablissement. De warme lunch wacht. Tijd voor een gesprekje met Roberto. ´´Ik heb drie broers``, steekt hij van wal, ´´en ben geboren en getogen op het platteland. Mijn vader werkte op het platteland. Op mijn vijftiende begon ik met gitaar spelen en ben nooit meer opgehouden. Nee, les heb ik nooit gehad.``
Roberto ís de sertão en ademt die uit. Achter de toonbank bijna vijftig flessen, waarin sterke drank met allerlei kruiden en verschillende soorten fruit. Allemaal afkomstig van het platteland van Roberto. Hij maakt de dranken zelf en heeft bij ieder een verhaaltje. Die is goed tegen keelpijn, die tegen maagkwaaltjes en tegen griep moet je deze maar proberen.



Zijn relaas wordt onderbroken. Een donkere jongeman komt binnen, vraagt om een fles bier en zegt: ´´Gaan we zingen!?`` Roberto pakt een droge dweil, legt die op de toog en laat daarop zijn gitaar rusten. Weer een lied. Weer iemand met een gezegende stem. Als de laatste akkoorden wegsterven, zegt de jongeman. ´´Dit is een heel oud lied, antiek. Heel bekend en nog steeds actueel. Een zoon die goede raad van zijn vader in de wind slaat. Hij wilt niet luisteren. Geen respect voor ouderdom en wijsheid.`` Roberto knikt instemmend. ´´Zo is het, zo is het maar net.``
De kroegbaas heeft honger. Zijn vrouw roept hem voor de lunch. Maar er zijn nog klanten binnen. Roberto verdwijnt door een zijdeur en zegt dat hij zo terugkomt. Diens vrouw neemt de honneurs waar.
Bar Dos Violeiros bestaat vijftien jaar, op dezelfde plek, en dat is zeldzaam voor een nering in een buitenwijk. Klanten helpen er met bedienen en afrekenen. Het geld gaat netjes in een houten kassalaatje. Het lijkt zo normaal. Net zo normaal als in een bar op het platteland, waar iedereen elkaar kent, waar drank de kelen smeert en waar zingen wordt verheven tot therapie.
Roberto woont op twee huizen van ons af. Bijna-buurman, zogezegd. Als zondagochtend de ballades beginnen, dringt het gezang tot in de keuken door. Het is na tienen. Dan zeg ik tegen mijn vriendin: ´´Hoor je het?`` Wat? ´´Roberto roept, ik moet gaan.``

1 opmerking:

  1. Prachtig verhaal weer. En opnieuw: honderd procent Brazilië, onverdund. Compliment, Brugje!

    BeantwoordenVerwijderen