Brazilianen houden van water. Het enorme land is gezegend met een kustlijn van ruim zevenduizend kilometer. Mooie stranden zat. Maar niet iedereen woont litoral, zoals ze in het Portugees zeggen. Aan de kust of vlakbij. Het overgrote deel van de bevolking, tegen de tweehonderd miljoen, is interior te vinden. In de binnenlanden, op het platteland, de sertão. Geen enkel reden tot klagen, want Brazilië kent genoeg rivieren, meren en ander soort water.
De staat Minas Gerais bijvoorbeeld, net zo groot als heel Frankrijk, is erg heuvelachtig en herbergt talloze watervallen en watervalletjes. Vaak ijskoud, maar zalig om onder te staan. Speciale paden, zogeheten trilha´s (foto linksboven), zijn uitgehakt in dichte bossen, in bijna oerwoud. Die paden kunnen kilometers lang zijn en aan het einde is er dan ter verfrissing een bezoek aan een waterval. Indrukwekkend natuurschoon en bovendien een gezond uitstapje (foto rechtsonder). Mogen een zee, een rivier en een meer ontbreken of erg ver weg zijn, dan is er geen nood. Daar hebben de Brazilianen het volgende opgevonden: een club. Clube in het Portugees. Ze zijn er in iedere soort en maat. Simpel, sjiek, klein, groot. Een clube is een goed afgeschermd terrein met bewaking. Of je betaalt entree of je bent lid. Een lidmaatschap wordt per jaar vereffend, of maandelijks, en het voordeel daarvan is dat de mogelijkheid bestaat om introducés mee te nemen. Die krijgen korting op een entreekaartje.
Een beetje club heeft meerdere zwembaden. Voor kinderen een apart bad(je). Voorts een sauna (niet altijd even goed, logisch, een Braziliaan is geen saunaliefhebber, het is voor hem al heet genoeg buiten). Een restaurant, bar, speelplek voor kinderen en volwassenen (biljarts, tafelvoetbal), altijd een voetbalveld(je) en een speciale plek waar het mogelijk is om vlees en vis te roosteren. Barbecue, die eeuwige churrasco, het volk schijnt niet zonder te kunnen. Sommige clubs hebben een visvijver. Want vissen, daar zijn de Brazilianen ook verzot op. Op de zondag alleen al kunnen liefhebbers op drie verschillende televisiezenders kijken naar speciale hengelsportprogramma´s. Meer te vinden in een club? Ja. Apparaten voor fitness en soms een overdekte sporthal waar naar hartelust zaalsporten worden beoefend.
Het is zondag 26 juni 2011. Het is een beetje bewolkt in mijn woonplaats Goiãnia, het centrale westen van Brazilië. De telefoon gaat in ons huisje. Vriendin neemt op. Een bevriend echtpaar met drie kinderen kondigt aan langs te komen. De vader wil vissen in een grote club op slechts zo´n vijf kilometer van ons huis. Zin om mee te gaan? Vriendin niet, ik wel. Betreffende club heeft een enorme visvijver. Aan hengelen heb ik een broertje dood, maar er zijn zes (middel-)grote zwembaden en een bar/restaurant, dus dat komt goed. Het gezin komt inderdaad langs, dat blijft in Brazilië altijd een vraag, vader dropt zijn vrouw en de twee jongste kinderen en neemt mij en zijn oudste zoon weer mee. Op naar Clube Antônio Ferreira Pacheco.
De club is genoemd naar die Pachecho, in de jaren zestig de president van de Federação das Indústrias, een federatie van industriëlen in de staat Goiás, waar Goiãnia de hoofdstad van is.
Het is tegen het middaguur als we ons installeren bij de visvijver. De grote en brede donkerkleurige Rogério plant onmiddellijk drie hengels in metalen standaardjes en tuurt over het water. Voor mij het sein om zijn zoontje mee te nemen naar een van de zwembaden voor een verkoelende duik. Het is niet erg druk in de club en dat heeft alles te maken met het weer. Bewolkt, geen (felle) zon. Dan is het water te koud voor de Braziliaan. Terwijl de temperatuur aantrekkelijk genoeg is. Een voordeel deze zondagmiddag, want voldoende plek in de baden. Met heet weer kun je geen fatsoenlijke zwemslag maken. Nu is het zwemmen, spartelen en spelen naar hartelust. Spelen? Ongevraagd gooit een jongetje een plastic bal in mijn richting. Voor een mens het goed in de gaten heeft, is hij aan het overgooien met een volstrekt onbekend medemensje. Moeder en vader op ligstoelen aan de kant kijken toe en vinden het prima.
Voor wie er oog voor heeft, het leven in een clube is niets minder dan een afspiegeling van het leven daarbuiten. Maar wel van de Braziliaanse midden- en topklasse. Want vanwege de drempel (lees een entreeprijs van vijftien real) ontbreken hier de onderklasse, de straatkinderen, de zwervers, de drugsgebruikers. Veel rijkere gezinnen met kleine kinderen kiezen daarom doelbewust voor een club op zomerse weekeinden en feestdagen. Altijd bewaking, ook bij de zwembaden, altijd de mogelijkheid tot het beginnen van een aangenaam gesprek, geen hinderlijk gebedel of kans op bestolen te worden.
Het bewakend personeel bij de zwembaden heeft het deze zondag maar erg rustig. Ze dragen rode shirts met het opschrift Salva-Vidas. De levensredders. Nou ja, rustig. Ze hebben het druk met het aanknopen van praatjes met jonge aantrekkelijke vrouwen, in de twintig, met minuscule bikini`s en mooie figuurtjes. Vanuit het water heb ik een mooi uitzicht op een non-verbaal contact tussen een donkere tengere juffrouw en een gespierde stoere levensredder. Ik kan het gesprek niet volgen, het drukt de pret geenszins. Het gaat juist om die lichaamstaal. Wat een schouwspel. De levensredder draait tijdens het praten met zijn benen, wrijft nu en dan wat nonchalant over zijn gespierde armen. Bijna onmerkbaar. Zij ligt op een stoel, draait met haar bekoorlijke billen en wrijft door haar dikke haarbos. Het klikt tussen die twee en ik verwed er geen real om of een afspraakje volgt vanavond nog.
De zoon van Rogério klimt uit het zwembad en zegt dat hij naar pa gaat. Duimen omhoog. Ik hoor in de verte een kabaal. Trom-geroffel en claxons. Het komt uit een sporthal. Op onderzoek. In de sporthal is het kabaal welhaast oorverdovend. Twee meisjesteams spelen een wedstrijdje handbal. De tribune zit vol met feestende claxonerende en drummende fans. Wat een feest. Het handbal is van bedroevend niveau. De meisjes weten de bal nauwelijks in eigen bezit te houden, desondanks gaat het er fanatiek aan toe.
Links naast de sporthal is een totaal andere wedstrijd gaande. Voetvolley oftewel futevolei. Immens populair in Brazilië. Een zandveld en een volleybalnet, twee teams die ieder bestaan uit twee mannen en een scheidsrechter op een hoge stoel. De spelers zijn naar schatting nog geen twintig jaar. Ik geloof mijn ogen niet. Wat een techniek! De jongens vangen ballen op met de borst, spelen over naar de medespeler met die borst. De bal gaat het net over via kopballen of via schoten uit alle mogelijke en meer onmogelijke lichaamsstanden. Ik kijk gefascineerd naar het spel.
Weer een bewijs: Brazilianen moeten de bal aan de voet hebben, niet aan de hand. De enige uitzondering daarop is volleybal. De Braziliaanse nationale vrouwen- en herenteams spelen op het allerhoogste internationale niveau. Het is waar. Maar sporten als waterpolo, handbal en basketbal blijven daarentegen in de marge hangen.
Het is tegen vijf uur. Tijd om te gaan. Rogério pakt zijn hengels. Veel geluk heeft hij niet deze middag. Slechts een enkele vis slaat aan. Daarbij, het is verboden om gevangen vis mee naar huis te nemen. Ze moeten terug het water in. Rogério betreurt de magere vangst allerminst. ´´Ik vind het heerlijk om een paar uurtjes weg te zijn. Zonder op kinderen te hoeven passen, zonder mijn vrouw. Helemaal op mezelf. Een mens komt zo tot rust.`` Langzaam lopen we gedrieën naar de uitgang. Ik loop voorop, klim snel op een stenen trap dat een uitzicht biedt op de zwembaden. Nog even spieden. De baden zijn al praktisch leeg. De gespierde levensredder in zijn rode shirtje is van de aardbodem verdwenen. Van de tengere juffrouw met lange haren en fraaie billen ook geen spoor. Ik kan een glimlach niet onderdrukken. Ook in een club draait het Braziliaanse leven gewoon door.
dinsdag 28 juni 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten