Drie kwalificaties, in oplopende graad. Nummer één: Paul Bode is regionaal directeur van ChildFund. Een internationale organisatie die zich bezighoudt met onder meer allerlei educatieve programma´s voor jeugd in alle leeftijden in populair gezegd de kansarme landen. Nummer twee en belangrijker: Paul Bode is een Feyenoordsupporter. Nummer drie en de belangrijkste: Paul Bode is al bijna dertig jaar een goede vriend van me, natuurlijk leren kennen bij een wedstrijd van ´de club`.
Paul heeft de Regio Amerika onder zijn hoede, dus ook Brazilië. Het belangrijkste Braziliaanse kantoor van ChildFund (wie er meer over wilt weten: www.ChildFund.org) zit in Belo Horizonte, de hoofdstad van de staat Minas Gerais. Dat is niet ver van mijn woonplaats Goiãnia, slechts 920 kilometer met de bus. Paul nodigt me uit, hij is een week voor zijn werk in Belo Horizonte. Kom even een zondagje langs. Veel tijd heeft hij niet. Hij moet maandag vroeg weer op huis aan, dat staat in Panama. Ik wil graag langskomen, want een goede vriend en al meer dan tien jaar geen contact meer, dat schiet niet op. Bijpraten, bijdrinken en bij-eten. In die volgorde is de planning.
De uitnoding wordt telefonisch gedaan op donderdag 25 november. Ik race op de fiets naar het grote busstation in mijn woonplaats en weet op de valreep een plekkie te bemachtigen in de bus die zaterdagochtend 27 november om half acht vertrekt. Veel keus is er niet. Een volgende bus naar Belo Horizonte vertrekt ´s avonds en komt de volgende pas ochtend aan. Of middag. Of niet. Want hoewel busreizen perfect zijn geregeld in Brazilië, er is bijna geen uithoek waar je niet kunt komen, naar de duur van de reis is het slechts gissen. Dat heeft te maken met de kwaliteit van het wegdek, wegwerkzaamheden, slagregens, ongelukken, controles, overvallen, lekke banden of erger, een kapotte motor. Op het busstation geven ze altijd vol overtuiging een aankomsttijd: in mijn geval negen uur in de avond. Die kun je vervolgens negeren. Het heeft geen zin.
Ik heb veel verre busreizen gemaakt in Brazilië, ze halen zeker in totaal de 15.000 kilometer. Veelal ´s nachts, dat gaat sneller. Wel een ramp, ik doe namelijk geen oog dicht. Overdag is leuker, het ritme dag-nacht blijft en een mens kan naar buiten kijken en kletsen met medepassagiers. Naar Belo Horizonte ben ik nog nooit met de bus geweest, nu overdag dus, dat wordt genieten. Voordeel één: er zijn niet veel reizigers in mijn bus, dus ik heb twee plaatsen, lekker lang uit hangen. Voordeel twee: de bus vertekt netjes op tijd. De eerste uren zijn vrij monotoon. Het is het landschap van de staat Goiás. Groen, zeker nu, het is regentijd, fraaie vergezichten, beetje heuvelachtig. De staat van de boeren. Dat verandert na een paar uur als we Minas Gerais binnenrijden. Minas Gerais is compleet anders dan Goiás, terwijl het buurstaten zijn in hetzelfde land. Minas Gerais staat bekend als de meeste heuvelachtig staat van Brazilië. De grootte komt overeen met Frankijk. Het is er adembenemd mooi. De bus gromt, kruipt moeizaam en voorzichtig op steile wegen naar boven. Scherpe bochten. Niet harder dan veertig tot zestig kilometer per uur. Het uitzicht is fenomenaal. Immens grote groene beboste valleien, zover als het oog rijkt, met enorme heuvels, het zijn nog net geen echte bergen. Hier en daar een boerderij. Ook veel boeren hier dus. Detail: in de bermen, vooral in bochten, zelfgemaakte kleine houten kruisjes met daarop namen en data. Weer een auto die een bocht uitvloog, weer dodelijke verkeersslachtoffers. Het lijkt meer regel dan uitzondering in Brazilië. Het volk weet het, maar is hardleers: een beetje minder het gaspedaal indrukken, is tegen dovemansoren gezegd.
Het wegdek is goed, geen regen of andere ongemakken, de reis vlot. Weinig aanspraak deze keer. Achter me zitten twee vrouwen op leeftijd, die om de drie zinnen, blijk geven van hun christelijke geloofsovertuiging. ´´God is zo groot, wat is God toch goed, dankzij God.`` Ik geloof zelf niet, ben overtuigd atheïst, maar heb niets tegen religie. Het is alleen zo vervelend om uren achtereen dezelfde mantra te horen. Het klinkt te zalvend.
Om de drie à vier uur stoppen we bij een groot busstation, waar gelegenheid is om een kwartiertje de benen te strekken, wat te drinken en te eten. Dat kwartiertje loopt altijd uit. Het zijn prachtige minuten. Ik loop steevast langs alle geparkeerde bussen, kijk waar ze heen gaan, waar ze vandaan komen en observeer de mensen. Dan wordt het beeld van het uitgestrekte Brazilië pas helder. Bussen die van noord naar zuid, van oost naar west kruisen. Duizenden kilometers. Passagiers met die typische kenmerken van het noordoosten, klein, donker tot zwart, of die uit het zuiden, meer het West-Europese type, langer, lichte ogen. Bijna iedereen is doodop, kleine oogjes. Brazilië is op reis. Het gaat 24 uur per dag door, het stopt nooit. Naar familie, op zoek naar een baantje in een grote stad (lees: hoop op een beter leven), naar een verre liefde.
Wat opvalt, er bestaat een soort saamhorigheid onder de reizigers. Vooral als de afstand zo rond de duizend kilometer is, groeit het familiegevoel. Zo rond de twaalf uur in een bus, een kleine ruimte, dan ga je bij elkaar horen. Moeilijk onder woorden te brengen, maar het is een prettig gevoel. Zelfs de twee oude Godsvrezende vrouwen worden op den duur steeds aardiger, steeds liever.
We rijden Belo Horizonte binnen. Negen uur. Het busstation is in het centrum. Dat gaat minstens nog een dik uur duren. De stad heeft meer dan 2,5 miljoen inwoners. Is twee keer groter dan Goiãnia. Eerst door buitenwijken, de perefirie, dan de industrieterreinen. Ik zit rechtop in mijn stoel, na een goede twaalf uur weer eens huizen in zicht. Het is zaterdagavond, gekrioel van mensen op straat. Bars zijn hel verlicht, muziek, bieren op tafel. Lachende gezichten, wanneer niet, maar het is ook weekeinde. Biljartende Brazilianen. Een soort snookertafels, ze zijn erg populair.
Belo Horizonte is ouder dan Goiãnia, heeft mooie oude katholieke kerken en gebouwen. Belo Horizonte is ook heuvelachtig, er is bijna geen rechte weg. Dat geeft fraaie doorkijkjes. Files, we zijn er bijna. Het grote busstation ligt deels in een wat duistere wijk. Letterlijk en figuurlijk. Zwartere mensen op straat, zwervers, bedelaars, verkopers van dubieuze waar.
De kroegjes daar zijn geweldig. Heerlijk smerig. Mensen die het niet gewend zijn, kunnen er beter geen plasje op de toiletten doen, die stinken een uur in de urinewind en zijn bizar goor. Zeker voor vrouwen een ramp. Vreemdelingen worden met de ogen uitgekleed. Ruiken ze in de verte naar een gringo, dan is het oppassen. Direct laten blijken dat je het Braziliaans-Portugees machtig bent. Gewoon een eenvoudig shortje aan, goedkope schoenen, geen dure camera om de nek. Tevoren wat losgeld in de zak doen, geen portemonnee trekken. Vragen wat een fles bier kost, vooraf! Een kwinkslag is eigenlijk het beste. Ik zie een neger zonder tanden, bijna zonder kleren, met groot glas cachaça, de Braziliaanse jenever. Ik sla hem op de schouder en vraag hem: ruilen? Wat? Een tand van mij tegen een slok van je cachaça. Gebulder. Ik ben binnen. Veel tijd heb ik niet, een snelle, want Paul wacht.
Het is bijna half elf in de avond. Ik vraag wat het Merit Hotel ligt. Dan krijg ik weer zo´n typische Braziliaanse uitleg. Hier links, nee, beter is eerst rechtdoor, dan rechts, zie je daar die verkeerslichten... Laat maar, ik neem de eerste aanwijzing voor lief en vraag daarna de weg aan een ander. Zo kom ik er altijd het snelste, etappe voor etappe. Het is niet ver, nog geen kilometer, maar het is pikkedonker en ik ken de stad niet. Ha, een politieauto. Twee agenten. Weer vragen. ´´Ben je in je eentje?`` Yep. ´´Dan brengen we je wel, even wachten tot deze winkel hier sluit.`` Dat is waar ook. Ik durf er een bedrag om te verwedden dat de baas de agenten wat toestopt voor die beveiliging. Geen afpersing hoor, het is normaal. Of hij betaalt in natura. Hangt van de winkel af. Het duurt een paar minuten, dan mag ik achterin de politie-auto stappen. De twee zijn van die typische macho-militaire-politiemensen. Ik weet niet waarom, het lijkt erop of dat korps er van vergeven is. En toch, op het gevaar af, het is ook leuk. Het hangt van de graad af. Het gaat met vol zwaailicht en af en toe sirene op het Merit Hotel aan. Ik geniet met volle teugen. En jawel, er kan geen mooie meid voorbijlopen of daar gaat die sirene weer. De politiemensen hebben grote pret, niet altijd een gringo in de auto natuurlijk. De meiden die worden toegesireend, vinden het voor 99 procent prachtig, kijken lachend om en wiegen extra met hun billen. Welkom in Minas Gerais!
Het Merit Hotel heeft vier sterren. Personeel in pak. Paul heeft kamer 1904. Na een dikke omhelzing gaan we de stad in. Die beste Bode heeft op me gewacht met het avondeten. Hij heeft honger, dat lijkt me meer dan logisch. We nemen een taxi naar een deel van het centrum waar het vol is met sjiekere restaurants en bars. En vol is met mensen. Paul kiest een restaurant uit. Het is er goed toeven, het eten is prima. En duur. Een hoofdgerecht voor meer dan zeventig reais. Ik kijk naar de mensen om me heen. Bijna allemaal witte huidskleur, goed gemanierd en dito gekleed. Klasse A, zoals het heet. De rijken. Ook dit is Brazilië. Het enige enorme land ter wereld waar straatarm en te rijk zo dicht op elkaar woont en met elkaar leeft. Na al die jaren is het onophoudelijk bijkletsen. Maar op spaarzame momenten, als ik even snel om me heen kijk, gaan de gedachten terug naar die tandenloze magere en bijna naakte neger, amper vijftienhonderd meter hier vandaan.
We zijn beiden moe. Naar het eten naar bed. Veel slapen wordt het niet. Na een paar uur weer wakker, weer praten. Het is zondag, de leukste dag in Brazilië. En goed weer, zonnetje, niet te gek warm. Belo Horizonte bij daglicht en nog wel in het centrum. Dat kan slechter. Ontbijt is heerlijk, daarna de stad in. Naar een overvolle kunstmarkt, het is nog geen negen uur, je kunt er over de koppen lopen. En of het nou Goiãnia, Belo Horizonte of welke stad dan ook is, altijd weer die eeuwige huisgemaakte waar. Die eeuwige dik geknoopte kleedjes in allerlei kleuren, houten opberg-kistjes. Ook grote schilderijen. Smaken verschillen, ze zijn spuuglelijk of hartstikke mooi, een tussenweg bestaat niet. Vind ik.
Terug naar het hotel, Feyenoord moet huis tegen ADO spelen. Paul kan het via zijn laptop live ontvangen. We kijken op bed. Na een achterstand wint onze club met 2-1. Opluchting, weg van die degradatieplaatsen, het is Feyenoord onwaardig. Douchen en weer de stad in. Braziliaans voetbal kijken bij een kroeg. Belo Horizonte kent twee grote profclubs, Cruzeiro, in het blauw, en Atlético Mineiro, in het zwart-wit. Aartsvijanden zijn het, zeker wat betreft de supporters. En ook in Brazilië loopt die rivaliteit jammer genoeg te vaak uit de hand en is geweld tussen supporters bijna gemeengoed. Drama.
De zaterdagavond dat ik arriveer in Belo Horizonte, wordt de negentienjarige Otávio Fernandes in koelen bloede om het leven gebracht in dezelfde stad, in de buitenwijk São Pedro. Hij maakt deel uit van Máfia Azul, de blauwe maffia, de harde kern van de Cruzeiro-aanhang. Een groep van twintig blauwen loopt een groep van veertig Galoucura´s tegen het lijf. Galoucura zijn de ´gekke hanen`, de naam van de harde kern van Atlético-supporters. Eén gekke haan pakt een verkeersbord van de straat en slaat het leven uit Otávio. Zo maar. Justitie denkt aan een stadionverbod voor beide harde kernen. Het misselijk makende nieuws zal ik pas maandag te weten komen, op de terugweg naar Goiãnia.
Het is nu zondagmiddag, tijd voor veel plebier (samentrekking van plezier en bier) en een gezonde wandeling. We lopen naar het plein bij het metrostation, laten het prachtige en grote natuurpark voor wat het is. Op het plein een manifestatie tegen Aids. Want het is maandag wereldaidsdag, vandaar. Tentjes met mensen die voorlichting geven. En gratis condooms uitdelen. En ja hoor, verschillende Brazilianen proberen er zoveel mogelijk van te bemachtigen. Rats rats en weg is de stapel bij stalletje één. We moeten er om lachen. ´´Die jongen gaat ze verkopen, dat is handel``, zegt Paul. Treffende opmerking, Paul kent Latijns-Amerika dus ook.
We kiezen een kroeg uit waar grote televisies naar de straatkant zijn gericht. Terras op en voetbal kijken. Cruzeiro wint uit bij Flamengo, Atlético wint thuis van Goiás. Nou ja thuis, op negentig kilometer van Belo Horizonte. Het gemeentelijke stadion, waar beide clubs spelen, is gesloten. Het wordt gerenoveerd in verband met de komende wereldkampioenschappen voor landenteams in Brazilië in 2014. Cruzeiro doet nog mee voor het landskampioenschap, Atlético ontloopt degradatie. Iedereen is blij.
Het is al donker als we opstappen. Richting hotel. Paul moet om kwart voor drie in de nacht op. Zijn vlucht is gepland om vijf uur. Ik besluit dan ook het hotel te verlaten en naar het busstation te gaan, er is een bus die om kwart voor acht naar Goiãnia gaat. Zware tijden, maar het is het waard. We passeren een plein, bijna ´thuis`. Het ziet er letterlijk zwart van de mensen, er klinkt harde soulmuziek. Grote boxen en wie zingt daar? James Brown, en wel zijn oudere nummers. Welja. Bijna allemaal negerinnnen en negers. En dansen. Een neger in een wit-grijs gestreept pak, zeker bijna veertig, danst als een bezetene. Een lust voor het oog. Met prachtige zwarte puntschoenen, een elastisch lichaam dat alle kanten opswingt. Het is te aanstekelijk. Voor we het weten, staan we ook te dansen. Paul houdt het na een half uurtje voor gezien, ik blijf.
Even op de plaats rust. Ik sta naast een puber met het mooie blauwe Cruzeiro-shirt aan. Daar komen ze aan, twee vrouwelijke supporters van Atlético. Een negerin en een vriendin van haar, wat lichter van kleur. In zwart-witte nauwsluitende trainingsbroeken en zwart-witte nauwsluitende voetbalshirts. Ze beginnen te dansen. De negerin is echt een plaatje. Dat vindt de Cruzeiro-supporter ook. Hij kan zijn ogen niet van haar afhouden. Zij ziet hem niet staan, zij danst, drinkt en kletst met haar vriendin. Puber wilt contact, zijn hele lichaam schreeuwt erom. Hij is niet schuchter, nee, maar verdraaid toch. Hij heeft een Cruzeiroshirt aan. Dat is een onoverkomelijke barrière. Hij draalt, draait, keert zich weer om, hij weet zich geen raad. Ik krijg medelijden met hem, pak hem bij een schouder en lach veel betekenend. Hij trekt zijn schouders op, kijkt me met grote melancholieke hondenogen aan. ´´Ik ga maar``, zegt hij, ´´het lijkt me het beste, dit schiet niet op.`` En weg is hij.
Ik ga ook, het is al bijna half elf. Over een paar uur gaat de wekker. En die gaat en hoe! Paul levert me met een taxi bij het busstation af alvorens te vertrekken naar het vliegveld. Een laatste omhelzing. Mijn bus komt netjes om half acht voorrijden. Weer niet vol, lekker. Weer op tijd weg. Maar dan. In het kleine busstationnetje van Nova Serrana, 112 kilometer buiten Belo Horizonte, doet de chauffeur de volgende aankondiging: ´´Motorpech, we moeten op een nieuwe bus wachten. Iedereen uitstappen.``
Een dertiger ontsteekt in woede. Hij is lang, scherp profiel en draagt een rugzak. Hij loopt andere bussen af. ´´Gaan jullie langs Goiãnia, stoppen jullie misschien in Goiãnia?`` Nul op rekest. Een andere bus van dezelfde maatschappij als de onze rijdt het station binnen. ´´Kijk naar het nummer``, schreeuwt de man bijna. ´´Deze bus is nieuwer en moet slechts naar Uberlândia, dat is dichterbij dan Goiãnia. Ze geven ons een oudje voor een lange reis. Wat is dit voor een bedrijf!?`` Dan verdwijnt hij. De andere passagiers zitten rustig op stoeltjes of hangen wat. Via mobiele telefoontjes worden thuisfronten op de hoogte gebracht van de vertraging. Dit gaat duren. Gesprekken beginnen, het familiegevoel ontstaat.
Net als ik met een jonge medereiziger wil praten, verschijnt die irritante klager weer. Hij wendt zich tot mij: ´´Weet je waar ik ben geweest? In de stad. Ik heb aan een loterij meegedaan. Ik kan miljoenen winnen. Weet je wat ik het eerste koop, als ik inderdaad win? Een gloednieuwe bus, helemaal voor mezelf.`` Ik kijk de meneer aan en zeg: ´´Jij denkt dat je zo sneller thuis bent? Het is jouw schuld dat onze bus kapot is, het ligt niet aan de motor, jij hebt het afgeroepen met dat eeuwige gezeur van je.`` Grote ogen. Stilte. Hij gaat tegenover me zitten en geeft me een hand. ´´Jij denkt dat?`` Ja. Dan een ontwapende schaterlach. ´´Ik ben Humberto Castro, radioreporter, ik doe sport en volg alle profclubs uit Goiãnia. Geef mij ook maar bier.``
De irritante klager blijkt helemaal geen irritante klager. Integendeel. Humberto is hoogst vermakelijk. Grote bek, dat wel. Maar ja, radioreporter. Mooie gelegenheid om naar bijzonderheden te vragen over zijn werk. Met een Braziliaanse radioreporter heb ik nooit gesproken. In Brazilië staan reporters van radio en televisie gewoon op het veld, maken vlak voor de wedstrijd, direct na afloop van eerste en tweede helft live reportages. Geweldig, dat mag in Nederland niet. Sport-emoties, heet van de naald. ´´Ah, jij bent ook journalist? Hoe gaat dat bij jullie dan?``, vraagt Humberto en draait snel om richting bar. Stemverheffing: ´´Dat bier van jullie is veel te warm!`` Jij zeurde zeker al toen je uit de buik van je moeder kwam? Weer een hand en een schaterlach. Bijna vier uur zitten we gezamenlijk aan een plastic tafeltje. Dan komt de nieuwe bus, het is één uur ´s middags geweest.
We vertrekken, eindelijk. Humberto en ik blijven in gesprek. Zo gaat de tijd lekker snel. Maar de bus niet. Wegwerkzaamheden, slechts één rijstrook beschikbaar. Wachten. Ongelukken ook. Smerig gezicht, een personenauto totaal in elkaar gedeukt. Tegen vrachtwagen gereden. Buiten ligt een koffertje. Een stille getuige van ongetwijfeld veel verdriet. Het is al donker als we Catalão binnenrijden. Daar zijn we op de heenweg ook geweest. Prachtige stad! Op 255 kilometer van Goiãnia. Slechts 75.000 inwoners, veel water, fraaie architectuur.
Nu is het minder prachtig. Iedereen wil naar huis. Het zal nog drie uur duren voordat de bus eindelijk Goiãnia bereikt. Op het busstation nemen we afscheid. Het is al na enen ´s nachts. Ik kan amper meer lopen van de moeheid. Naar een taxi, de stadsbussen rijden niet meer. Het begint te hozen, ook dat nog. Taxi moet omrijden, wegen zijn onbegaanbaar. Wanneer pakt de gemeente die waterafvoer nou eens aan! Het is ieder jaar hetzelfde laken een pak! Oeps, begin ik ook al. Te lang in de nabijheid van Humberto is niet goed.
Het is half twee geweest als ik een sleutel omdraai en mijn huis binnenstap. Braziliaanse vriendin is wakker, omhelst me en is dodelijk ongerust. ´´Je hebt niet gebeld, wat is er gebeurd?`` Verrek, helemaal vergeten, ik had moeten bellen. Panne met de bus en mijn mobiel gaf geen sjoege, ik kreeg geen signaal. Het is de naakte waarheid. Maar zeker niet zeggen dat het zo gezellig is geweest en dat ik eenvoudigweg niet aan bellen heb gedacht. Dan zal ze zeggen: ´´Zie je nou, jij houdt helemaal niet van me.`` Nu krijg ik alle aandacht. Vertroeteling. Een snelle douche en het bed in.
Bedankt Paul Bode, het was in alle opzichten geweldig. Bedankt ook voor de urenlange uitleg over ChildFund. Het is niet zomaar liefdadigheid, wat deze organisatie voorstaat. De bedoeling is om jongeren, ook in Brazilië, een goede opleiding en een echte toekomst te bieden. Dat is hard nodig, miljoenen Braziliaanse kinderen gaan domweg niet eens naar school. En daarom is iedere cent meer dan van harte welkom. En sorry als ik te zalvend overkom.
woensdag 1 december 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten