zaterdag 9 oktober 2010

Voetbalsupporter (59)

Eerst in het Nederlands. Wat is een supporter? Volgens het Nederlandse gezaghebbende woordenboek Van Dale is dat iemand die een sportclub aanmoedigt, een aanhanger. Oké. Nu het Portugees. Een supporter heet in Brazilië een ´torcedor`. Dat komt van het werkwoord ´torcer`. Volgens het Portugese gezaghebbende woordenboek Aurélio betekent dat werkwoord buigen, vervormen, draaien, dubbel vouwen. Figuurlijk betekent het met enthousiasme, gebaren en geschreeuw de favoriete (sport-)club aanmoedigen.
Interessant. Een supporter in Brazilië krijgt een andere lading mee dan in Nederland. Zij of hij is iemand die lijdt, die zich in bochten wringt, die het uitschreeuwt op de tribune. Doen Nederlandse supporters dat dan niet? Zijn ze niet zo fanatiek? Wel zeker, maar ze uiten zich meer ingetogen. Aan duidelijkheid niets te wensen over.
Andere vraag: wanneer ben je voetbalsupporter? Nu wordt het moeilijk en begint de verwarring. De meeste populaire clubs in Brazilië zijn Flamengo uit Rio de Janeiro en Corinthias uit São Paulo. Zeg maar Feyenoord uit Rotterdam en Ajax uit Amsterdam. Twee rivalen. Volgens het gezaghebbende Braziliaanse voetblad Lance! heeft Flamengo in eigen land 33.200.000 torcedores, Corinthias volgt met 25.800.000. Lance! heeft deze actuele cijfers gepubliceerd na landelijk onderzoek.
Prima. Maar het geeft geen antwoord op de vraag. Ik zit er al jaren mee, sinds ik in Brazilië woon. Waarom? Van 1974 tot en met 1999 ben ik actief supporter van Feyenoord geweest. Het aantal bezochte wedstrijden haalt de zeshonderd, verdeeld over vriendschappelijk in binnen- en buitenland, competitie thuis en uit, KNVB-beker thuis en uit, europees thuis en de allermooisten, europees uit. Voor de UEFA-Cup, de toenmalige Europa Cup II en Champions League onder meer naar Moskou, Albanië, Engeland, Portugal, Spanje en Slowakije. Koorts of niet, stekende rugpijn of niet, liefdesverdriet of niet, in de stromende regen, in de felle kou. Wedstrijd is wedstrijd, supporter is supporter, dus ernaar toe. Geen discussie.
Ik was in de jaren tachtig van de vorige eeuw eindredacteur van het ter ziele gegane regionale dagblad Brabants Nieuwsblad in Roosendaal. Mijn chef Kees was ook Feyenoorder, zei die. Dat gedweep met mijn club, ik werd er misselijk van. Hij ging nooit. Ja, maar vroeger wel. Ik noemde hem geen supporter, maar een sympathisant. Want nogmaals, supporter? Oké, op welk vak zie ik je komende zondag in de Kuip en hoe laat? En heb je al een los kaartje voor de eerste Champions League-wedstrijd uit tegen Juventus in Italië? Hoe reis jij naar Turijn, waar zie ik je? Het waren stopzinnen als iemand zich kenbaar maakte als mede-supporter. Antwoord negatief, oordeel volgde onmiddellijk: namaaksupporter!
Op 27 november 2003 zeg ik Feyenoord vaarwel en emigreer naar Brazilië. De langste en innigste relatie in mijn leven houdt op te bestaan. Maar het roodwitte voetbalbloed blijft door de aderen stromen. Op zoek naar een cluppie in het nieuwe vaderland. Natuurlijk, het is suggoraat, tweede of, zoals u wilt, derde keus. Eerste voorzichtige stappen in Brazilië in Rio de Janeiro. Keus valt op Flamengo, de volksclub van Brazilië. Daarna settelen in Goiãnia, het midden van het land. Daar is Goiás de club in de Serie A, de Braziliaanse eredivisie.
Naar thuiswedstrijden in het gemeentelijke en oerlelijke stadion Serra Dourada in Goiãnia. Het aantal toeschouwers valt tegen, het fanatisme niet. Die schitterende enorme vlag, die makkelijk drie vakken beslaat en boven de hoofden van supporters op het staanvak van de harde kern wordt uitgerold als de wedstrijd op het punt staat te beginnen. Ik heb eronder gestaan, en met mijn handen meegeholpen de vlag uit te rollen. Kippenvel. De beker gaat evenwel naar die oudere supporter van ongeveer vijftig jaar, in hetzelfde stadion. De kleur van Goiás is groen. De man was dan ook helemaal in groene clubkleuren gehuld. Met op zijn rechterschouder een kleine levende papagaai. Een groene!
Goiás is geen lang leven beschoren. Een vriend wijst me op de grote rivaal van Goiás in Goiãnia. Het is Vila Nova, dat voetbalt in Serie B, de Braziliaanse tegenhanger van de Nederlandse Jupiler League (dat woord al). Als de Braziliaanse (landelijke) voetbalcompetities in december zijn afgelopen, beginnen in februari het jaar erop de diverse staatskampioenschappen in het land. Die werkt Vila Nova niet af in Serra Dourada, maar in het eigen kleine stadion, vlakbij een groot busstation. De bezoekerscapaciteit is zevenduizend.
Eens op bezoek. Liefde op het eerste gezicht. Wat een supporters. Een grote live band, met trommels, ook die grote vlag. Achter de goal bij de fanatieke aanhang. Wat een beleving. Vila Nova lijkt een beetje op Feyenoord. Een club die ook vreselijke resultaten boekt, staat nu net boven de degradatiezone, maar met hondstrouwe supporters. Ze gaan altijd. Een tekst op een groot spandoek, dat iedere wedstrijd aan de hekken rondom het veld wordt bevestigd, laat geen misverstand bestaan. ´Wie van Vila houdt, gaat naar de wedstrijd`. Zo moet het. Vila speelt ook nog eens in het rood en het wit, net als Feyenoord.
De rivaliteit tussen Vila Nova en Goiás is enorm. Als ze tegen elkaar moeten spelen tijdens het staatskampioenschap, gebeurt het in Serra Dourada. Helaas een enorme politiemacht op de been. Helaas is ook supportersgeweld in Brazilië doorgedrongen. Maar het zijn de wedstrijden van het jaar. Twee, eentje thuis, eentje uit. Nou ja, ze zijn alle twee in hetzelfde stadion. Eén kant van Serra Dourada kleurt groen, één kant rood. Vuurwerk, rood én groen. Zingen tegen elkaar op. Trommelen, negentig minuten lang, luid. Hoezo rivaliteit? De directie van Goiás heeft de verplichte brandblussers in het eigen complex onlangs opnieuw geverfd. Die waren rood. Dat kon dus niet, dat moest groen worden.
Terug naar het dilemma. Wanneer ben je nou supporter? Neem de tientallen miljoenen aanhangers van Flamengo in heel Brazilië. Het is waar, van noord tot zuid, van oost tot west, waar je gaat of staat, altijd ontmoet je iemand in het zo bekende roodzwarte Flamengoshirt. Het is bekender dan het gele shirt van het Braziliaanse nationale elftal. Bizar. Twintig clubs spelen in de Serie A. Negentien uitwedstrijden. Altijd volle bak, als de volksclub uit Rio de Janeiro in den lande speelt. Ook in Goiãnia. Goiás speelt in eigen huis immer een uitwedstrijd. Geen dilemma.
Maar dat cijfer dan? Meer dan dertig miljoen supporters. Ik kan moeilijk mijn oude stokpaardjes van stal halen. Mensen in uithoeken van Brazilië wonen veel te ver weg van een wedstrijd van Flamengo. Ernaar toe reizen? Nee, dat kost te veel geld en de tijd ontbreekt. Ze luisteren thuis met voetbalshirt aan naar een oude gammele transistorradio of kijken naar de verrichtingen van hun club op televisie. Supporters?
Zoals overal in televisiewereld, wint ook in Brazilië kabeltv aan populariteit. Weer helaas, voetbal blijft het mooiste daar waar het wordt gespeeld, in het stadion. Eigenaren van bars boren een nieuwe inkomstenbron aan. Zij abonneren zich op Sport-tv, zetten extra televisies en een scherm neer en dan hoeven supporters van Goiás, Vila Nova en Flamengo in Goiãnia niet meer naar het stadion. Ze zitten aan een tafeltje met potten bier en kijken dichtbij huis op televisie of groot scherm naar hun club. Ik zit er ook weleens, heb mijn favoriete bar, in een wijk verderop. Tot mijn grote verbazing is het volop feest. De mensen dragen voetbalshirts en er wordt geleden, dubbel gevouwen en geschreeuwd. Een stadion in het klein. Supporters?
Na een eerste beleefde woordenwisseling bij een nieuwe kennismaking, volgt in negentig procent deze vraag: voor wie ben jij? Dan noem jij je favoriete voetbalclub en zij of hij de hare of de zijne. Dan een omhelzing of een discussie. Brazilianen hebben vaak twee voorkeuren: een plaatselijke favoriet en een bekende landelijke club. Vila Nova en Corinthias bijvoorbeeld, is een veel gehoorde combinatie. Goiás en Palmeiras, de laatste club speelt ook in Serie A en komt uit São Paulo, een andere. De kleuren van beide clubs zijn groen, vandaar. Huh? Twee clubs? Je hebt maar één moeder, zei ik altijd, je hebt maar één club. Supporters?
Zucht. Het dilemma is niet op te lossen. Ik denk dat ik voor de gemoedsrust maar met twee maten ga meten. Het is wellicht laf, ik erken het. Maar hoe kan ik een oude geëmotioneerde man in Flamengoshirt, die in een smerig en onooglijk barretje in het Braziliaanse binnenland voor een oude televisie een wedstrijd van zijn club volgt, een namaaksupporter noemen?
Het is een hete zondagmiddag in Brumado in de staat Bahia, ik zit naast hem, in mijn eigen Flamengoshirt. Het is Flamengo-Fluminense, kortweg Fla-Flu, een klassieker in de Serie A tussen twee rivalen uit Rio de Janeiro. Sparta-Feyenoord, maar dan heel wat graadjes erger. Flamengo neemt in de eerste helft een verdiende voorsprong en ik krijg terstond een bijtzoen in mijn linkerwang. Bijtzoen ja. Want tanden heeft de man niet meer, maar wel een nieuw en slecht passend kunstgebit. De uiteindelijke winst van onze club zal na het eindsignaal die zondag nog weken mijn wang opsieren.
Genoeg gedraai. De hoge woorden moeten er uit. Ik zal de Brazilianen op hun merites beoordelen en met respect. Maar ome Kees, mijn oude chef van mijn oude krantje en een scheet van een vent, krijgt om de drommel geen genade. Die blijft een namaaksupporter. Een sympathisant. Waarvan acte.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten