Het Braziliaans-Nederlands stel Belgna Ribeiro Ramos en Norbert Bruggeman vertrekken zaterdagavond 18 december 2010 vanuit hun woonplaats Goiãnia naar Palmas. Een kleine duizend kilometer met de bus. Palmas is de hoofdstad van Braziliaans jongste staat Tocantins, in het noorden van het land. Familie van Belgna woont er. Een kerst- en oudejaarsbezoekje moet het worden. Het geplande bezoekje loopt evenwel uit tot een reis door Tocantins van maar liefst 43 dagen. Dat levert een reisverslag op in twee delen, met opmerkelijke ontmoetingen en gekke ervaringen. Reisverslag 1 staat onder Reisverslag 2.
De eerste dagen zit ik uren voor de buis. In de kleine en knusse woonkamer van de ouders van Belgna in Palmas. Niets missen van de grootste natuurramp van het grootste Latijns-Amerikaanse land. Het is een soort zelfkastijding, ik weet het niet. Ik hou zoveel van Brazilië, maar kan ook zo woest zijn op het land. Door het ontbreken van structuren, het ontbreken van daadkracht, die irritante bureaucratie. Dan scheld ik in mezelf. Niemand die het hoort, niemand die het weet. Maar pijn doet het.
De natuurramp geeft weer een duidelijk inkijkje in het ontbreken van structuren. Voorbeeld één. Die gaat over het gemeentelijke mortuarium in een stadje in een van de getroffen gebieden. Die biedt plaats aan tien lichamen, nu moeten tientállen worden geborgen. Lange rijen troosteloze Brazilianen, die ieder op hun beurt uren moeten wachten voordat ze naar binnen kunnen. Om te kijken of het dode kindje dat er ligt, een van de hunnen is. Vreselijk. Buiten staat een enorme vrachtwagen. Een witte. Daar wordt normaal vis in vervoerd. Een koelwagen, ja. Nu liggen er lijken in, netjes opgestapeld. Ze wachten op een laatste blik van nabestaanden. Volgend voorbeeld. Het speelde ook een paar jaar geleden al tijdens overstromingen in Santa Catharina, eveneens een staat in het zuiden van het land. Snel komen hulpacties tot stand. In heel Brazilië leveren mensen flessen mineraalwater, rijst, bonen, meer eten en kleding af. Ook in de noordelijke staat Pernambuco. Daar slaan hulpverleners de alarmbel. Televisiebeelden van een grote en volle loods met allerhande goederen. Een medewerker van plaatselijke Rode Kruis houdt zijn armen in de lucht. ´´We hebben geen vliegtuig. Geen enkele vervoer. Voedsel dreigt te verrotten, het is erg vochtig hier, de tijd van het jaar.`` Die inzameling is dagen aan de gang. Is er dan niemand die denkt aan een vervolg? Dan ontsnapt een Nederlandse vloek uit mijn mond in Palmas. Gelukkig verstaat niemand het. Een Braziliaan vloekt niet. Hé, meldt het nationale televisiejournaal, in Australië ook overstromingen. Er valt zelfs meer regen dan in de ergste gebieden in Brazilië. Veel minder slachtoffers. Het geïnstalleerde waarschuwingssysteem werkt perfect in Down Under. Mensen verlaten tijdig de woning. Bestaan er dan geen waarschuwingssystemen in Brazilië? Nou ja, bij vorige overstromingen zijn miljoenen reais beschikbaar gekomen om aan bijvoorbeeld monitoring te doen. Simpel. Camera´s wegzetten in risico-gebieden. Wat blijkt? Na twee jaar blijkt tachtig procent van die bedragen nooit te zijn uitgegeven. Camera´s? Uh ja, hier en daar een bui. Om cynisch te blijven. Een mens mag inderdaad niet vloeken, maar het wordt hem wel moeilijk gemaakt zo. Een vrouw van middelbare leeftijd zit overdag op resten van haar woning. Die brokkelt zienderogen af. Overal wild en woest stromend water om haar heen. Ze gilt. Ze heeft geluk. Op enkele meters van haar instortende huis een nog wel fier overeind staand gebouw. Bovenop dat gebouw staan twee volwassen mannen. Ze hebben een lang touw en gooien dat naar de vrouw. Die grijpt het touw en haar zwarte hond. De mannen halen haar op. Ze gilt weer. Ze kan haar hondje niet houden. Ze moet een stukje door het wilde water en de stroming is te sterk. Een laatste doodskreet en ze geeft haar huisvriendje prijs aan de golven. De hond verdwijnt onmiddellijk in het wassende water. De vrouw wordt gered. Een helicopter van de televisiezender Rede Globo maakt opnames. Die gaan de wereld over.
Kerken en overheidsgebouwen doen dienst als opvangstruimtes. Gebroken families vinden er een heenkomen. Ze huilen bij elkaar uit. Schrijnende gevallen. Een man verliest vrouw en kinderen, een ander houdt één van de vier kinderen over. Een jongeman vertelt voor televisiecamera´s dat hij zijn buurvrouw niet heeft kunnen redden. Haar huis stortte in, maar dat van hem ook. Hij hoorde de kreten van de vrouw, maar zat ook zelf gevangen onder beton. ´´Die kreten, die kreten``, zegt hij. Ik wend mijn hoofd even af. Die jongeman dan. Ook verrast door het water, ook verrast door een instorting. Hij moet kiezen. Zijn vrouw of zijn dochtertje. Hij grijpt in een flits het meisje, redt haar en het eigen vege lijf, maar heeft geen tijd meer om de vrouw uit het huis te halen. Met lede ogen ziet hij toe hoe zijn huis na een laatste zucht verdwijnt in de golven. Wie met droge ogen naar dit soort beelden blijft kijken, heeft geen hart.
Nog even dit. Brazilianen kunnen flink hardleers zijn. ´Wat hij in zijn kop heeft, heeft hij niet in zijn kont zitten`. Is het niet zo, die Nederlandse uitdrukking? Nou, de Brazilianen kennen het ook. Het water legt hele wijken plat. Maar hier en daar blijven als een wonder huizen overeind staan. Voor hoe lang, niemand weet het. Zaak is evenwel het boeltje bij elkaar pakken en rennen. Maar nee hoor. Families blijven hardleers. Ons huisje blijft overeind. Hulpverleners van brandweerkorpsen en gemeentelijke ambtenaren proberen de mensen over te halen. Ga in hemelsnaam weg. Tegen dovemansoren. Het zit niet in de kont.
Een wet die bewoners dwingen om hun woning te verlaten, bestaat niet. Maar er bestaat wel een wet die ouders dwingt om hun kinderen niet bloot te stellen aan gevaren van buitenaf. Simpel gesteld. Dus komt het voor dat politie drie kinderen van een gezin in een bootje laadt, moeder en vader achterlatende in een praktisch ondergelopen dorp. De kinderen gaan regelrecht naar een opvangstruimte. Ze zeggen voor de televisie: ´´We hopen dat mams en paps beseffen dat ze ons huis moeten verlaten en hier moeten komen.`` Tja.
Lázaro belt. Een andere zeer symphatieke broer van Belgna. Komen we nog langs? Het is meer een gebod dan een vraag. Hij woont in Guarai, een stuk noorderlijker in Tocantins, tegen de buurstaat Pará aan. Dat komt mooi uit, want Presidente Kennedy ligt vlakbij. Daar woont een zus van de moeder van Belgna en haar familie. Een prachtfamilie. Heel veel eten, het fornuis werkt er bijna 24 uur per dag, en heel veel lachen. Beetje vrolijkheid na al die trieste televisiebeelden gaat er wel in.
Lázaro maakt een oude wens van me waarheid. De scheet heeft zowaar ´s nachts een grote kikker gevangen, gestroopt en netjes in de vriezer van zijn ijskast gelegd. Die ga ik lekker oppeuzelen, helemaal in mijn eentje. Ik maak hem ook zelf klaar, met veel vers knoflook. Het is geen egoïsme van me, om de kikker voor mijn eigen buik te houden. Brazilianen kokhalzen bij het idee om kikkers te braden, laat staan op te eten. De uitgenodigde buurvrouw van Lázaro kijkt het niet langer meer aan. Ze loopt bijna kotsend de keuken uit. Het doet me niets, de kikker is klaar, ik eet mijn vingers erbij op.
We blijven een dagje bij Lázaro. Daarna gaan we met zijn drieën naar Presidente Kennedy, een slordige kleine veertig kilometer verderop. De aardige vrouw en het beminnelijke dochtertje van Lázaro blijven in Guarani. Het wordt drie dagen feest. We ontmoeten de veertiger Aperinaldo Nascimento Oliveira. Hij is voorzitter van de kleine gemeenteraad van het dorp met nog geen vierduizend inwoners. Zijn bijnaam is Peri, maar meestal wordt hij met vereador aangesproken. Dat betekent wethouder. Peri is een van de zonen van de zus van Belgna´s moeder. Hij woont in een huisje met een hoop land dat ligt bij de entree van het dorp. De wethouder zegt dat hij van alle gemakken is voorzien. Internet, licht, water. Alleen een wc ontbreekt nog. Hij moet er zelf om lachen: de wethouder is virtueel met de hele wereld verbonden, maar de stoelgang is buitenshuis. Peri heeft het niet gemakkelijk gehad in zijn leventje. Kampte met hiv, maar wist te overleven. Hij is nu een icoon in het dorp, niemand die hem niet kent. Overal en voor iedereen heeft hij een luisterend oor en ziende oog. Vaak wordt kwaad gesproken over politici in Brazilië. Vaak is het helaas terecht. Mag er dan toch een voorbeeld zijn, dan is het Peri wel.
Een broer van Peri heet Rimo. Die heeft een bar en restaurantje vlak naast de wethouder. Rimo kookt en hoe. Een talent. Nooit welke cursus dan ook. Op zijn brommertje gaat hij tijdens de lunchuren naar ma en pa en rommelt wat met pannen. Even later staat er een heerlijke hete lunch klaar. Zonder zout gringo? Oh, je hebt konijn meegenomen? Zo klaar. Overbodig te stellen dat zijn nerinkje het formidabel doet. Alleen de sandwiches al. Eet er één en de maag is minstens voor 48 uur gevuld. Ik ben al veel te dik, in Presidente Kennedy zucht en huilt mijn buik nog eens extra en smeekt om genade. Maar afslaan? Geen denken aan. Ik ontbijt laat en goed. Anderhalf uur later zit ik aan een goede rode wijn en heerlijke konijn. Dat slaat een mens niet af. Nog twee dagen buik.
Nara is een zus van Peri en Rimo en werkt bij het secretariaat van de gemeente Presidente Kennedy. Zij kent werkelijk iedereen in het dorp, weet alle geheimpjes. Met haar door de straten lopen, is een feest. Het wordt saai, maar ook zij is geliefd. Nara is intelligent. Als we op zondagochtend gaan frühshoppen met een paar mensen, en ik haar vraag naar de toekomst van haar dorp, dan heeft ze een besliste en goed onderbouwde mening. Het ontbreekt aan industrie, aan investeringen. De grond is perfect, maar de wil schijnt er niet te zijn om iets op te bouwen. Ook is er te veel politiek gekrakeel. Jongeren trekken weg, wat heeft het dorp voor toekomst te bieden? Jawel, Presidente Kennedy groeit nog, al gaat het gestaag.
Mijn favoriet is Guilherme. Een heerlijke puber en enig kind van Daura, weer een andere dochter van de familie. Zij werkt ook voor de gemeente, op het secretariaat voor het onderwijs. Daura maakt zich zorgen over haar zoon. In de vakanties komt hij steevast bij het ochtendkrieken pas thuis. En vaak te diep in het glaasje gekeken. De hele familie spreekt er meer of minder schande van. Ik neem het op voor Guilherme. Hij is uiterst komisch, is absoluut geen boeffie, studeert hard wanneer het moet, is heerlijk aan het puberen, steelt niet, gebruikt geen drugs en heeft geen verkeerde vrienden. En hij is eerlijk. Die zondag komt hij tegen het middaguur aanzakken. Met een waanzinnige kater. Hij ploft neer op de vloer van veranda van de woning. Alles doet pijn. ´´Hoe moet dat nou vanavond, dan moet je toch weer op de been zijn jongen``, bijt ik hem toe. Hij tilt met moeite zijn hoofd op en zegt: ´´Jazeker, ik moet er maar iets op vinden om me beter te voelen.`` Einde gesprek.
Op een dinsdagochtend heel vroeg is het feest voorbij. Wij gaan terug naar Palmas. We passeren weer de rivier Rio Tocantins, waar met de bus over een kleine pont moeten. Immer files. Het duwbootje dat de pont op en neer vaart, is krakkemikkig. Tijdens de enkele minuten durende overtocht kijk ik in het bootje. Een man schept lekkende vette olie op een schenkt het weer in de motor. Levensgevaarlijk.
In de verte doemen de skeletten op van een brug. Na jaren. Eindelijk. Het betekent we het einde van de veerdienst en dat is misschien maar goed ook. Het betekent ook het einde van kinderarbeid. Tenminste op de veerboot.
Kinderen van rond de tien jaar verkopen allerhande indiaanse zelf gemaakte spulletjes. ´´Geen foto hè?`` Indianen zijn er niet zo gek op als anderen foto´s van hen maken. Maar mijn vriendin is hen te snel af. Niemand doet iets aan deze praktijken hier, ze waren er vorig jaar ook al. Het is ten strengste verboden. Maar ouders en familie van deze kinderen zijn straatarm, zo kunnen ze wat bij verdienen. Kinderarbeid is er nog veel te massaal in Brazilië. Langzaam worden controles en toezicht beter. Maar in het binnenland, daar gaan we weer, zijn er amper controles.
De 43 dagen Tocantins worden afgesloten met een paar dagen Palmas. Om uit te rusten van het bachanaal in Presidente Kennedy. De regen stopt maar niet, ik bezuinig op het kijken naar de televisie. Het zijn prachtige dagen geweest, stuk voor stuk, ik had het voor geen goud willen missen. Terug naar Goiãnia, weer ´s nachts, weer in de bus met twee verdiepingen en weer lekker vooraan. De air-conditioning breekt me op. Ik kan niet met hoesten stoppen. Opkomende griep. Teveel van het lichaam gevergd. En ja hoor, onbekende vrouw die naast me zit in de bus tovert een plastic flesje tevoorschijn. ´´Drink maar, helpt.`` Dat doet het, zij het even. In Goiãnia is het zondagochtend zeven uur en zowaar kurkdroog. Een vriend haalt ons op. Ik wil naar bed en snel. En een hete douche ditmaal. En niet denken aan regens en andere drama´s. Even van de wereld. Welterusten!
dinsdag 8 februari 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten