Het verhaal speelt zich af op vrijdag 28 november 2003. Maar de herinnering is nog springlevend. Het is ´s ochtends vroeg, een uur of zes moet het zijn, op het internationale vliegveld Guarulhos in São Paulo. Het precieze tijdstip ontgaat me, want ik ben bekaf. Dat ben ik altijd na een lange vliegreis, ik ben er ook zo één die geen minuut de slaap kan vatten. Zo´n elf uur in een Boeing, vanaf Amsterdam met een overstap in Milaan, en dan nog een tijdsverschil van min vier of vijf uur, dat breekt een mens op. Geen geweeklaag, we zijn in het beloofde land.
Nou ja, we zijn er, maar moeten verder. Mijn aankomende vrouw in verwachting wacht in Goiãnia. Snel naar die ene gratis bus buiten Guarulhos die me naar het nationale vliegveld Congonhas brengt. Misschien toch op tijd voor mijn doorvlucht naar Goiânia. Die laatste vlucht duurt maar zo´n vijf kwartier. Probleem is echter de busverbinding tussen de twee vliegvelden. De route gaat praktisch dwars door de Braziliaanse metropool en de ochtendspits gaat beginnen. Zit de bus midden in die spits, dan kunnen de inzittenden bij wijze van spreken beter uitstappen en lopend de weg vervolgen. Geen doorkomen aan.
Ik red het. Het Portugees ben ik niet machtig, de immer behulpzame Brazilianen sturen me minstens vier keer de verkeerde kant op. Ze begrijpen mij niet, of ik hen niet. Het laatste zal het zijn. Gelukkig slechts één handtas bij me, geen gesjouw met koffers, daar doe ik niet aan. Eenmaal in de bus, heb ik nog tweeënhalf uur. Dat wordt krap. Maar plek zat hier en ik ben moe, eerst wat eerst, dus lekker neerploffen. En Gods water over Gods akker, het is hier Brazilië.
De chauffeur is niet in een bovenstebeste bui. Ochtendhumeur. Hij wil weg, geen commentaar natuurlijk, maar reizigers blijven binnendruppelen. Op het gemakkie. Nog even afscheid nemen, nog even zoenen, nog even flesje water kopen, nog even... Rustig blijven is het devies.
Twee meiden uit São Paulo stappen de bus in. Met de nieuwste mobieltjes, nieuwste handcamera´s en sieraden. Ergens in de twintig, mooie figuurtjes, lange geblondeerde haren, nieuwste mode. Ze praten hardop tegen elkaar en tonen omstandig die mobieltjes en camera´s. En maar door het haar wrijven, waar Braziliaansen toch al een maniertje van hebben. Alleen deze twee doen het net een beetje te overdreven. Zo van: kijk ons eens. En vooral: luister eens.
Jaren later, tijdens mijn verblijf in het toeristische stranddorp Porto Seguro in de staat Bahia wordt het duidelijk. In een rustig hotel aan de boulevard, waar mijn vrouw, dochtertje, schoonmoeder en ik verblijven, strijkt een groep pubers uit São Paulo neer. Kabaal. Het is een voor Braziliaanse begrippen duur hotel, de pubers hebben rijke ouders. De arrogantie van vooral het vrouwelijke deel van die groep grenst aan het ongelooflijke. Het sympathieke, nederige en zwarte personeel van het hotel wordt voor elk wissewasje flink de oren gewassen. Die wissewasjes verzinnen de dames wel. Vuilnisbak is vol, bier te warm, ijsblokjes en asbakken vergeten. Een gruwel.
Van die stempel zijn de twee meiden in de nog immer stilstaande bus buiten het vliegveld in São Paulo ook. Ze kwetteren maar door. Maken foto´s van elkaar en och, wat hebben die camera´s van dit merk toch een verschillende mogelijkheden. Ik zak verder weg in mijn stoel en kijk de andere kant uit. Het wordt snel warm, die Nederlandse winterjas moet uit. Ogen toe, voor de vorm. Lekker, twee stoelen, benen hebben de ruimte. Totaal versuft. Ineens is er die schok. Ik voel een lichaam tegen mijn lichaam. Wat gebeurt er?!
De eerste reactie is rechtop zitten. De tweede is naar rechts kijken. Ruimte zat in de bus, waarom moet deze meneer nou naast me komen zitten? Papa ligt net zo lekker. De verontwaardiging duurt enkele minuten. De motor van de bus start en de mond van die meneer ook. Het is een forse en dikke man, in de veertig en in een peperduur driedelig pak. Prachtig opgekamt zwart haar, donkere indringende ogen. Iemand waartegen je ´u` zegt, al kennen ze dat niet in Brazilië. Hij stelt zich keurig voor, zijn naam ontgaat me, iets van Leonardo of Renaldo. In perfect Engels, dat mag opmerkelijk heten.
Hij zegt: ´´Jij bent een buitenlander, dat zie ik zo. Lange reis? Moe zeker?`` Uh ja, ik moet naar Goiãnia, komt het er gebroken uit. ´´Je vindt het toch niet erg dat ik naast je kom zitten hè? Ik heb de behoefte om te praten met iemand en jij lijkt me geen dom persoon, vandaar.`` Oeps, kan het rechter door de zee? Ik ben ineens klaarwakker. Wat een uitstraling heeft die man. Kom maar op.
We wisselen beroepen uit. Hij: ´´Journalist in Nederland? Mooie baan. Ik ben chirurg, gespecialiseerd in hartoperaties.`` Ik: ´´Over mooie banen gesproken. Veel stress? Spanning?`` Hij: ´´Zeker, maar het went. Een patiënt is meer een casus, dan een persoon.`` De bus zit vast in de spits. We kruipen vooruit. Dat gaat me mijn doorvlucht kosten. Het geeft niks, ik ben één en al oor. De chirurg steekt van wal. ´´Ik ben een bekende dokter in het land, er is volop werk. Vaak tot in de kleine uurtjes, zeker in noodgevallen. Het is een baan dat opperste concentratie vergt. Ik ben niet vaak thuis. Nu ga ik het binnenland in voor weer een college. Het werk is mijn leven.`` De chirurg haalt uit een sjieke leren tas een flesje mineraalwater en neemt een slok. ´´Jij ook?`` Ik knik.
´´Ik heb een vrouw en drie puberende kinderen. Die verdienen alle aandacht. Maak het ze maar wijs. Papa is hartchirurg en heeft niet veel tijd. Dat gaat niet in dit land. Tijd maken? Dat gaat weer ten koste van mijn concentratie op het werk. Ik heb rust hard nodig.`` Ik knik weer. ´´Jij bent nog niet getrouwd? Ah, je aankomende vrouw is in verwachting. Gefeliciteerd. Meisje? Mooi. Luister. Het is niet eenvoudig om een relatie in stand te houden. In Brazilië helemaal niet. Een man moet een vrouw echt verwennen, ze moet echt honderd procent het gevoel hebben, gewenst en geliefd te zijn. Niet vergeten om bijna iedere dag tegen haar te zeggen dat je van haar houdt. Het maakt deel uit van onze cultuur, weet je.`` Een derde knik, dit zal ik in de oren knopen.
Het verkeer schiet op, wij schieten vooruit. Toch nog op tijd voor die vlucht? De chirurg: ´´Kijk naar buiten. Het is jachten en jagen. Dit is São Paulo en het wordt erger. Geen wonder dat mensen het aan hun hart krijgen.`` Hij lacht om zijn eigen vondst. Om de druk van de ketel te houden, opper ik: ´´In ieder geval werk zat.`` De chirurg slaat een arm om me heen. ´´Sorry, het moet er uit, soms begrijpt mijn eigen vrouw me niet meer.``
De bus draait en draait. Vliegveld Congonhas is in zicht. Ik kijk op mijn horloge. Dat wordt krap. Maar ach. De beroemde chirurg zwijgt. Van opzij ziet hij er nog imposanter uit. Een man met wie je niet snel in discussie gaat, voor wie je liever opzij gaat. Toch lijkt hij nu een stuk kleiner. Weg is het masker. ´´Ik ben gelukkig, voor zover je daarover kunt spreken. Honderd procent scoort niemand.``
De bus parkeert, ik pak mijn tas uit het bagagerek boven mijn hoofd. De chirurg staat op om plaats voor me te maken en geeft een vaste hand. ´´Het was prettig om kennis met je te maken. Bedankt voor het gewillige oor.`` Een grimas op zijn gezicht. Met ironie komt het eruit. Het zijn die woorden die ik nooit meer zal vergeten. ´´Het is redelijk zeldzaam, denk ik, een hartchirurg die zijn hart lucht aan een voor hem onbekende buitenlander. Maar ook wij zijn slechts mensen.``
dinsdag 9 november 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten