Het is donderdag, het weekeinde in zicht. De regen ook, in Goiãnia dan. Het centrale westen van Brazilië snakt naar hemelwater, de boeren vooral. Vriendin heeft haar drukste dag van de week op de universiteit, die op loopafstand van ons huisje in een noordelijke wijk van de stad ligt. Van tien uur in de ochtend tot na tienen in de avond. Colleges en meer colleges. Ze is lui, ze neemt de bus. Dat moet ze niet doen, zeg ik, het is gezonder om de benenwagen te nemen. Helemaal gelijk, zegt ze, en hoppa, die bus in.
Verdorie, weer een lekke band. Ik merk het na het ontbijt. Ditmaal achter. Ah, duidelijk, ik moet een nieuwe buitenband hebben. Compleet versleten. Dat betekent lopen, naar een andere wijk. Daar werkt ´mijn fietsenmaker`. Jonge vent, te vertrouwen, goede prijzen, dito kwaliteit en een aardig mens. Afscheidszoen aan lief en met de fiets aan de hand op pad. Kilometertje of drie slechts. Lekker vroeg, nog geen tien uur.
Eerst langs de groentenboer. Hij is voor Goiás. De club uit de Braziliaanse eredivisie staat op degraderen. Dat vinden supporters van het rivaliserende Vila Nova maar prachtig. Spelen ze volgend seizoen samen in Serie B, het Braziliaanse equivalent van de Nederlandse eerste divisie. Ikke ben voor Vila. ´´Hé groentenboer, zakdoek al gekocht?``, roep ik hem van verre toe. ´´Hé gringo, houd je mond! Je komt uit Nederland om Vila Nova te steunen? ´t Is een regelrechte schande. Ga terug!`` Na het katten, een discussie. Over wie gelijk heeft. Niemand en iedereen natuurlijk.
Weg vervolgen. ´´Hé gringo, gaan we er ene vatten?`` Braziliaans-Portugees op zijn Brabants vertaald. Hij staat me op te wachten, de jonge verkoper van de drankzaak, niet ver van de groentenboer. Zo schiet het van geen meter op. ´´Ik zag je al. Hoe is het? Alles goed?`` Nou ja, ik wil naar de fietsenmaker en het is te vroeg voor een biertje. ´´Te vroeg? Het is bijna weekeinde, het is droog, de zon schijnt en het al half elf. Iets mis met je? Ben je op je hoofd gevallen ofzo? Weet je wat er gisteren gebeurde? Dit moet ik je echt vertellen.`` Tegen zoveel gezonde en benadrukte rede kan geen mens op. Een snelle dan.
Andere klanten komen binnen, vragen aandacht en geven me de gelegenheid er tussenuit te knijpen. Zonnetje, inderdaad, een grote weg over en we zijn al in de wijk van de fietsenmaker. Ik loop op de rijweg, er is amper sprake van een voetpad. Minder gaten zo, beter voor een voetganger met een fiets aan de hand. Ineens een keiharde rem-piep, vlak achter me. Ik spring een kant op, schrik me dood. Het is een oud-buurman op zijn motor. ´´Hé gringo, waar blijf je nou? Tijd niet gezien. Je weet dat ik handel in vers vlees rechtsstreeks van de boer. Voor goede prijzen. Je zou bellen, zei je, maar niks gehoord. Ik moet wel wat aan je verdienen, dat snap je toch? Lekke band, je gaat naar die fietsenmaker, daar boven? Zie ik je daar wel.`` Zonder op antwoord te wachten, start hij zijn motor en snelt weg. Die zien we niet meer. Hij is een regelrechte schurk, deugt voor geen meter, maar ik mag hem.
Ik verkies te lopen via een park. Daar is het rustig, mooie natuur, mooie bloemen, mooie kleuren. Het stikt van de parken in Goiãnia, de stad is er befaamd om. Netjes aangelegd door de gemeente. Zitbankjes, tafeltjes, allemaal van hout. Ik ben er bijna. Dit gaat goed. Ik passeer een oude man. Gepensioneerd, schat ik in. Hij pielt wat met een mobieltje. ´´Ook goedemorgen.`` De man wenkt me. ´´Heb jij verstand van mobiele telefoons?`` Nee, en het is de pure waarheid. ´´Kijk hier, ik krijg het maar niet voor elkaar met dat adressenbestand.``
Daar gaan we weer. Ik pak zijn telefoontje, doe net of ik wat knoppen indruk en trek een desolaat gezicht. ´´Ik snap er ook niks van hoor.`` De man is om een praatje verlegen. ´´Ik ken je niet, kom je uit deze buurt?`` Nee, maar heb er gewoond. ´´Waar dan, welke straat?`` Helemaal bovenin, naast die bekende boerderij. ´´Hé, dan ken je Luizão? Heb je gehoord wat er is gebeurd met hem?`` Nee en een uiteenzetting over een oninteressant gezinsdrama volgt. Ik kuch voorzichtig. Het loopt tegen het middaguur, mensen gaan lunchen, fietsenmaker ook, ik wil er voor de lunch aankomen. Alsjeblieft. ´´Oh, het is goed``, zegt de man, ´´ik zit hier elke dag in de ochtenduren, als het niet regent. Je komt terug voor een praatje?`` Dat is beloofd.
Het is niet druk bij de fietsenmaker. Komt goed uit. ´´Tijd geleden, hoe is het met je?`` Hartelijke begroeting. ´´Je bent zondag niet meegeweest met onze jaarlijkse wijkfietstocht voor het goede doel.`` Shit, helemaal door het hoofd geschoten. ´´Foto´s al gezien? Ik zal ze pakken.``
Brazilianen en foto´s. Het is een hoofdstuk apart. Tientallen, zo niet honderden. Familie, kinderen, veel kinderen, vakanties. Allemaal lijken ze op elkaar. De argeloze buitenstaander krijgt ze ongevraagd in de handen gedrukt. En netjes kijken hè, met respect, geduld en bewondering. Fietsenmaker geeft me slechts vier albums en begint mijn achterwiel te demonteren. We zijn ´op weg`. Ik blader in de albums. En ja, de ene prent verschilt niet van de ander. Net als vorig jaar. ´´Je hebt je eigen foto´s toch al gezien hè?`` Om de drommel wel, vier keren.
Een straatveger loopt langs, ook een medewerker van de gezondheidsdienst in de wijk en een oudere vrouw. Een vader brengt een kinderfietsje. Lek bandje. Fietsenmaker laat mijn fiets voor wat die is, knoopt hier en daar een praatje aan en helpt de vader. Ik pak album nummer drie weer. Misschien een foto over het hoofd gezien, wie weet. ´´Ik ben zo klaar, je hebt toch geen haast?`` Beter is ja zeggen en een afspraak verzinnen, want nee zeggen betekent een vrijbrief voor vertraging-zonder-eind. Maar fietsenmaker is te aardig en een supermarkt is dichtbij. Ik zit toch al aan het bier, dus. ´´Neem voor mij een cola mee``, zegt fietsenmaker, die donders goed weet waar ik naar toe ga.
Fiets is nooit voor de lunch klaar, ben ik bang. Maar ik heb het helemaal mis. Het kan in Brazilië lang doodstil staan, maar een volgend moment is alles plots weer springlevend. Zonder aankondiging. Fietsenmaker legt de laatste hand aan mijn rijwiel. Hét moment om te klagen over een slecht achtertandwieltje, loszittend zadel en een klepperend achterrekje. Geen punt, fietsenmaker pakt sleutels en schroevendraaiers en verhelpt de kleine ongemakken. Zo gaat het, iedereen doet het. Vooral niet te voren aankondigen, te vermoeiend, moet worden onthouden. ´´Dat je volgend jaar niet onze fietstocht mag vergeten``, benadrukt de fietsenmaker bij het afscheid. Nee, zeker niet, het is altijd op een zondag en oer Nederlands gezellig.
Honger, maag knort. Naar Bom Preço. Het is de naam voor de grootste en goedkoopste super in de wijk. Goede Prijs betekent het. Het is na het middaguur, dan is het uitgestorven daar. Perfect. Kan ik lekker mijn gang gaan. Ik hou van Bom Preço, het is meer pretpark dan supermarkt. Eerst maar weer een biertje, lekker koud uit de ijskast. Het begin te smaken. Naar de broodafdeling. Niemand. Wel gelach uit de bakkerij, erachter.
Ik sluip achter de toonbank en stap de bakkerij binnen. Acht meiden. Gegil. ´´Het is gringo!`` Mag ik weten waar de dames over spreken ja, en waarom er niet gewerkt wordt. De oudste van de acht legt uit: ´´Zij daar is dodelijk verliefd op een gozer. Hij op haar. Maar ze heeft al een vriend.`` ´Zij daar` is een naar schatting achttienjarige, een echte prinses. Zwarte lange haren, vurige ogen, lekker figuur. ´´Dan neemt ze die ander er maar bij. Dat doen die macho mannen hier zonder schaamte ook, ik zie niet in waarom de vrouw het níet mag``, is de welgemeende raad. Weer gegier. ´´Dan ken je mijn vriend niet``, zegt de prinses. Ik: ´´Degene die erover beslist, ben jij. En geef me nu broodjes met voor drie reais ham, want ik heb honger. Niet inpakken, ik picknick hier wel.`` Het feest kan beginnen.
Braziliaanse supermarkten hebben verscheidene soorten medewerkers. Wie het laagste op de ladder staan, zijn de inpakkers bij de kassa´s. Een beetje super heeft die inpakkers, veelal jonge jongens, die voor een hongerloon koopwaar in die eeuwige en slecht voor het milieu zijnde plastic zakjes stoppen. Bij Bom Preço heb ik mijn favoriet. Een donkerbruin kereltje, klein, mager. Of hij tot tien kan tellen, ik betwijfel het. Hij pakt in of zijn leven ervan hangt. Misschien is het wel zo. Ik kietel mijn inpakker altijd, rommel met die zakjes, gooi ze weer leeg en zeg dat hij er niks van kan en nergens goed voor is. Hij vindt het prachtig, zijn ogen schitteren, worden vochtig. Het ventje slaat zich op de knieën van het lachen. Kassajuffrouw schudt haar hoofd, want ik maak er echt een puinhoop van. Maar kassajuffrouw weet ook, het jochie heeft een beetje aandacht nodig. Ze laat het daarom bij hoofdschudden.
Het is tegen vieren als ik de super verlaat. Met meer spullen dan ik van plan was te kopen. Normaal dus. Probleem, ik wil nú naar huis, maar moet langs een drankzaak van een goede bekende, uit de tijd dat ik in deze wijk woonde. Misschien ziet hij me niet. Te laat, hij staat buiten. ´´Hé man, het gaat goed met je cluppie Feyenoord! Met 10-0 verloren bij PSV.`` Hoongelach. Dat laat ik niet op me zitten. Niemand beledigt zonder weerwoord mijn club. Remmen. ´´Als jij je grote mond niet houdt, kom in je de problemen en daar zorg ik persoonlijk voor.``
Omhelzing en ja, meer bier. Bekende heeft jaren illegaal in Engeland gewerkt, in de bouw. Daarom spreekt hij Engels en vindt het fantastisch om die taal met me te spreken. In zijn wijk spreekt geen mens Engels, vandaar. Ik begin zowaar slaap te krijgen, gaap wat kunstmatig en kondig mijn vertrek aan. Het is goed en tegen half vijf in de middag open ik de poort van de brandgang naar ons huisje. Vriendin staat in de keuken. Ze heeft een uurtje pauze tussen twee colleges door. Ze is hooglijk verbaasd om me te zien. ´´Ben je al terug? Snel zeg.``
vrijdag 12 november 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
mooie typeringen weer!
BeantwoordenVerwijderen