Een apart jaar, 1999. Ik zou op 23 december, vlak voor Kerstmis dus, voor de eerste keer voet aan wal zetten in het grootste Latijns-Amerikaanse continent. Waar ik nu bijna onafgebroken negen jaren woon.

Een turbulent jaar ook, 1999. Feyenoord zou weer eens kampioen van Nederland worden. Dat was op zondag 25 april, na 2-2 thuis tegen NAC. Maar we spoelen vooruit. Eerst was er die winterstop van het voetbalseizoen ´98-´99. Voor voetbalsupporters die niet in 23 seizoenen honderden wedstrijden in binnen- en buitenland van hun club hebben bezocht, een korte uitleg. Wedstrijden in winter- en zomerstop, de weken dat de landelijke voetbalcompetitie stilligt, zijn een groot feest. Zeker voor de vaste kern van Feyenoordsupporters. Geen zenuwen voor wederom verlies, lekker reizen, wat zien van andere culturen en toch dichtbij het cluppie. Feyenoord belegde in de genoemde winterstop een trainingskamp in Turkije, van zaterdag 16 tot en met zaterdag 23 januari. Het speelde een wedstrijd in Istanbul en eentje in Antalya.
Daar zag het evenwel niet naar uit. Feyenoord was verdraaid slordig met tijdig duidelijke informatie te geven over de te spelen wedstrijden in Turkije. Fijn voor de supporters. Spelen in Istanbul én Antalya, eerste mededeling, daarna alleen in Antalya en toen ik uiteindelijk via Istanbul in Antalya aankwam, kon ik gelijk terug die gammele bus in voor een gekke oefenpot tegen Galatasaray. Gek ja, omdat de spelers van Feyenoord werden bestolen. Een Turks onverlaatje had zijn kans schoon gezien om tijdens de eerste helft via een klein raam de kleedkamer van Feyenoord binnen te klimmen om er waardevolle spullen en geld buit te maken van de spelers. Het zou goedkomen, de dader werd later gepakt. Feyenoord wilde aanvankelijk de tweede helft niet meer het veld op. Dat deed het toch en maakte een 2-0-achterstand ongedaan: (2-2).

Ik stapte uit de taxi en ging met mijn tas met schone onderbroeken en Feyenoordkleding in een portiek zitten. De taxichauffeur wist niet hoe snel hij weg moest rijden. Ik wist bij Allah niet waar ik was en wat ik moest doen. Een potje janken. Niet vanwege verdriet, maar vanwege die oerdomme actie van me. Machteloos. Daar stopte een auto. Drie oudere Turken stapten uit. Een man vroeg mij, weer in het Duits, wat er aan de hand was. Ik legde het uit. ´´Eerst naar de toeristenpolitie, stap in, ik zal je helpen.`` Ik twijfelde geen moment, kon niets meer kwijtraken. Gelukkig had ik mijn paspoort en vliegtickets in mijn jas verborgen, die waren gered. Bij de toeristenpolitie gaf de nieuwe reddende engel een visitekaartje. ´´Bel me als je me nodig hebt.``
De dienstdoende politie-officier maakte een proces-verbaal op. Een vriendelijke man, al had ik het wel gehad met vriendelijke Turkse mannen. Toen. ´´Wat ga je doen? Als je wilt, gaan we nu naar het vliegveld en zorg ik ervoor dat je ticket wordt veranderd. Kun je vanavond of morgen vroeg terug naar Nederland.`` Ik keek de politieman aan, begreep niet wat hij zei. ´´Terug? Ik moet naar Antalya. Daar speelt Feyenoord.`` Hij lachte: ´´Maar hoe dan? Antalya is ver weg.`` Ik haalde mijn schouders op. ´´Weet je wat, ik heb een vriend die heeft een hotel hier vlakbij. Kun je gratis slapen. Je bent doodop, het is laat. Morgen zien we verder.``
In dat hotel mocht ik ook gratis naar Nederland bellen en kon zo mijn pas blokkeren. Dat was één. De volgende ochtend, na een slapeloze nacht, de Turk gebeld die me naar de politie had gebracht. Hij draafde direct op. Het was die dag het einde van de Ramadan, ik moest het samen met hem vieren. Naar Antalya? Geen punt, ik koop een buskaartje voor je. Joh.
Nog één telefoontje naar Belek, naar een superluxe hotel/sportcomplex op zo´n dertig kilometer van Antalya. Daar huisde de Feyenoordselectie, daar waren collega-journalisten. Die journalisten kende ik goed. Michel van Egmond onder anderen. Ik kreeg er één aan de telefoon, weet niet meer wie, ik dacht Michel ja, en legde mijn situatie uit. ´´Als ik dat trainingskamp binnenwip, kunnen jullie me dan geld lenen. Genoeg op de girorekening, maar geen pasje meer, zie je.`` Geen probleem. Opluchting.
De dag met die Turkse engelbewaarder werd een regelrechte ramp. Wat hij deed, was perfect. Daar niet van. Hij zorgde goed voor me. Hij nam me mee naar zijn huis, naar zijn vrienden, verzorgde een tour door het waanzinnig fascinerende Istanbul, gratis heerlijk eten in een restaurant en naar het busstation, waar hij bij me bleef tot de bus naar Antalya vertrekte. Gaf me zelfs nog een paar Turkse Lira´s mee.


Nog één horde. Het sportcomplex (foto rechtsboven) was hermetisch afgesloten van de buitenwereld. Enorme slagbomen, Turken in uniformen en met enge geweren. Kom ik aan. Stinkend naar zweet, wallen onder de ogen tot aan de enkels, een verschoten spijkerbroek. Alles of niets, was het credo. Ik had van Feyenoordspeler Jean-Paul van Gastel in 1997 in Kosiçe in Slowakije (waar de club de laatste wedstrijd dat seizoen in de Champions League speelde) zijn trainingsjack gekregen. Super. Meegenomen, natuurlijk. Ik viste het uit mijn tas, deed het aan en stapte onvervaard op de slagbomen af. Met een hart dat bijkans uit het lichaam klopte, commandeerde ik in het Nederlands: ´´Opendoen! Feyenoord.`` En wees op mijn jack. Nog nooit ging een slagboom zo snel open.
Gered. Nu dat beloofde geld ophalen, terug naar Antalya, een goedkoop hotel, douchen en slapen. Ik kon geen stap meer zetten, had ook geen lira meer over van die wolf. In de lounche van hotel een lange tafel en daar zaten ze. De heren journalisten. Mijn eigen bloed. ´´Geld? Nou, uh, we hebben geprobeerd te pinnen, het ging niet. Nee, ook met een creditcard lukte het niet.`` Daar kon ik het mee doen. Ik stond erbij en luisterde ernaar. Zei niks. Geen kopje koffie, geen glaasje prik. Niks. Naar de toilet, water, ik had dorst. Fijne collega´s. Stelletje idioten.


Ja, een boekje over Feyenoordbelevingen, over Turkije, een land waar ik ook veel van ben gaan houden. Echter, echt geen tijd. Snel deze veel te lange blog publiceren. Want internet kan ieder uur worden afgesloten, de rekening is niet betaald. Familie van lief beloofde een gratis verhuizing te regelen naar Palmas, hoofdstad van de Braziliaanse jongste staat Tocantins, zo´n kleine duizend kilometer noordwaarts. Daar gaan we inwonen bij de ouders van lief. Dozen zijn ingepakt, kasten van de muur. Maar geen verhuiswagen. Chauffeur heeft het druk, is de mededeling van familie deze week, we gaan op zoek naar een ander. Dat gaat wederom ´even duren`. Op zich niks bijzonders, het duurt altijd ´even` in dit land. Maar we willen weg, ik wil aan de slag in Palmas (zie vorige blog). Opwinden heeft geen zin, dat betekent negatieve energie. Wachten is de boodschap. Gedachten de vrije loop. Peinzen. En zo passeren gebeurtenissen uit het verleden. Gebeurtenissen die deze burger moed en houvast bieden.